ECLI:NL:RBROT:2018:6717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
554196 / HA RK 18-735
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. M. van Kuilenburg in een omgangsregeling procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2018 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. M. van Kuilenburg, rechter in de rechtbank Rotterdam, naar aanleiding van een zitting op 3 juli 2018. Tijdens deze zitting werd een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling behandeld, waarbij de verzoeker, de vader, aanwezig was met zijn advocaat. Het wrakingsverzoek werd pas op 6 juli 2018 ingediend, drie dagen na de zitting, wat in strijd is met de vereiste termijn zoals gesteld in artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker al tijdens de zitting op de hoogte was van de gedragingen van de rechter en dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. De verzoeker had tijdens de zitting al de intentie om de rechter te wraken, maar zijn advocaat had hem daarvan weerhouden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 554196 HA RK 18-735
Beslissing van 18 juli 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
procederend in persoon,
strekkende tot wraking van:
mr. M. van Kuilenburg, rechter in de rechtbank Rotterdam, team jeugd (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 3 juli 2018 is door de rechter behandeld het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (‘de GI’) tot vaststelling van de door haar voorgestane omgangsregeling, het zelfstandig verzoek van verzoeker (de vader) alsook het zelfstandig verzoek van [naam moeder] (de moeder).
Die procedure draagt als kenmerk zaak-/rekestnummer C/10/552194 / JE RK 18-1801.
De rechter heeft bij beschikking van 3 juli 2018 beslist op de drie genoemde verzoeken.
Bij op 6 juli 2018 om 12.59 uur ter griffie ontvangen faxbrief heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de zitting van 3 juli 2018.
Verzoeker, de rechter en de GI zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 9 juli 2018.
Ter zitting van 13 juli 2018, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en de rechter.
Verzoeker heeft een mondelinge toelichting gegeven. Ook de rechter heeft zijn standpunt nader toegelicht.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter op de zitting van 3 juli 2018. Verzoeker was, bijgestaan door zijn advocaat, op die zitting aanwezig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen, gedragingen en beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is hier sprake van een overschrijding van de termijn waarbinnen een wrakingsverzoek moet worden ingediend. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich immers voorgedaan ter zitting van 3 juli 2018, terwijl het verzoek tot wraking eerst drie dagen nadien is ingediend, op 6 juli 2018.
Verzoeker heeft ter zake toegelicht dat hij de rechter tijdens de zitting van 3 juli 2018 al wilde wraken en dat hij daartoe tijdens die zitting een briefje met daarop de tekst ‘wraken?’ naar zijn advocaat heeft geschoven maar dat zijn advocaat daarop toen afwijzend heeft gereageerd. Omdat verzoeker de rechter nog steeds wilde wraken, heeft hij op 5 juli 2018 om 11.26 uur telefonisch contact opgenomen met de rechtbank om informatie op te vragen en de volgende dag om 12.59 uur per fax het onderhavige wrakingsverzoek ingediend.
De wrakingskamer ziet in de door verzoeker geschetste omstandigheden geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Vaststaat immers dat verzoeker al tijdens de zitting van 3 juli 2018 kennis genomen heeft van de door hem aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter, dat verzoeker toen al besloten had de rechter te wraken maar dat zijn advocaat hem daarvan toen heeft afgehouden. Vervolgens heeft verzoeker bijna twee dagen gewacht met het opvragen van informatie bij deze rechtbank omtrent een door hemzelf, zonder medewerking van zijn advocaat, in te dienen wrakingsverzoek, waarna hij nog eens een volle dag heeft gewacht met het daadwerkelijk indienen daarvan. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is onder die omstandigheden geen sprake.
2.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. Van Kuilenburg.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, voorzitter, mr. M. Fiege en mr. M.G.L. de Vette, rechters, en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2018 in tegenwoordigheid van mr. O.M. Stoute, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-