ECLI:NL:RBROT:2018:697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
5590176
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en betaling pensioenpremies na onrechtmatige daad door werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voormalige werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, Bergwerff Assurantien B.V. De eiseres vorderde betaling van pensioenpremies en schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, omdat zij meende dat haar werkgever de pensioenovereenkomst niet correct had nagekomen. De eiseres was van 1 april 2003 tot 1 maart 2015 in dienst bij Bergwerff en had een arbeidsovereenkomst van 32 uur per week. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Bergwerff vanaf 1 juli 2012 de pensioenovereenkomst niet correct heeft uitgevoerd en dat er een onjuist pensioengevend salaris als uitgangspunt is genomen, wat heeft geleid tot te lage premiebetalingen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet vrijstond om zelf invulling te geven aan de pensioengrondslag en het pensioengevend salaris, en dat deze termen conform de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement ingevuld dienden te worden. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres tot schadevergoeding toegewezen, omdat de werkgever onrechtmatig heeft gehandeld door de pensioenovereenkomst niet correct na te komen. De kantonrechter heeft Bergwerff veroordeeld tot betaling van € 22.523,21 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 5590176 \ CV EXPL 16-51875
uitspraak: 9 februari 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: DAS N.V.,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bergwerff Assurantien B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. H. Beek.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “Bergwerff”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 7 december 2016 met producties;
  • de conclusie van antwoord met één productie;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek met één productie, en
  • de akte uitlaten producties van [eiseres] ten behoeve van de rolzitting van 6 september 2017.
1.2
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1960, is van 1 april 2003 tot 1 maart 2015 bij Bergwerff in dienst geweest in de functie van commercieel medewerkster. Het laatstgenoten salaris van [eiseres] bedroeg € 2.716,00 bruto per maand op basis van een arbeidsovereenkomst van 32 uur per week.
2.2
In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat overname van pensioenregeling mogelijk is.
2.3
Bij brief van 4 juli 2003 is door Stad Rotterdam Verzekeringen (hierna: “SRV”) aan Bergwerff een pensioenvoorstel gedaan ten behoeve van [eiseres] met kenmerk PSWOFF_2003_00016_00 / 15. In dat voorstel staat onder andere dat het is gebaseerd op een pensioentoezegging volgens het beschikbare premiesysteem waarbij de premie wordt aangewend voor de afdekking van pensioenaanspraken door het sluiten van verzekeringen op kapitaalbasis.
De pensioengrondslag is volgens het voorstel dat deel van het salaris waarover het pensioen wordt opgebouwd. De pensioengrondslag wordt vastgesteld door op het pensioengevend jaarsalaris een franchise in mindering te brengen. Het pensioengevend jaarsalaris is gelijk aan 12,96 maal het vaste bruto maandsalaris. De franchise wordt, evenals het pensioengevend salaris, jaarlijks vastgesteld. De hoogte van de beschikbare premie is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer. De beschikbare premie op jaarbasis (exclusief de premie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) vloeit voort uit de in het voorstel opgenomen staffel.
In het pensioenvoorstel is SRV uitgegaan van een beschikbare premie voor [eiseres] van
€ 2.313,41 per jaar op basis van een pensioengevend salaris van € 25.920,00, een AOW-franchise van € 11.213,00 en aldus een pensioengrondslag van € 14.707,00.
2.4
Bergwerff is op 11 september 2003 voor [eiseres] bij SRV een pensioenovereenkomst aangegaan conform voornoemd pensioenvoorstel met als ingangsdatum van de polis
1 oktober 2003, terwijl [eiseres] met terugwerkende kracht werd verzekerd vanaf 1 april 2003. Per 1 januari 2006 is Fortis ASR Levensverzekeringen N.V. (hierna: “ASR”) de uitvoerder geworden van de regeling.
2.5
De pensioenovereenkomst is per 1 juli 2012 gewijzigd zoals uiteengezet in “de melding van wijziging”.

