ECLI:NL:RBROT:2018:6812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
10/732027-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handeling met minderjarige

Op 17 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 10 november 2008 tot en met 13 september 2014, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar gedurende zes jaar onzedelijk heeft betast en andere seksuele handelingen heeft verricht. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt om de feiten te onderbouwen. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor het eerste ten laste gelegde feit, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de aangeefster. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 12.000,- voor immateriële schade, terwijl de vordering voor materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/732027-17
Datum uitspraak: 17 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] )
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.C. van ’t Hek, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een ambulante behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke instelling en een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] ;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 12.000,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 ten laste gelegde bewezen te verklaren, omdat daarvoor – op grond van de aangifte, de getuigenverklaringen van [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] en de verklaring van de verdachte – voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
4.1.2.
Beoordeling
In deze zaak is voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde, zoals dat vaak het geval is in zedenzaken, telkens sprake geweest van een één op één situatie. Met andere woorden, er zijn geen directe getuigen. In de kern gaat het dus om het woord van de aangeefster tegen dat van de verdachte. Belastend voor verdachte is de verklaring van de aangeefster, die inhoudt dat zij door de verdachte langdurig seksueel is misbruikt en waarbij de ontuchtige handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Daartegenover staat de ontkennende verklaring van de verdachte. Bij de beoordeling van het ten laste gelegde feit zijn de authenticiteit van de aangifte en de ondersteunende bewijsmiddelen van groot belang.
Voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde seksueel binnendringen is de rechtbank van oordeel dat de bewijsmiddelen in het dossier in onvoldoende mate de verklaring van aangeefster ondersteunen, zodat de rechtbank niet aan het wettelijk bewijsminimum komt voor het seksueel binnendringen, en daarmee kan de rechtbank niet komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank merkt daarbij op dat de vrijspraak niet betekent dat hetgeen de aangeefster heeft verklaard niet heeft plaatsgevonden.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen, omdat ook hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Volgens de raadsman bestaan de getuigenverklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] immers slechts uit indirecte kennis.
4.2.2.
Beoordeling
De aangeefster [naam slachtoffer] doet op 24 augustus 2016 aangifte van onder andere ontuchtige handelingen bij haar gepleegd door de verdachte. Zij heeft verklaard dat de verdachte, die haar stiefvader is, haar gedurende zes jaar onzedelijk heeft betast, zijn onderlichaam tegen haar billen heeft gewreven en met haar heeft gezoend.
Voor wat betreft de onder 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen vindt de aangifte op essentiële punten steun in andere bewijsmiddelen. Allereerst wordt de aangifte ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige 1] , de buurvrouw van aangeefster. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte tijdens een feest in 2013 over de rug en billen van aangeefster heeft gewreven. Aangeefster heeft bij de politie ook over dit voorval verklaard. Voorts heeft de getuige [naam getuige 2] , een kennis van aangeefster, bij de politie verklaard dat aangeefster haar in 2009 verteld heeft dat haar stiefvader haar betastte op plekken die ze niet wilde: over haar borsten. Ook zou aangeefster deze getuige hebben verteld dat de verdachte op aangeefster ging liggen.
De bovengenoemde getuigenverklaringen geven naar het oordeel van de rechtbank duidelijk steun voor het deel uit de aangifte dat ziet op de ontuchtige handelingen en maken dat die aangifte ook betrouwbaar is. In het oordeel dat de aangifte betrouwbaar is, heeft de rechtbank ook betrokken dat de moeder van aangeefster, getuige [naam getuige 3] , zich twee incidenten herinnert waarover ook aangeefster heeft verklaard. Zo heeft de moeder van aangeefster verklaard dat zij aangeefster een keer uit de slaapkamer zag komen waar de verdachte sliep en dat zij hierna aangeefster heeft geslagen en aan de verdachte heeft gevraagd wat er aan de hand was. Daarnaast heeft de getuige verklaard dat zij zich een voorval herinnert, waarbij zij heeft gezien dat de verdachte op de wc zat en aangeefster snel naar boven rende op het moment dat de getuige de woning binnen kwam.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 10 november 2008 tot en met 13 september 2014
te Rotterdam met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum slachtoffer] 1998), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen,
- betasten van de borsten en billen van die [naam slachtoffer] , en
- wrijven met zijn onderlichaam tegen de billen van die [naam slachtoffer] , en
- tongzoenen met die [naam slachtoffer]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van 16 jaar buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een lange periode met zijn stiefdochter ontuchtige handelingen gepleegd. Zij was nog maar (ongeveer) 10 jaar toen het misbruik is begonnen. De verdachte heeft daarmee langdurig een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter. Bovendien speelde zich de strafbare feiten zich allemaal af in de beslotenheid van de eigen woning van aangeefster, een plaats waar zij zich veilig had moeten kunnen voelen. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeften en heeft door zijn handelen ernstig misbruik gemaakt van zijn positie als stiefvader en het in hem als stiefvader gestelde vertrouwen geschaad. De ervaring leert dat de gevolgen van dergelijk handelen voor het slachtoffer ernstig en langdurig kunnen zijn. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat deze gevolgen zich ook in deze zaak voordoen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 juli 2017, waarin geadviseerd wordt bij een bewezenverklaring de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland te Rotterdam en een ambulante behandelverplichting (te weten een zedendader-behandeltraject) bij de Waag of een soortgelijke instelling. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op de ernst en lange duur van het feit, en gelet op de gevolgen die het feit voor het slachtoffer heeft gehad, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank acht, alles afwegend, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Omdat de reclassering adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een ambulante behandelverplichting, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts zal – omdat het slachtoffer dit wenselijk acht en de verdachte zich op dit punt refereert – aan de verdachte een contactverbod worden opgelegd.

8.Vordering benadeelde partij [naam benadeelde] / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.250,- aan materiële schade, bestaande uit de gemaakte huurkosten in de periode van december 2016 tot en met februari 2018, en een vergoeding van € 12.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 12.000,- en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering voor het deel dat ziet op de materiële schade, omdat het vereiste causaal verband tussen het bewezen feit en de gestelde schade ontbreekt.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, omdat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, want er is geen causaal verband tussen het vermeende misbruik en de gevorderde huurkosten. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade, heeft de raadsman zich (subsidiair) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, de verdediging zich op dit punt refereert aan het oordeel van de rechtbank èn de gevorderde schadevergoeding voldoende is onderbouwd en ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de rechtbank dit deel van de vordering toewijzen.
De benadeelde partij zal voor het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze schadepost gemotiveerd is betwist, de bewijsstukken ter onderbouwing van deze vordering thans ontoereikend zijn en nader onderzoek naar (en standpuntwisseling over) de gegrondheid van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan dan ook slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 september 2014, zijnde de einddatum van de periode waarin de immateriële schade is ontstaan.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (zegge: achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zegge: zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij polikliniek De Waag of een soortgelijke ambulante forensische instelling voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de instelling verantwoord vindt, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 12.000,- (zegge: twaalfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 12.000,-(hoofdsom,
zegge: twaalfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 12.000,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
95 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Salah-Hashim, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2018.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2010 tot en met 13 september 2014
te Rotterdam met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1998), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer] , en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond en/of de vagina van die [naam slachtoffer] ;
artikel 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2008 tot en met 13 september 2014
te Rotterdam met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum slachtoffer] 1998), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- betasten van de borsten en/of billen en/of vagina van die [naam slachtoffer] , en/of
- wrijven en/of duwen met zijn onderlichaam over/tegen de billen van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( tong)zoenen met/van die [naam slachtoffer] (op de mond).
artikel 247 Wetboek van Strafrecht