ECLI:NL:RBROT:2018:6635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
10/660116-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere gewelddadige straatroven op vrouwelijke slachtoffers in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van vier gewelddadige straatroven. De feiten vonden plaats in de vroege ochtenduren, waarbij de verdachte telkens vrouwelijke slachtoffers op straat beroofde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van vier aangiftes en de modus operandi, waarbij de dader op een fiets vluchtte, voldoende bewijs heeft voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd in de woning van een medeverdachte aangetroffen met goederen die afkomstig waren van de overvallen. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van het signalement van de dader, de tijdsduur tussen de overvallen en het aantreffen van de gestolen goederen voldoende bewijs vormde voor de schuld van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de overvallen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660116-18
Datum uitspraak: 29 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte ontkent de straatovervallen te hebben gepleegd. Het signalement in de aangiftes is zeer ruim en verschilt ook op onderdelen. Als de verdachte daar al aan zou voldoen, kan daar dus weinig waarde aan worden gehecht. Bovendien voldoet de verdachte niet (volledig) aan het signalement dat de aangevers beschrijven. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en ook kan niet worden uitgesloten dat andere mannen toegang hadden tot de woning van medeverdachte [naam medeverdachte] en dat die (dus) de gestolen goederen daar kunnen hebben achtergelaten. Dat er bij [naam medeverdachte] een telefoon is aangetroffen die is te linken aan deze zaak maakt niet dat daarmee is bewezen dat de verdachte daarvoor verantwoordelijk is. De door de officier van justitie beschreven ‘modus operandi’ is onvoldoende om te spreken van een specifiek patroon en om te concluderen dat bij de vier straatroven sprake is geweest van één en dezelfde verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
Aangiftes en Modus operandi
Uit de aangiftes van [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] , [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] volgt dat zij op respectievelijk 31 januari, 1 maart, 6 maart en 7 maart 2018 steeds in de vroege ochtend op straat door een negroïde man zijn beroofd. De dader ontkwam steeds met een fiets. De dader heeft bij de overvallen onder meer tassen en mobiele telefoons buitgemaakt. Bij de berovingen is steeds geweld gebruikt. [naam slachtoffer 1] is tegen een geparkeerde auto gedrukt en [naam slachtoffer 4] heeft bij de beroving letsel opgelopen aan de ringvinger van haar rechterhand. [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] zijn bij de overval afgedreigd met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp). [naam slachtoffer 2] kreeg hiermee een klap in haar gezicht en [naam slachtoffer 3] kreeg dit tegen haar borst geduwd. De rechtbank is voorts, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de verdachte past in het door aangeefsters opgegeven – weliswaar algemene - signalement (negroïde man, slank postuur, tussen de 1.75m tot 2.00m lang).
Aantreffen gestolen goederen
Uit het dossier blijkt verder dat van elk van de straatroven één of meer daarbij buitgemaakte goederen te herleiden zijn tot ofwel de woning aan de [adres zus medeverdachte] , ofwel tot de vriendin van de verdachte, medeverdachte [naam medeverdachte] . Zo is bij de doorzoeking van de woning aan de [adres zus medeverdachte] op 7 maart 2018 een donkerblauwe handtas van het merk Desigual aangetroffen. Aangeefster [naam slachtoffer 1] herkent deze als haar handtas. Door de politie wordt ook op 7 maart 2018 – kort voor de aanhouding van [naam medeverdachte] en de doorzoeking van de woning - waargenomen dat [naam medeverdachte] een vuilniszak in een vuilcontainer deponeerde kort voor de aankomst van de vuilniswagen. In deze vuilniszak werd de op 6 maart 2018 gestolen tas van [naam slachtoffer 4] aangetroffen. Voorts werden tijdens deze doorzoeking onder meer sleutels aangetroffen waarvan aangeefster [naam slachtoffer 2] later heeft verklaard deze tijdens de roofoverval op 1 maart 2018 kwijtgeraakt te zijn.
Bij haar aanhouding op 7 maart was [naam medeverdachte] in het bezit van een Samsung Galaxy S7 en een Motorola telefoon. Beide telefoons waren kort daarvoor, op 6 maart en 7 maart, buitgemaakt bij de beroving van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] . Verder is uit een onderzoek in het Digitale Opkopers Register gebleken dat de telefoon die is buitgemaakt bij de beroving van [naam slachtoffer 1] op 31 januari 2018 diezelfde dag nog door [naam medeverdachte] is verkocht bij een telefoonwinkel.
