ECLI:NL:RBROT:2018:6773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
10/682199-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tijdens het uitgaan met vrijspraak op onderdelen en noodweerverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van openlijk geweld tijdens een uitgaansincident op 13 maart 2016 in Sliedrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen meerdere personen, waaronder [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]. De verdachte heeft echter ook een beroep gedaan op noodweer, wat door de rechtbank werd verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had moeten onttrekken aan de situatie voordat deze escaleerde in een vechtpartij. De rechtbank verklaarde het feit strafbaar en legde een taakstraf op van 80 uren, geheel voorwaardelijk, omdat de redelijke termijn was geschonden en de verdachte als een van de weinige deelnemers aan de vechtpartij terechtstond, terwijl ook anderen zich niet onbetuigd hadden gelaten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682199-16
Datum uitspraak: 14 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
postadres [postadres verdachte] , [plaats] ,
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
­ bewezenverklaring van het tenlastegelegde, met vrijspraak op onderdelen;
­ veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de volgende tenlastegelegde onderdelen niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering wordt vrijgesproken:
­ het tweede gedachtestreepje;
­ het derde gedachtestreepje ten aanzien van [naam slachtoffer 1] ;
­ het vierde gedachtestreepje ten aanzien van [naam slachtoffer 1] ;
­ het vijfde gedachtestreepje.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De volgende tenlastegelegde onderdelen zijn door de verdachte bekend.
­ het eerste gedachtestreepje;
­ het derde gedachtestreepje ten aanzien van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] ;
­ het vierde gedachtestreepje ten aanzien van [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] .
Deze zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering derde gedachtestreepje
4.3.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs dat het openlijk geweld mede bestond uit het schoppen en/of trappen van aangever [naam slachtoffer 4] .
4.3.2.
Beoordeling
Bij de politie heeft getuige [naam slachtoffer 1] verklaard te hebben gezien dat [naam slachtoffer 4] werd geduwd en daarna geschopt door een jongen die zich als tweede bij het opstootje voegde, nadat [naam slachtoffer 4] en een ander met elkaar in aanvaring waren geraakt. De aangever [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag dat ‘persoon 1’ [naam slachtoffer 4] schopte en dat de drie vrienden die zich bij deze persoon voegden, hem ook schopten. De rechtbank is gezien deze verklaringen van oordeel dat bewezen kan worden dat ook [naam slachtoffer 4] tegen het lichaam is geschopt.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat het openlijk geweld mede bestond uit het schoppen van aangever [naam slachtoffer 4] .
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van het derde gedachtestreepje redengevende feiten en omstandigheden.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het overige bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feit op die wijze begaan dat:
hij, op 13 maart 2016 te Sliedrecht, op de openbare weg, het Burgemeester Winklerplein,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] ,
welk geweld bestond uit het:
- duwen van die [naam slachtoffer 4] en
- schoppen en/of trappen tegen de benen en/of de ribbenkast,
althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] en
[naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en
- slaan tegen de borst en/of tegen het hoofd en/of in het
gezicht, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] en
[naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] .
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft zich verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zichzelf en van [naam vriend verdachte] . De verdachte zag dat zijn vriend [naam vriend verdachte] werd aangevallen en op de grond was gevallen. Verdachte heeft geprobeerd zijn vriend te verdedigen. Nog voordat dit lukte werd hij zelf aangevallen waarbij ook hij op de grond terecht is gekomen. Zijn handelen was geboden, omdat hij zich niet aan de vechtpartij kon en hoefde te onttrekken. Zijn gedragingen waren proportioneel, omdat hij enkel heeft geduwd en eenmaal heeft geslagen, terwijl hij zelf meerdere klappen kreeg en ten val is gebracht.
Subsidiair is door de verdediging een beroep op putatief noodweer gedaan, omdat de verdachte er in alle redelijkheid van uit mocht gaan dat hij zich in een noodweersituatie bevond en zichzelf en [naam vriend verdachte] daarin mocht verdedigen.
5.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient te worden vastgesteld dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Of de verdediging tegen de (veronderstelde) aanranding noodzakelijk en geboden was, leent zich niet voor beantwoording in algemene zin. Bij de beoordeling daarvan komt mede betekenis toe aan de waardering van de feitelijke omstandigheden van het geval. Van belang bij deze beoordeling zijn de vragen of de verdachte zich had moeten en kunnen onttrekken aan de situatie en ook of dit van de verdachte kon worden gevergd. Voorts dient het verdedigingsmiddel in redelijke verhouding te staan tot de ernst van de aanranding.
