ECLI:NL:RBROT:2018:6871

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
ROT 18/920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen uitkeringsspecificaties onder de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [Naam], en het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen uitkeringsspecificaties die betrekking hadden op haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De verweerder had het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij te laat had ingediend omdat er geen rechtsmiddelenverwijzing op de specificaties stond vermeld. De rechtbank overwoog dat de uitkeringsspecificaties besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dat het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing in beginsel kan leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiseres en haar gemachtigde redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn van de termijn voor het indienen van bezwaar, gezien de frequentie van de uitkeringsspecificaties. Eiseres had ook eerder kunnen informeren bij de verweerder over de juistheid van de specificaties. Het subsidiaire verzoek van eiseres om haar bezwaar op te vatten als een verzoek tot herziening werd door de rechtbank afgewezen, omdat dit een andere procedure betreft. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 18/920

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2018 in de zaak tussen

[Naam], te [Plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. K.M. van der Boor,
en

het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, verweerder,

gemachtigde: mr. A. Mersel.

Procesverloop

Bij uitkeringsspecificaties, voor zover hier van belang laatstelijk van 13 december 2016 (de primaire besluiten) heeft verweerder op het recht op uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) bedragen ingehouden wegens inkomsten uit arbeid.
Bij besluit van 2 januari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit (aanvullend) beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2018. Eiseres en haar gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1.1.
Bij besluit van 29 juli 2015 heeft verweerder eiseres een aanvullende bijstandsuitkering toegekend vanaf 26 april 2015. Daarnaast heeft eiseres inkomsten uit arbeid. Die inkomsten worden ingehouden op haar bijstandsuitkering. In 2016 heeft eiseres op 22 januari, 14 en 15 maart, 25 april, 30 mei, 27 en 28 juni, 3 augustus, 25 oktober, 10 november en 13 december een uitkeringsspecificatie ontvangen, in 2017 op 23 maart en 10 april. Op elke specificatie is een ander bedrag aan inkomsten ingehouden.
1.2.
Op 13 maart 2017 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificaties over de jaren 2014 tot en met 2017. Zij heeft aangevoerd dat zij te weinig aanvullende bijstand heeft ontvangen, doordat zij structureel te weinig, onjuist dan wel te laat is uitbetaald en er in veel gevallen geen of onjuiste loonstroken zijn verstrekt.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaar van eiseres te laat is ingediend nu de laatste specificatie dateert van 13 december 2016. De bezwaartermijn liep op 23 januari 2017 af en eiseres heeft geen verschoonbare reden opgegeven voor overschrijding van de bezwaartermijn. Voor zover zij bezwaar maakt tegen de (nog niet bekendgemaakte) specificatie van 23 maart 2017, wijst verweerder op de uitspraak van het gerechtshof ’s Gravenhage van 8 juni 1977, ECLI:NL:GHSGR:1977:AX3144. Eiseres kan geen gebruik maken van een rechtsmiddel als zij in het geheel nog niet kan weten in welke mate en waarom het besluit voor haar negatief uitvalt.
3. Eiseres stelt dat haar reden dat zij het bezwaarschrift te laat heeft ingediend wel verschoonbaar is, omdat een rechtsmiddelenverwijzing op de uitkeringsspecificaties ontbreekt. Zij verwijst daarbij naar vaste rechtspraak (onder andere ECLI:NL:RVS:2011:BT2131). Deze beroepsgrond slaagt niet.
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de uitkeringsspecificaties besluiten zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat eiseres daartegen bezwaar kan maken. Ook staat vast dat een rechtsmiddelverwijzing op die specificaties ontbreekt.
3.2.
Op grond van vaste rechtspraak, onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1840, leidt het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing bij een besluit in beginsel tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Dit beginsel lijdt uitzondering indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende tijdig wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken dan wel beroep of hoger beroep moest instellen. Van bekendheid met de termijn kan in ieder geval worden uitgegaan indien de belanghebbende voor afloop van de termijn reeds werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener.
3.3.
In dit geval betreffen het uitkeringsspecificaties die vrijwel iedere maand worden verstrekt/ontvangen. Noch daargelaten dat eiseres al veel eerder had kunnen informeren bij verweerder of de uitkeringsspecificaties juist waren, had de gemachtigde van eiseres kunnen weten dat hij te laat bezwaar maakte tegen de specificatie van 13 december 2016. Hij had kunnen wachten op de volgende specificatie.
4. Subsidiair verzoekt eiseres haar bezwaar op te vatten als een verzoek tot herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden.
4.1.
Het verzoek om herziening is een andere procedure. Verweerder heeft bij brief van 14 augustus 2018 laten weten dat dat verzoek zo snel mogelijk in behandeling wordt genomen. Het besluit op dat verzoek is een primair besluit waartegen bezwaar open staat. De rechtbank laat dit verzoek dan ook verder buiten beschouwing.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van C.J.H. Lamens-van den Bulk, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 22 augustus 2018.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.