3.De vordering

3.1
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te verklaren voor recht dat Bergwerff de pensioenovereenkomst niet op correcte wijze is nagekomen, en
Bergwerff te veroordelen tot nakoming van de pensioenovereenkomst, door middel van het afdragen van de verschuldigde pensioenpremies aan ASR danwel haar rechtsopvolgster, te weten een totaalbedrag van € 22.523,21 e.e.a. in overeenstemming met de berekening van [B.] die als productie 13 onderdeel A van de dagvaarding is gevoegd, te vermeerderen met de gederfde rente- en koersverliezen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag dat Bergwerff na betekening van het ter wijzen vonnis daar aan niet voldoet;
dan wel
voor het geval afdracht zoals onder b gevorderd niet kan geschieden, betaling van het onder b gevorderde op een andere vervangende pensioenvoorziening die voldoet aan de eisen van de Pensioenwet en die gelijkwaardig is aan de regeling die [eiseres] bij ASR had, eveneens op straffe van een dwangsom zoals onder b opgenomen;
dan wel
voor het geval nakoming van de pensioenovereenkomst zoals onder b en c gevorderd niet meer mogelijk is, Bergwerff te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding van € 22.523,21 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2015 tot de dag van algehele voldoening
subsidiair
te verklaren voor recht dat Bergwerff de pensioenovereenkomst niet op correcte wijze is nagekomen, en
Bergwerff te veroordelen zoals onder b gevorderd, zij het tot een bedrag van
€ 11.947,71 op basis van productie 13 onderdeel B;
dan wel
Bergwerff te veroordelen zoals onder c gevorderd, zij het tot een bedrag van
€ 11.947,71 op basis van productie 13 onderdeel B;
dan wel
Bergwerff te veroordelen zoals onder d gevorderd, zij het tot een bedrag van
€ 11.947,71;
meer subsidiair
i. te verklaren voor recht dat de pensioenovereenkomst niet op correcte wijze is nagekomen;
Bergwerff te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
Bergwerff te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat de pensioenovereenkomst niet correct is nagekomen. Er is een onjuist pensioengevend salaris als uitgangspunt genomen en er is, mede als gevolg van het voorgaande, te weinig premie betaald door Bergwerff. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [eiseres] een deskundige, de heer [B.], ingeschakeld. De deskundige heeft zijn bevindingen op schrift gesteld, hetgeen als productie 13 in het geding is gebracht.
[eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat er van 1 april 2003 tot 1 maart 2015 sprake was van een beschikbare premiestaffel. De staffel is per 1 juli 2012 gewijzigd.
Subsidiair stelt [eiseres] dat er tot 1 juli 2012 sprake was van een vaste premie en een premiestaffel vanaf 1 juli 2012. Dat laatste blijkt uit de “melding van wijziging” en het pensioenreglement van ASR. De premiebetaling vanaf 1 juli 2012 is ten onrechte niet afgeleid uit deze staffel, hetgeen blijkt uit de uniforme pensioenoverzichten die [eiseres] heeft ontvangen.

4.Het verweer

4.1
Bergwerff betwist de vordering. Daartoe voert zij aan dat er tot 1 juli 2012 sprake was van een vaste premie. Eventuele aanvullende dekking kwam voor rekening van de deelnemer. Bergwerff vermoedt dat ASR per ongeluk een verkeerd pensioenreglement aan Bergwerff heeft aangeleverd, waardoor zij vanaf 1 juli 2012 nu onbedoeld met een salarisafhankelijke premie zitten. Bergwerff erkent dat zij als gevolg daarvan vanaf 1 juli 2012 te weinig premie voor [eiseres] heeft betaald. Dat heeft Bergwerf aangegeven bij ASR en ASR is doende om een herberekening te maken, aldus Bergwerff. Zodra Bergwerff de nieuwe premienota heeft ontvangen zal zij die voldoen. Volgens Bergwerff heeft [eiseres] haar voor het eerst bij dagvaarding aangesproken op het niet correct toepassen van het pensioenreglement vanaf 1 juli 2012, zodat ten aanzien daarvan rauwelijks is gedagvaard.
