ECLI:NL:RBROT:2018:6775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
10/711007-18 / 10/146817-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling zware mishandeling met stanleymes in Spijkenisse

Op 14 augustus 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 februari 2018 in Spijkenisse een ander met een stanleymes heeft verwond. De verdachte heeft het slachtoffer in het gezicht en op de borst gesneden, wat heeft geleid tot blijvende littekens en zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich had moeten onttrekken aan de situatie, maar in plaats daarvan verhaal ging halen bij het slachtoffer. Het verweer van noodweer werd verworpen, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat hij zich in een noodsituatie bevond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting voor alcohol- en agressieproblematiek. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.044,03 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/711007-18
Parketnummer vordering TUL: 10/146817-15
Datum uitspraak: 14 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting gericht op alcohol- en agressieproblematiek, ondersteuning door een FACT-team van Fivoor en de verplichting zich in te spannen om een zinvolle dagbesteding te krijgen en te behouden. Daarnaast vordert de officier van justitie een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van de verdachte, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] . De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van zowel de bijzondere voorwaarden als de vrijheidsbeperkende maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde (handelen) heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 februari 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken in het gezicht en meerdere snijwonden in het bovenlichaam heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] met een stanleymes meermalen in het gezicht en het bovenlichaam te snijden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverwegingen
Steken of snijden?
In de bewezenverklaring is, anders dan door de officier van justitie gesteld, niet opgenomen dat verdachte het slachtoffer met het stanleymes heeft gestoken.
In zowel de beschrijving van het letsel van het slachtoffer in de FARR-verklaring, als in de brief die de arts van het Erasmus MC aan de huisarts van het slachtoffer heeft gestuurd, wordt namelijk alleen gesproken over snijwonden. Het slachtoffer spreekt in zijn aangifte wel van steken, maar zijn verklaring wordt op dat punt niet door overig bewijs ondersteund.
Zwaar lichamelijk letsel?
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zware mishandeling door het snijden in het bovenlichaam, omdat het oppervlakkige wonden betreffen die niet gehecht hoefden te worden.
In het algemeen spraakgebruik zijn verwondingen waardoor grote ontsierende littekens in het aangezicht ontstaan aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De huisarts van het slachtoffer heeft op 5 juli 2018 een brief geschreven waarin staat dat het slachtoffer - nog steeds - pijn en hinder ervaart van de littekens. Na de zomer zal hij het slachtoffer verwijzen naar een plastisch chirurg voor een behandeling in de hoop op littekenvermindering. Het genezingsproces van de littekens duurt inmiddels vijf maanden en is nog niet voorbij. Daarnaast zijn de littekens op de borst op momenten zichtbaar voor anderen en daar heeft het slachtoffer last van. De rechtbank kwalificeert het letsel dat aan verdachte is toegebracht om deze redenen als zwaar lichamelijk letsel.

5.Strafbaarheid van het feit en de verdachte: noodweer(exces) verweer

5.1.1.
Standpunt verdediging
Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waarvan de verdachte zich niet heeft kunnen onttrekken, omdat hij op de grond werd gegooid en tegen de muur werd gezet met een hand op zijn keel. De gedraging van de verdachte was noodzakelijk en geboden, omdat hij heeft gevraagd of hij los kon worden gelaten omdat hij bang was dat hij zou stikken en hij pas toen dit niet gebeurde overging tot het snijden. Toen het slachtoffer hem losliet, stopte de verdachte direct met snijden.
Subsidiair doet de verdediging een beroep op noodweerexces, omdat het snijden door de verdachte is veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging welke ontstond door zijn val op de grond, het tegen de muur worden gezet en het falen van de andere pogingen om los te komen.
5.1.2.
Standpunt officier van justitie
Er is voor de verdachte geen noodweersituatie ontstaan, omdat hij eenvoudig weg had kunnen gaan op het moment dat hij op de grond lag en zich achter hem een lege steeg bevond. Er was voor de verdachte voldoende gelegenheid om zich aan de situatie te onttrekken.
5.1.3.
