ECLI:NL:RBROT:2018:6718
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 juli 2018 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. C.A.F. van Ginneken, de rechter die zijn procedure behandelde. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de versnelde behandeling van het beroep van verzoeker, dat was ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het gemeenschappelijk orgaan ROGplus Nieuwe Waterweg Noord. Verzoeker had eerder, op 30 april 2018, al een wrakingsverzoek ingediend, maar dit verzoek was ingetrokken op 22 juni 2018. Op 9 juli 2018 diende verzoeker opnieuw een wrakingsverzoek in, waarbij hij de versnelde behandeling als nieuwe grond aanvoerde.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat verzoeker de feiten en omstandigheden waarop zijn wraking was gegrond, niet tijdig had ingediend. De versnelde behandeling was aan verzoeker bekend na ontvangst van een brief van de griffier op 5 april 2018, maar hij had deze omstandigheid pas in zijn tweede wrakingsverzoek van 9 juli 2018 aangevoerd. Dit was in strijd met artikel 8:16, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat een verzoek om wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn. Bovendien had verzoeker niet alle feiten en omstandigheden tegelijk voorgedragen, wat ook in strijd was met de wet.
De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend waren geworden, en dat het tweede verzoek om wraking niet in behandeling kon worden genomen. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.