4.2
Met betrekking tot de periode tot 1 juli 2012 voert Bergwerff aan dat [eiseres] nooit bezwaar heeft gemaakt tegen de afdracht van steeds hetzelfde bedrag, terwijl zij dat in het kader van de uitoefening van haar werkzaamheden had kunnen zien. Bergwerff stelt zich op het standpunt dat de premie vooraf wordt vastgesteld en gedurende de gehele looptijd van de arbeidsovereenkomst hetzelfde blijft, waarbij als uitgangspunt het reële jaarsalaris op het moment van het aangaan van de pensioenovereenkomst geldt en niet het salaris bij een volledig dienstverband. Er is niet overeengekomen dat de premie stijgt naarmate de werknemer ouder wordt. [eiseres] is akkoord gegaan met het pensioenaanbod.
4.3
Bergwerff betwist de verschuldigdheid van enige proceskosten, omdat die voorkomen hadden kunnen worden als [eiseres] was ingegaan op de uitnodiging voor een gesprek bij Bergwerff op kantoor.

5.De beoordeling

5.1
Bergwerff erkent dat zij de pensioenovereenkomst vanaf 1 juli 2012 tot 1 maart 2015 niet correct heeft uitgevoerd. Ten aanzien van de periode voor 1 juli 2012 heeft Bergwerff erop gewezen dat [eiseres] zelf (ook) over het hoofd heeft gezien dat Bergwerff ieder kwartaal hetzelfde bedrag voldeed ter zake van het pensioen van [eiseres]. [eiseres] betwist dat zij daar enig zicht op had. Wat er ook van zij, Bergwerff heeft aan haar stelling op dit punt geen juridische gevolgen verbonden zodat daar aan voorbij wordt gegaan.
5.2
Met [eiseres] is de kantonrechter van oordeel dat het Bergwerff niet vrij stond om zelf invulling te geven aan de aspecten pensioengrondslag en pensioengevend salaris. Die begrippen dienen te worden ingevuld conform de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement. Het is gebruikelijk dat de hoogte van de pensioenpremie, zoals door [eiseres] gesteld, jaarlijks wordt vastgesteld. Voor de periode tot 1 juli 2012 is geen pensioenreglement in het geding gebracht. Bergwerff stelt dat er een pensioenreglement, conform wettelijke verplichting, is overeengekomen in overeenstemming met het hiervoor bedoelde pensioenvoorstel. Gelet op het ontbreken van die regeling in deze procedure wordt uitgegaan van de informatie uit het pensioenvoorstel. In dat pensioenvoorstel dat betrekking heeft op de pensioenovereenkomst die gold tot 1 juli 2012 is een staffel opgenomen voor het berekenen van de beschikbare premie van de werknemer en er wordt expliciet vermeld dat de beschikbare premie afhankelijk is van de leeftijd van de werknemer. Er is niets in opgenomen over een vast premiepercentage gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst. Ook ten aanzien van de leeftijd is nergens opgenomen dat er gedurende de hele looptijd wordt uitgegaan van de leeftijd bij aanvang van de overeenkomst. In de door Bergwerff in het geding gebrachte folder van het Verbond van Verzekeraars staat juist wel het volgende:
‘Bij beschikbare premieregelingen staat de inleg van de premie gedurende de looptijd van de pensioenregeling min of meer vast. Bij de meeste beschikbare premieregelingen stijgt de premie naarmate u ouder wordt. In een beperkt aantal regelingen geldt een vast premiepercentage. De hoogte van de premie verschilt dus per pensioenregeling.’In artikel 4 van het pensioenreglement dat vanaf
1 juli 2012 heeft te gelden is zelfs expliciet opgenomen dat de beschikbare premie een jaarpremie betreft. In dat artikel is ook omschreven dat het percentage en de leeftijd van de deelnemer voor de eerste maal bij aanvang van het deelnemerschap en daarna ieder jaar op
1 januari worden vastgesteld. Ook is expliciet vermeld dat de pensioengrondslag voor de eerste maal wordt berekend bij opname van de (aspirant) deelnemer in de pensioenregeling van de werkgever en vervolgens ieder jaar per 1 januari en bij wijziging van de deeltijdfactor. In het pensioenreglement van ASR staat tevens beschreven op welke wijze de beschikbare premie berekend moet worden voor een deeltijdwerker. Voor het standpunt van Bergwerff dat de hoogt van de premie voor een werknemer/deelnemer bij aanvang wordt vastgesteld voor de gehele looptijd van de pensioenovereenkomst is geen steun te vinden in de stukken. Gelet op het voorgaande wordt er zowel voor de periode van 1 april 2003 tot
1 juli 2012 als voor de periode van 1 juli 2012 tot 1 maart 2015 uitgegaan van de uitleg die [eiseres] geeft aan de tussen partijen bestaande afspraken. Dat betekent dat de gevraagde verklaring voor recht dat Bergwerff de pensioenovereenkomst niet op correcte wijze heeft uitgevoerd voor toewijzing gereed ligt.