De rechtbank stelt vast dat er tussen de groep waarvan de verdachte deel heeft uitgemaakt en de leden van de groep waarvan de aangever deel heeft uitmaakte een conflict is ontstaan. Uit de verklaringen die de verdachte, zijn medeverdachten, en de aangevers hebben afgelegd is geen eenduidig beeld ontstaan over de vraag hoe de ruzie precies is ontstaan. Hoewel de agressieve uitlatingen niet als onderdeel van het openlijk geweld bewezen zijn verklaard, is de rechtbank evenwel van oordeel dat aan het fysieke geweld een moment voorafging waarop de agressie alleen nog bestond uit verbaal geweld en wat duw- en trekwerk. De verdachte bevond zich op dat moment in een situatie waaraan hij zich had kunnen en moeten onttrekken. Hij en [naam vriend verdachte] hadden op dat moment beter moeten weten en weg moeten gaan. De rechtbank is hiermee van oordeel dat niet is voldaan aan de eis van subsidiariteit. Om deze reden mocht en kon de verdachte er ook niet in redelijkheid van uit gaan dat hij zich in een noodweersituatie bevond waarin hij zichzelf mocht verdedigen.
5.3.
Conclusie
De verdachte komt geen beroep op (putatief) noodweer toe. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Dit feit is strafbaar nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging toen hij en zijn vrienden tijdens een avond stappen in het uitgaansgebied van Sliedrecht in conflict raakten met een andere groep. Na wat gescheld en geduw, ontstond een ordinaire vechtpartij waarbij beide partijen beter hadden moeten weten. Dit soort uitgaansgeweld heeft een grote invloed op de samenleving. Het gevoel van onveiligheid en intolerantie neemt groter wordende vormen aan en de rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij met zijn gedrag hieraan heeft bijgedragen.
De rechtbank acht wel van belang dat het een vechtpartij betrof die van twee partijen uitging en waarvoor de verdachte nu als één van de weinigen terecht moet staan, terwijl ook anderen zich niet onbetuigd hebben gelaten. Bovendien is niet gebleken van grote schade bij een van de partijen als gevolg van de vechtpartij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Een specifieke regel daaromtrent kan volgens de Hoge Raad niet worden gegeven. Wel is bepaald dat de inverzekeringstelling van een verdachte en de betekening van een inleidende dagvaarding als een dergelijke handeling moeten worden aangemerkt. Het eerste verhoor van de verdachte kan als een dergelijke handeling gelden, maar daar mag volgens de Hoge Raad van worden afgeweken (ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
In de onderhavige zaak vond het verhoor van de verdachte plaats op 27 maart 2016, nadat vier (mede)verdachten op eerdere dagen meerdere malen waren verhoord en er uitgebreid, grotendeels bekennend, is verklaard over de bewuste vechtpartij. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte gezien deze omstandigheden aan dit verhoor in redelijkheid de verwachting mocht ontlenen dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. Op die datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen 27 maart 2016 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar en vier maanden. Nu in deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden .
Daar komt bij dat bij een overzichtelijk feit als hier aan de orde van het openbaar ministerie verwacht mag worden dat het snel(ler) wordt opgepakt - namelijk kort na het verhoor - en afgehandeld. Het proces-verbaal van politie is reeds op 18 april 2016 gesloten. Nadien hebben geen onderzoekshandelingen meer plaatsgevonden.
Blijkens de justitiële documentatie van de verdachte, heeft het openbaar ministerie het onderhavige feit bovendien tot vijf keer toe mee kunnen nemen in latere strafzaken. Omdat deze overschrijding niet aan de verdachte is toe te rekenen, zal met deze overschrijding rekening worden gehouden bij het bepalen van de op te leggen straf, namelijk in die zin dat geen onvoorwaardelijk strafdeel aan de verdachte wordt opgelegd.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Gelet op de omstandigheden die hiervoor zijn beschreven en de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de hierna genoemde voorwaarde. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om een eventuele volgende keer uit een dergelijke situatie te stappen in plaats van er in mee te gaan. Omdat dit feit reeds lang geleden gepleegd is stelt de rechtbank de proeftijd op één jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 1 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 13 maart 2016 te Sliedrecht, op of aan de openbare weg, de
Rembrandtlaan en/of het Burgemeester Winklerplein, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] ,
welk geweld bestond uit het (meermalen) (telkens):
- duwen van die [naam slachtoffer 4] en/of
- die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] de woorden
toevoegen: "Opkankeren, wat doe je hier?" en/of "Jullie moet oprotten" en/of
"Weet je wel wie ik ben? Wil je een high kick?" en/of "Kom dan, kom dan",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- schoppen en/of trappen tegen de benen en/of de zij en/of de ribbenkast
en/of het hoofd, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of
- slaan en/of stompen tegen de borst en/of tegen het hoofd en/of in het
gezicht, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of
[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] en/of
- geven van een of meer kopsto(o)t(en) aan/tegen die [naam slachtoffer 4]