In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Acre B.V. en een gedaagde, die in Rotterdam woont. De eiser, Acre B.V., vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woning, alsook betaling van achterstallige huur en schadevergoeding. De procedure begon met een dagvaarding op 15 november 2017, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 20 februari 2018. De huurovereenkomst voor de woning aan [adres 1] was beëindigd op 31 juli 2017, terwijl de gedaagde per 1 augustus 2017 een nieuwe huurovereenkomst had voor een woning aan [adres 2]. Acre vorderde een totaalbedrag van € 3.733,25, inclusief achterstallige huur en schade aan de woning aan [adres 1]. De gedaagde voerde verweer en betwistte de huurachterstand en de hoogte van de schade. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen huurachterstand had voor de woning aan [adres 2] en dat de schade aan de deuren in de woning aan [adres 1] vastgesteld moest worden op € 166,98. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.982,46, vermeerderd met rente en proceskosten. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, maar de gedaagde werd wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en schadevergoeding.