5.3
Bergwerff heeft een beroep gedaan op verjaring van een deel van de vordering op grond van artikel 3:308 BW. De premie waarvan in deze zaak primair onder b en c betaling wordt gevorderd dient inderdaad per jaar te worden betaald, zoals in voornoemd artikel wordt omschreven. [eiseres] doet in dat verband een beroep op artikel 59 van de Pensioenwet. Dat artikel ziet echter, in tegenstelling tot wat [eiseres] zegt, niet op een geval als het onderhavige. De rechtsverhouding waar het om gaat in artikel 59 Pensioenwet is die tussen de rechthebbende/deelnemer/werknemer en de pensioenuitvoerder en die is niet te vergelijken, laat staan gelijk te stellen, met die tussen de rechthebbende en de werkgever, zoals in deze zaak. Dat betekent dat de verjaringstermijn van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden conform artikel 3:308 BW van toepassing is. De premies zijn ieder jaar door de werkgever verschuldigd aan de pensioenuitvoerder. Dat betekent dat de verjaringstermijn jaarlijks voor de premie van het betreffende jaar gaat lopen. Daar aan doet niet af dat [eiseres] er pas sinds 2014 van op de hoogte is dat Bergwerff te weinig premie voor haar afdraagt aan de pensioenuitvoerder. [eiseres] vordert betaling van premies vanaf 1 april 2003. Zij heeft gesteld dat zij al in haar opzeggingsbrief van 20 december 2014 ondubbelzinnig aanspraak heeft gemaakt op nakoming van de pensioenovereenkomst, hetgeen volgens [eiseres] als stuitingshandeling dient te worden aangemerkt. Wat daar ook van zij, dat zou er slechts voor zorgen dat haar vordering tot betaling van premie vanaf 20 december 2009 toewijsbaar is. Voor de periode van 1 april 2003 tot 20 december 2009 is de vordering tot betaling van premie in ieder geval verjaard. Dat heeft tot gevolg dat nakoming van de pensioenovereenkomst zoals onder b en c gevorderd niet meer mogelijk is en wordt afgewezen, zodat aan beoordeling van de vordering onder d wordt toegekomen.
5.4
[eiseres] heeft een schadevergoeding gevorderd gelijk aan de hoogte van de onder b en c gevorderde premie. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] aan haar vordering op dit punt ten grondslag legt dat Bergwerff door het niet volledig nakomen van de pensioenovereenkomst onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld zoals bedoel in artikel 6:162 lid 1 BW:
‘Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.’Een onrechtmatige daad kan ingevolge het bepaalde in lid 2 van dat artikel worden aangemerkt als een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Het leerstuk van samenloop brengt met zich mee dat [eiseres] de korte verjaringstermijn van 5 jaar op grond van artikel 3:308 BW niet kan ontgaan door haar vordering tot nakoming van de pensioenovereenkomst te baseren op onrechtmatige daad (ECLI:NL:HR:2007:BA1414). Dat doet [eiseres] ook niet. Het gaat in het kader van het beroep op onrechtmatige daad immers, anders dan in het kader van de vorderingen onder b en c, om het verwijt van [eiseres] aan het adres van Bergwerff dat Bergwerff de uitvoeringsovereenkomst jegens de pensioenuitvoerder niet correct is nagekomen als gevolg waarvan [eiseres] schade heeft geleden. In het pensioenrecht is sprake van een bijzondere driehoeksverhouding die tot uitdrukking komt in de Pensioenwet. De basis is de pensioenovereenkomst tussen [eiseres] en Bergwerff. Op grond van artikel 23 van de Pensioenwet is de werkgever verplicht om de pensioenovereenkomst op basis van een uitvoeringsovereenkomst buiten de onderneming onder te brengen bij een pensioenuitvoerder. Als gevolg van deze externe onderbrenging ontstaat een zelfstandige relatie tussen de pensioenuitvoerder en de werknemer/deelnemer.
