ECLI:NL:RBROT:2018:6692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
10/710328-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor opzettelijke brandstichting en veroordeling voor bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting en bedreigingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de brandstichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het feit had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen niet overtuigend genoeg waren om de verdachte te identificeren als de dader van de brandstichting. De getuigen hadden de verdachte niet duidelijk herkend tijdens een fotoconfrontatie, en er waren geen fysieke bewijzen die de verdachte aan de brandstichting konden linken.

Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan de bedreigingen die hij had geuit naar zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner. De bedreigingen waren gedaan in een context waarin de verdachte zich bedreigd voelde door de situatie waarin zijn ex-vrouw bij zijn maat verbleef. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen ernstig waren en dat de verdachte daarmee angst had aangejaagd bij de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één week op voor de bedreigingen, maar besloot geen geldboete op te leggen vanwege de financiële situatie van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de voorlopige hechtenis op zijn leven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710328-16
Datum uitspraak: 1 augustus 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op het adres: [verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 206 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. Aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft de verdachte herkend en aangever [naam slachtoffer 2] heeft de verdachte herkend aan zijn kale kruin. Bovendien past de verdachte in het door getuige [naam getuige] omschreven signalement van de dader.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat er op 26 juli 2016 brand is gesticht bij de voordeur en de achterdeur van de woning van [naam slachtoffer 2] . In die woning bevonden zich op dat moment [naam slachtoffer 2] en de ex-vrouw van de verdachte, [naam slachtoffer 1] . De dader heeft motorbenzine op de deuren gespoten met een handmatige planten- of gifspuit en deze aangestoken. Aangeefster [naam slachtoffer 1] herkende de verdachte als de dader en riep naar [naam slachtoffer 2] , die zich op de eerste verdieping van de woning bevond, dat hij 112 moest bellen. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij uit het raam keek en een man zag met een kale kruin, net zoals de verdachte heeft. Uit het onderzoek van de forensische opsporing blijkt dat er opzettelijk brand is gesticht ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor personen is ontstaan.
Getuige [naam getuige] liet die avond zijn hond uit. Hij zag een man met een planten- of gifspuit lopen in de richting van de straat waar [naam slachtoffer 2] woont. [naam getuige] heeft een signalement van de man opgegeven en heeft verklaard dat hij de man zou herkennen als hij hem weer zou zien. Als er een meervoudige fotobewijsconfrontatie met de getuige wordt gehouden, herkent hij de verdachte niet. Wel geeft hij aan dat hij twijfelt bij twee foto’s. De verdachte staat op één van die foto’s.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat om tot een veroordeling te komen. Het ontbreekt de rechtbank echter aan overtuiging dat de verdachte de ten laste gelegde brandstichting heeft gepleegd, vanwege het volgende.
Aangever [naam slachtoffer 2] heeft in zijn verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij de verdachte niet zelf gezien heeft bij het incident. Hij heeft slechts een persoon gezien met een kale kruin, zoals de verdachte ook heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is een kale kruin te weinig specifiek om een herkenning op te baseren.
De rechtbank overweegt voorts dat getuige [naam getuige] de verdachte niet (overduidelijk) heeft herkend tijdens de meervoudige fotoconfrontatie. Verder is van belang dat de verdachte weliswaar globaal past in het signalement zoals dat is opgegeven door de getuige, maar er zijn ook noemenswaardige verschillen in de door de getuige beschreven kleding en lengte. De man had volgens de getuige een lengte van ongeveer 1.70 meter (verdachte is 1.83) en droeg een zwart shirt en een zwarte korte broek. Aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat de dader een zwarte spijkerbroek en een donkere schipperstrui droeg. Ook aangever [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat de dader een trui droeg. Verder is er tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte geen handmatige planten- of gifspuit aangetroffen. Evenmin zijn er sporen van de verdachte rond de woning van de aangever gevonden.
Alhoewel aangeefster [naam slachtoffer 1] de verdachte aanwijst als de dader, is niet uit te sluiten dat een ander dan de verdachte de brand heeft gesticht.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feiten 2 en 3
De verdachte heeft ontkend dat hij de ten laste gelegde bedreigingen heeft geuit. De rechtbank oordeelt anders en komt tot een bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 2 en 3. De aangiftes van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] vinden deels steun in de verklaring van de verdachte dat hij op 26 juli 2016 twee keer bij de woning van [naam slachtoffer 2] is geweest. Dat bezien tegen de achtergrond van de situatie waarin de verdachte zijn vermoeden, dat zijn ex-vrouw [naam slachtoffer 1] bij [naam slachtoffer 2] verbleef, bevestigd zag, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte de tenlastegelegde bedreigingen heeft geuit.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 26 juli 2016 te [plaatsnaam delict] , [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"je bent nu 50, de 51 haal je niet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 26 juli 2016 te [plaatsnaam delict] , [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Waar ik je ook tegenkom, ik hak je kop eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op, telkens:
2, 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen die hij heeft geuit naar zijn ex-vrouw en zijn maat, toen bleek dat zijn ex-vrouw bij zijn maat in huis verbleef. De verdachte heeft hen daarmee angst aangejaagd.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
In soortgelijke zaken worden voor bedreigingen over het algemeen geldboetes opgelegd. De rechtbank zal in dit geval geen geldboete opleggen omdat de verdachte door de voorlopige hechtenis genoodzaakt was zijn huis met fors verlies te verkopen. De rechtbank zal in plaats daarvan een gevangenisstraf opleggen.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen ruimte voor een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht .

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en mr. D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te [plaatsnaam delict] , opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij de woning aan de [adres delict] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk ontvlambare vloeistof op de voor- en/of achterdeur van die woning gesproeid en/of vervolgens opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met papier en/of (vervolgens) die vloeistof, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of de voor- en/of achterdeur van die woning geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of (een) belendende woning(en) en/of de inboedel(s) van die woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] en/of (een) zich in die belendende woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te [plaatsnaam delict] , [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"je bent nu 50, de 51 haal je niet", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te [plaatsnaam delict] , [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Waar ik je ook tegenkom, ik hak je kop eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.