Beoordeling
Strafbaarheid van het feit: noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient te worden vastgesteld dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Bij de vraag of een gedraging geboden is door de noodzakelijke verdediging dienen de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te worden meegewogen.
Indien verdachte oprecht meende dat hij slechts gehandeld had uit noodzakelijke verdediging, dan had het voor de hand gelegen dat hij dit scenario aanstonds aan de politie zou hebben geschetst, zodat daarnaar onderzoek gedaan zou kunnen worden. Verdachte heeft dat echter niet gedaan, maar zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen en heeft het hiervoor weergegeven noodweerscenario pas op de terechtzitting gepresenteerd.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat verdachte de bewuste keuze heeft gemaakt om pas bij de rechter te gaan verklaren en dat hij de consequenties inziet van die beslissing.
Uit de afgelegde verklaringen en uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden valt weliswaar af te leiden dat het latere slachtoffer met agressief gedrag begint in de richting van verdachte door hem een duw te geven waardoor hij ten val komt, maar na die val had verdachte alle gelegenheid om weg te lopen in de steeg achter hem.
Verdachte heeft dat niet gedaan en is verhaal gaan halen bij de aangever. Op de beelden is daarbij te zien dat verdachte een beweging maakt met zijn hand naar zijn rechterbroekzak en dat hij vervolgens lijkt uit te halen richting de borst en het gezicht van de aangever. Daarna wordt verdachte kennelijk door de aangever met kracht tegen de muur geduwd, maar op de beelden is niet zichtbaar of de keel van verdachte daarbij wordt dicht gedrukt. Dat onderdeel van de verklaring van verdachte vindt ook geen steun in de verklaringen van aangever en ook niet van getuigen. Verder is het op dat moment op het beeldmateriaal niet mogelijk om te zien of verdachte iets uit zijn zak pakt en snijbewegingen maakt, maar wel dat de vechtenden uit elkaar worden gehaald en verdachte de mogelijkheid wordt geboden om weg te gaan.
Het door verdachte eerst ter terechtzitting gepresenteerde scenario dat hij niet met het mes heeft gesneden op het moment dat hij op de aangever af ging om verhaal te halen, maar zijn mes pas heeft gepakt toen er voor hem tegen de muur een noodsituatie is ontstaan waarin hij niet anders kon dan zich te verdedigen, is daarmee onvoldoende aannemelijk geworden, zodat dat wordt verworpen.
Nu er ook geen overige feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, is het feit strafbaar en levert dit op:
zware mishandeling
Strafbaarheid van de verdachte: Noodweerexces
De rechtbank heeft het bestaan van een noodweersituatie onvoldoende aannemelijk geacht, zodat ook van noodweerexces geen sprake kan zijn.
Er zijn ook overigens geen overige feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zware mishandeling van slachtoffer [naam slachtoffer] door hem met een stanleymes meerdere keren te snijden op de borst en éénmaal in het gezicht. De mishandeling vond plaats in het uitgaansgebied van Spijkenisse, in de aanwezigheid van een aantal omstanders die hiervan getuige zijn geweest.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zijn gedraging ernstige gevolgen heeft voor het slachtoffer. Hij heeft tijdens de mishandeling een flinke snee in zijn gezicht en een aantal snijwonden op zijn bovenlichaam opgelopen. De littekens die door deze wonden zijn ontstaan, zijn tot op heden niet genezen en zullen door een plastisch chirurg beoordeeld moeten worden om deze mogelijk te verminderen. Het slachtoffer heeft aangegeven niet alleen fysiek last te hebben van de littekens, maar ook mentaal omdat hij vanwege het met name in zijn gezicht zichtbare litteken aangestaard wordt door anderen.
Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij niet alleen het slachtoffer angst heeft aangejaagd, maar ook het gevoel van veiligheid in de samenleving heeft aangetast. Dit soort uitgaansgeweld heeft een grote invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt groter wordende vormen aan en de rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en bovendien nog in een proeftijd liep.