5.5
De Hoge Raad heeft bepaald dat indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt kunnen meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen (ECLI:NL:HR:2004:AO9069). Bij de beantwoording van de vraag of deze normen zulks meebrengen zal de rechter de ter zake dienende omstandigheden van het geval dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling. Bergwerff dient in dat verband als werkgever te worden aangemerkt als professionele partij van wie de benodigde kennis van het pensioenrecht mag worden verwacht. Althans, in ieder geval van de vereiste kennis en kunde om haar eigen administratie en die van de pensioenuitvoerder ten aanzien van de premie afdracht te kunnen controleren en om in dat kader eventuele fouten te kunnen constateren. Kennelijk was Bergwerff daartoe ten aanzien van de premiebetaling van [eiseres] niet in staat, gelet op het feit dat het met de premiebetaling ten behoeve van [eiseres] vele jaren - ongemerkt - is mis gegaan. Ook na een wijziging van de voorwaarden, terwijl juist op zo’n moment extra alertheid van een werkgever mag worden verwacht. Het gaat immers doorgaans niet om geringe financiële belangen, zowel aan werkgevers- als aan werknemerszijde. Onwetendheid aan de zijde van de werkgever komt voor haar rekening en risico. In de parlementaire geschiedenis is bepaald dat ook degene die dwaalt ten aanzien van de rechtmatigheid van zijn handelen een onrechtmatige daad pleegt die hem kan worden toegerekend. En, hoewel van een werknemer natuurlijk ook enige oplettendheid wordt gevergd, gaat dat niet zo ver dat [eiseres] had moeten constateren dat er iets dermate ernstigs mis ging met de premiebetaling door Bergwerff zoals thans is gebleken. [eiseres] ontving jaarlijks pensioenoverzichten en haar daarop vermelde pensioenaanspraak steeg jaarlijks. Van een gemiddeld werknemer, en in deze zaak is onvoldoende komen vast te staan dat voor [eiseres] anders zou moeten gelden, kan niet worden verwacht dat hij of zij het pensioenoverzicht jaarlijks zodanig bestudeert dat zij de juistheid van de aan de pensioenaanspraak ten grondslag liggende werkgeverspremie(berekeningen) controleert.
Een en ander leidt tot het oordeel dat het belang van [eiseres] zo nauw betrokken is bij de behoorlijke uitvoering van de uitvoeringsovereenkomst tussen Bergwerff en de pensioenuitvoerder dat zij schade of ander nadeel kan lijden als Bergwerff als contractant in die uitvoering tekort schiet. Sterker nog, [eiseres] heeft daardoor ook schade geleden. Naar het oordeel van de kantonrechter brengen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt onder de gegeven omstandigheden mee dat Bergwerff de belangen van [eiseres] had moeten ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Dat heeft Bergwerff nagelaten.