Woonverblijf en relatie verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte]
De verdachte heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met [naam medeverdachte] verbleef in de woning van de zus van [naam medeverdachte] , gelegen aan de [adres zus medeverdachte] te Rotterdam. Ook [naam medeverdachte] heeft dit bevestigd in haar verhoor bij de politie. Daarnaast heeft de verdachte bij de rechter-commissaris op 9 maart 2018 nog verklaard een relatie met [naam medeverdachte] te hebben en bij haar in huis te wonen. “Zij vond hem leuk en heeft toen aan haar zus gevraagd of hij bij hun kon komen wonen”, aldus de verdachte. Ook is uit een observatie gebleken dat de verdachte op 7 maart 2018 om 17.50 uur de portiek van de [adres] verliet. Naar het oordeel van de rechtbank staat gezien het voorgaande genoegzaam vast dat de verdachte sinds zijn komst naar Nederland in de woning verbleef en dat hij daar nog is geweest enkele uren voor de huiszoeking. De verklaring van de verdachte ter zitting dat hij geen relatie had met [naam medeverdachte] en niet aldaar verbleef, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet is uit te sluiten dat andere mannen dan de verdachte toegang hadden tot de woning. De verdediging heeft evenwel in het geheel niet aannemelijk gemaakt wie dat zou(den) kunnen zijn. Noch uit de observatie door de politie noch anderszins is gebleken dat er andere mannen, die eveneens voldoen aan het signalement zoals dat in de aangiftes is beschreven, toegang tot de woning hadden. Het verweer op dit punt wordt dan ook verworpen.
Conclusie
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat in alle gevallen kort na de overval op aangeefsters in de woning waar de verdachte verbleef of bij medeverdachte [naam medeverdachte] goederen, afkomstig van deze overvallen zijn aangetroffen. Daarnaast past de verdachte in het door aangeefsters gegeven – weliswaar algemene – signalement van de dader van de overvallen. De rechtbank acht de combinatie van deze gegevens, te weten: een op elkaar gelijkende wijze van beroving van aangeefsters door een negroïde man, in de vroege ochtenduren die per fiets wegvlucht (modus operandi), alsmede de korte tijdspanne die er is tussen de overvallen en het (vervolgens) aantreffen van de buitgemaakte goederen in de woning van de verdachte of bij diens medeverdachte [naam medeverdachte] – gezien de relatie tussen beiden – voldoende voor bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 07 maart 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
op de openbare weg, te weten de Gerberasingel,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas, met daarin
- 2 mobiele telefoons en
- een portemonnee met daarin diverse pasjes en
- een portemonnee met daarin 20 euro (of daaromtrent) en
- een Samsung oplader en
- een etui met leesbril en
- een sleutelbos en
- een toegangspas,
toebehorende aan [naam slachtoffer 4] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
tegen die [naam slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken,
welk geweld bestond uit het (meermalen)
- onverhoeds, met kracht, rukken/trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 4] en- met kracht met voornoemde tas tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 4] te slaan;
2.
hij op 06 maart 2018 te Rotterdam op de openbare weg, te weten Kappeynestraat met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Samsung Galaxy S7, met bijbehorende oordoppen)
toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , welke diefstal werd vergezeld van geweld
tegen die [naam slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, welk geweld bestond uit het
- ( met kracht) slaan tegen de arm, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 3] en
- het voorhouden/tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan
die [naam slachtoffer 3] en
- ( met kracht) duwen/drukken van dit vuurwapen tegen de borst van die [naam slachtoffer 3]
en
- pakken/graaien van de telefoon uit de hand van die [naam slachtoffer 3] ;
3.
hij op 01 maart 2018 te Rotterdam,
op de openbare weg, te weten de Overschiese Kleiweg, alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas, met daarin
- een portemonnee en
- 150 euro (of daaromtrent) en
- een bankpas en
- een creditcard en
- een identiteitsbewijs en- sleutels en
- een make-up tas en
- een agenda,
toebehorende aan
[naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld bestond uit het
- onverhoeds, met kracht, rukken/trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 2] en
- slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het gezicht van die [naam slachtoffer 2] en
- ( daarbij) toevoegen van de woorden 'geef je tas';
4.