6.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juni 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een lopend toezicht bij de reclassering. De toezichthouder geeft aan dat hij zijn afspraken goed nakomt, wat waarschijnlijk komt omdat hij thuis wordt bezocht. De ontvankelijkheid voor begeleiding/behandeling is matig.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht;
  • behandelverplichting – ambulante behandeling voor het alcoholgebruik en de agressieproblematiek van de verdachte. Daarnaast wordt de verdachte aangemeld bij het FACT van Fivoor of soortgelijke instelling die hem kan ondersteunen bij praktische zaken als financiën en het vinden van een zinvolle dagbesteding;
  • inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding, zo nodig met hulp.
Psychiater V.J. Vinkersheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 juni 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Diagnostische overwegingen
Bij de verdachte is in onderhavige zaak een verstandelijke beperking vastgesteld. Op de IQ test die door psycholoog Ten Berge is afgenomen, scoorde hij ongeveer 60 punten. Deze score past bij een matig ernstige verstandelijke beperking, ook omdat het adaptief vermogen van de verdachte op verschillende gebieden fors beperkt is. De verdachte beheerst het Nederlands niet heel goed, kan zijn financiën niet goed beheren, heeft problemen in de interpersoonlijke communicatie en hij heeft geen zinvolle invulling van zijn dag.
Naast de verstandelijke beperking zijn er met name aanwijzingen voor antisociale en narcistische persoonlijkheidskenmerken. De verdachte is snel gekrenkt, heeft een overdreven zelfbeeld, vertoont weinig verantwoordelijk gedrag en is externaliserend en impulsief. Deze persoonlijkheidstrekken zijn mede gerelateerd aan zijn cognitieve beperking. Er zijn onvoldoende aanwijzingen om een apart te classificeren persoonlijkheidsstoornis vast te stellen.
Risico analyse
De verdachte heeft een hoog risico op recidive van gewelddadig gedrag. Historisch gezien is er sprake van een uitgebreid justitieel verleden, de verdachte heeft geen vaste dag invulling en werkt al jaren niet meer. Klinisch zijn er aanwijzingen voor impulsiviteit, misbruik van alcohol, weinig pro sociale contacten en beperkte arbeidsvaardigheden. Positief is dat de verdachte zich onder toezicht stelt van de reclassering en hij is bereid te zoeken naar een invulling van zijn dag.
Interventieadvies
Een gestructureerde behandeling en begeleiding is geïndiceerd om het risico op recidive te verminderen. Vanuit zorgoogpunt wordt geadviseerd de verdachte onder behandeling te stellen, bijvoorbeeld een outreachende en praktische begeleiding van een ambulante forensische polikliniek om hem te trainen in het omgaan met agressie en alcohol.
Psycholoog M. ten Bergeheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 13 juni 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Diagnostische overwegingen
De verdachte is een eenenvijftig jarige man die ten tijde van het psychologisch onderzoek functioneert op verstandelijk beperkt niveau, bij wie in de voorgeschiedenis herhaaldelijk en over een langere periode antisociale gedragingen en justitiële contacten naar voren komen, vaak in combinatie met alcoholmisbruik.
Tijdens het onderzoek laat de verdachte een oppervlakkige en laconieke (levens)houding zien, hij lijkt zaken uit het verleden te bagatelliseren en te externaliseren, toon weinig empathie- of schuldgevoelens en laat weinig maatschappelijk verantwoord gedrag zien. Dit duidt op antisociale persoonlijkheidstrekken. Een zekere overlap tussen de verstandelijke beperking en de antisociale gedragingen van de verdachte is aannemelijk.
Forensisch psychologische beschouwing
De verstandelijke beperking van de verdachte in combinatie met de (justitiële) voorgeschiedenis van de verdachte maken dat toekomstig probleemgedrag niet kan worden uitgesloten. Om de kans hierop te verkleinen is outreachende en praktische begeleiding geïndiceerd, de ambulante behandelmogelijkheden lijken echter – gezien de problematiek en wisselende motivatie – beperkt. Er kan worden gedacht aan begeleiding en/of toezicht door een FACT.