5.6
Gelet op al het voorgaande wordt geconcludeerd dat aan alle vereisten van artikel 6:162 BW is voldaan. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart op grond van artikel 3:310 lid 1 BW door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. [eiseres] heeft gesteld dat zij pas eind 2014 bekend is geworden met het uitblijven van volledige betaling van pensioenpremie ten behoeve van haar pensioen door Bergwerff aan de pensioenuitvoerder. Dat is door Bergwerff onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat daarvan uit wordt gegaan. Sindsdien zijn geen vijf jaren verstreken. De schade wordt gevorderd vanaf 1 april 2003. Evenmin zijn 20 jaren vanaf die datum verstreken. Dat heeft tot gevolg dat de schadevergoedingsvordering van [eiseres] niet is verjaard. Dat betekent dat Bergwerff verplicht is om de schade te vergoeden die [eiseres] lijdt door het handelen van Bergwerff (het niet betalen van de juiste premie). [eiseres] heeft het door haar gevorderde bedrag van € 22.523,21 onderbouwd door een verklaring en berekening van een externe deskundige. Bergwerff betwist dat de conclusies van die deskundige kloppen, omdat in de berekening wordt uitgegaan van onjuiste aannames ter zake van de pensioengrondslag en het pensioengevend salaris. Onder 5.2 is echter uitgemaakt dat voor de invulling van die termen wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiseres], zodat ook wordt uitgegaan van de juistheid van de aannames in het rapport van de deskundige. Daarmee is het verweer van Bergwerff ten aanzien van de juistheid van de berekening van de door haar verschuldigde premie gepareerd. Daarom wordt het door [eiseres] gevorderde bedrag aan schadevergoeding toegewezen. Bergwerff heeft bij conclusie van dupliek aangevoerd dat zij een nabetaling aan de pensioenuitvoerder heeft gedaan. Zij heeft echter nagelaten om enig bedrag te noemen en ook een betalingsbewijs ontbreekt bij de stukken. [eiseres] betwist de nabetaling als gevolg van het ontbreken van enig bewijs. Om diezelfde reden zal in dit vonnis ook geen rekening worden gehouden met enige betaling van Bergwerff. Mocht blijken dat Bergwerff inderdaad een nabetaling van premie ten behoeve van [eiseres] aan de pensioenuitvoerder heeft gedaan en die betaling ziet op premie die aan de veroordeling tot betaling van schadevergoeding ten grondslag ligt, dan wordt [eiseres] opgedragen om met die betaling bij de tenuitvoerlegging van dit vonnis rekening te houden.
5.7
De rente over het toegewezen bedrag aan hoofdsom wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van deze uitspraak.
5.8
Bergwerff wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Voor compensatie van kosten ziet de kantonrechter geen aanleiding. Bergwerff voert daartoe aan dat zowel [eiseres] als Bergwerff de wijziging van grondslag van de pensioenpremie over het hoofd hebben gezien. Zoals eerder geoordeeld kan [eiseres] op dit punt echter geen verwijt worden gemaakt. Ten tweede voert Bergwerff aan dat een procedure vermeden had kunnen worden als [eiseres] akkoord was gegaan met een gesprek bij Bergwerff op kantoor, zodat daar ‘de omissie’ had kunnen worden ontdekt en hersteld, zoals dat volgens Bergwerff nu tijdens de procedure is gebeurd. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding al meerdere keren een gesprek heeft gehad met Bergwerff over de onderhavige materie en, getuige de inhoud van de dagvaarding en dit vonnis, dat die gesprekken niets opleverden. [eiseres] is niet verplicht om te blijven ingaan op verzoeken tot gesprekken van Bergwerff. Verder blijkt dat Bergwerff niet altijd heeft gereageerd op de schriftelijke berichten van [eiseres]. [eiseres] mocht in de gegeven omstandigheden besluiten om over te gaan tot dagvaarden en dat is niet rauwelijks of anderszins onredelijk te noemen. Bovendien blijkt uit dit vonnis dat de door Bergwerff aangeduide omissie geenszins is hersteld zoals door Bergwerff wordt aangevoerd ‘zoals nu is gebeurd’. Dat zou ook niet het geval zijn als de door Bergwerff gestelde betaling vast was komen te staan, omdat die betaling slechts ziet op de periode vanaf 1 juli 2012.

6.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat Bergwerff de pensioenovereenkomst niet op correcte wijze is nagekomen;
veroordeelt Bergwerff om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen
€ 22.523,21 vermeerderd met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Bergwerff in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 471,00 aan griffierecht, € 102,37 aan dagvaardingskosten en € 800,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
703