hij op 31 januari 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
op de openbare weg, te weten de Vesting, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas, met daarin
- een telefoon (Samsung S7 edge) en
- 2 ov-chipkaarten en
- 2 bankpassen en
- een creditcard en- diverse andere pasjes en
- diverse spaarkaarten en
- sleutels en
- een leesbril,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken welk geweld bestond uit het
- onverhoeds, met kracht, vastpakken van de armen
vandie [naam slachtoffer 1] en
- ( vervolgens) met kracht drukken/duwen van die [naam slachtoffer 1] tegen een aldaar
geparkeerde auto en
- met kracht rukken/trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 1] en
- aan die [naam slachtoffer 1] toevoegen van de woorden - zakelijke weergegeven - dat ze
niet moest gillen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;

2. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;

3. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;

4. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft kort nadat hij in Nederland was gearriveerd, zich binnen een tijdsbestek van enkele weken schuldig gemaakt aan maar liefst vier gewelddadige straatroven. Op laffe wijze heeft hij nietsvermoedende vrouwen, onderweg naar hun werk, in de vroege ochtend overvallen en beroofd. Daarbij heeft de verdachte hen steeds met geweld tassen met inhoud en/of mobiele telefoons afhandig gemaakt. In twee gevallen heeft hij daarbij zelfs een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) gebruikt. Eén van de slachtoffers kreeg daarmee een klap in haar gezicht, waarna zij haar tas losliet. In een ander geval duwde de verdachte het (nep)vuurwapen tegen de borst van het slachtoffer, om vervolgens haar telefoon uit haar hand te graaien. Het spreekt voor zich dat de verdachte zijn slachtoffers hiermee angst heeft aangejaagd.
De ervaring leert dat slachtoffers van straatroof, naast de overlast en financiële schade die zij daardoor ondervinden, daar nog gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen door ervaren. In de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam slachtoffer 4] komt dit ook duidelijk naar voren. Daarbij dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. De verdachte heeft uitsluitend uit geldelijk gewin gehandeld, de nadelige gevolgen voor de slachtoffers daarbij voor lief nemend. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten stevig aan.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de strafkaart justitiële documentatie van
20 maart 2018. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweld- en vermogensdelicten. De verdachte is onder meer eind 2015 in Curaçao veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor diefstal met geweld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf ook acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarbij zijn als verzwarende omstandigheden in aanmerking genomen dat het hier niet gaat om één enkel feit, maar om een hele reeks straatroven en dat de verdachte daarbij steeds fysiek zwakkere vrouwen als slachtoffer heeft “uitgekozen”. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Wel ziet de rechtbank aanleiding om ten gunste van de verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie, omdat dit beter aansluit bij straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 1; [naam benadeelde 1]

Als benadeelde partij heeft zich ter zake het onder 1 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd: mevrouw [naam benadeelde 1] . Zij vordert een vergoeding van € 616,15 aan materiële schade en een vergoeding van € 750,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal moet worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op haar verweer tot vrijspraak ten aanzien van feit 1, afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] bepleit. Zij heeft zich gerefereerd zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van deze vordering in geval van bewezenverklaring van dit feit.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding is genoegzaam onderbouwd en de verdediging heeft hiertegen geen gemotiveerd verweer gevoerd. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 maart 2018.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 1.116,15, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 maart 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van feit 2; [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich ter zake het onder 2 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd: mevrouw [naam benadeelde 2] . Zij vordert een vergoeding van € 379,69 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.900,- aan immateriële schade.
8.4.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] integraal dient te worden toegewezen.
8.5.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op haar verweer tot vrijspraak ten aanzien van feit 2, primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair is, in geval van bewezenverklaring, betoogd dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd en om die reden moet worden afgewezen, althans moet worden gematigd.
8.6.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de vordering genoegzaam is onderbouwd. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd. De rechtbank heeft er hierbij rekening mee gehouden dat [naam benadeelde 2] tijdens de beroving door de verdachte met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) is bedreigd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 maart 2018.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van € 1.379,69, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 maart 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van feit 3; [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich ter zake het onder 3 ten laste gelegde feit in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 382,90 aan materiële schade. De immateriële schade heeft zij niet op een concreet bedrag begroot.