Noch de psycholoog, noch de psychiater heeft uitspraken kunnen doen over de (on)toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, gelet op de beperkte verklaring van de verdachte en (daardoor) de onmogelijkheid tot een delictsanalyse te komen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De reclassering, psychiater en psycholoog achten begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk en de rechtbank onderschrijft deze stelling. Om die reden zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank geeft de toezichthouder in overweging om waar mogelijk naar de verdachte toe te komen, aangezien de veroordeelde in het verleden financieel niet in staat was naar Rotterdam te reizen en hij op deze manier in het verleden afspraken goed is nagekomen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen noodzaak tot het opleggen van een maatregel tot beperking van de vrijheid van de verdachte gezien het eigen aandeel van het slachtoffer, die eveneens agressor in de situatie is geweest.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde]ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 144,08 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,00 aan immateriële schade.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De gehele vordering is toewijsbaar, omdat deze goed onderbouwd is en de kosten rechtstreeks zijn ontstaan door het begane feit.
7.2.
Standpunt verdediging
Materiële vordering
- Reiskosten: De bedragen zoals deze voor de reiskosten zijn opgegeven, zijn te hoog en dienen verlaagd te worden.
- Kleding: Verzocht is deze post af te wijzen omdat er geen aankoopbewijzen zijn ingediend. Subsidiair wordt verzocht de richtlijnen hiervoor te volgen, welke lager uitvallen.
Immateriële vordering
Verzocht is de immateriële schadevergoeding te matigen, gezien de eigen bijdrage van het slachtoffer aan het feit.
7.3.
Beoordeling
Materiële vordering
- Reiskosten: Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 44,03 door de verdediging niet is weersproken, zal de vordering tot dit bedrag worden toegewezen. Het overige deel van de vordering is betwist en onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard in verband met een onevenredige belasting van het strafgeding. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
- Kleding: Nu dit deel van de vordering is betwist de aankoopbonnen ontbreken, levert beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in deze niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële vordering
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade is tot een bedrag van
€ 2.000,00 toewijsbaar. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het eigen aandeel van de benadeelde partij in de vechtpartij. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 februari 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
7.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.044,03, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 11 januari 2016 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling en vernieling veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 (één) maand met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2016.
Bij vonnis van 29 juni 2017 van het Gerechtshof Den Haag is de proeftijd verlengd met 1 (één) jaar en is de voorwaardelijke straf gedeeltelijk ten uitvoer gelegd en omgezet in een taakstraf met 14 (veertien) dagen vervangende hechtenis als de taakstraf niet wordt uitgevoerd. Een gevangenisstraf van 16 (zestien) dagen resteert.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert tenuitvoerlegging van het resterende deel van de voorwaardelijke straf.
8.3.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is verzocht de proeftijd te verlengen, omdat het langer vast blijven zitten van de verdachte geen nut dient.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij GGZ Reclassering Antes, op de wijze die de reclassering het best vindt aansluiten bij de mogelijkheden van veroordeelde en zo lang en zo frequent de reclassering dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen voor zijn alcoholgebruik en agressieproblematiek bij een instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
De veroordeelde wordt aangemeld bij het FACT die hem kan ondersteunen bij praktische zaken als financiën en het vinden van een zinvolle dagbesteding;
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding, zo nodig met hulp;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 2.044,03 (zegge: tweeduizend vierenveertig euro en drie eurocent), bestaande uit € 44,03 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 2.044,03(hoofdsom,
zegge: tweeduizend vierenveertig euro en drie eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 2.044,03 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het restant van 16 (zestien) dagen van de bij vonnis van 11 januari 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken in het gezicht en/of meerdere snijwonden/steewonden in het bovenlichaam heeft
toegebracht door die [naam slachtoffer] met een (stanley)mes meermalen, althans eenmaal,
(telkens) in het gezicht en/of het bovenlichaam te snijden en/of te steken;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 februari 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [naam slachtoffer] met een (stanley)mes meermalen, althans eenmaal, (telkens) in het
gezicht en/of het bovenlichaam heeft gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.