8.7.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 194,- aan materiële schadevergoeding en ten aanzien van het meer of anders gevorderde dient te worden afgewezen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hoewel [naam benadeelde 3] de immateriële schade niet op een concreet bedrag heeft begroot, heeft de officier van justitie gevorderd ter zake een bedrag toe te kennen van
€ 1.900,-. Daarbij zoekt zij aansluiting bij de vordering van benadeelde partij [naam benadeelde 2] die, evenals [naam benadeelde 3] , bij de straatroof met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) is bedreigd.
8.8.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair, gelet op haar verweer tot vrijspraak, subsidiair, wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering.
8.9.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is genoegzaam komen vast te staan dat door het onder 3 bewezen verklaarde feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Hoewel de vordering summier is onderbouwd, is de gevorderde schade, mede gelet op de vorderingen van de andere benadeelde partijen, niet onredelijk. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. [naam benadeelde 3] heeft aan de smartengeldvordering geen concreet bedrag verbonden. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om aansluiting te zoeken bij de immateriële schadevergoeding die aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal worden toegekend, omdat ook zij bij de straatroof met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) is bedreigd. De schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.10.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 1.382,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van feit 4; [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich ter zake van feit 4 in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 163,44 aan materiële schade en een vergoeding van € 510,- aan immateriële schade.
8.11.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] integraal dient te worden toegewezen.
8.12.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op haar verweer tot vrijspraak ten aanzien van feit 4, afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de vordering bepleit. Subsidiair heeft zij betoogd dat de schade aan het portierslot moet worden afgewezen, omdat de verdachte geen vernieling van het slot wordt verweten.
8.13.
Beoordeling
De rechtbank constateert dat op het voegingsformulier van [naam benadeelde 4] kennelijk abusievelijk het rolnummer van de zaak van medeverdachte [naam medeverdachte] staat vermeld. Ter zitting heeft evenwel zowel de officier van justitie als de verdediging deze vordering opgevat als te zijn ingediend in de onderhavige zaak. De rechtbank zal deze vordering dan ook als zodanig opvatten.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. Ook de schade aan het portierslot staat in een rechtstreeks verband met de straatroof, waarbij immers sleutels van [naam benadeelde 4] zijn buitgemaakt. De vordering is genoegzaam onderbouwd en zal worden toegewezen.
Ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 januari 2018.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.14.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 4] een schadevergoeding betalen van € 663,44, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 1.116,15 (zegge: elfhonderdzestien euro en vijftien eurocent), bestaande uit € 616,15 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€1.116,15 (zegge: elfhonderdzestien euro en vijftien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.116,15 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 1.379,69 (zegge: dertienhonderd negenenzeventig euro en negenenzestig eurocent), bestaande uit € 379,69 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] meer of anders gevorderde
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 1.379,69 (zegge: dertienhonderd negenenzeventig euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.379,69 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
23 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 1.382,90,- (zegge: dertienhonderd tweeëntachtig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 382,90 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 1.382,90,-(hoofdsom
zegge: dertienhonderd tweeëntachtig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.382,90,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
23 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 663,44 (zegge: zeshonderd drieënzestig euro en vierenveertig eurocent), bestaande uit € 163,44 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 31 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 663,44(hoofdsom
zegge: zeshonderddrieënzestig euro en vierenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 663,44 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
13 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 maart 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente
Lansingerland,
op/aan de openbare weg, te weten de Gerberasingel, althans een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas, met daarin
- 2 mobiele telefoons en/of
- een portemonnee met daarin diverse pasjes en/of
- een portemonnee met daarin 20 euro (of daaromtrent) en/of
- een Samsung oplader en/of
- een etui met leesbril en/of
- een sleutelbos en/of
- een toegangspas,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen)
- onverhoeds, met kracht, rukken/trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 4] en/of
- met kracht met voornoemde tas in/op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 4] te
slaan;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 maart 2018 te Rotterdam
op/aan de openbare weg, te weten Nolenstraat en/of Kappeynestraat, althans
een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een telefoon (Samsung Galaxy S7, met bijbehorende oordoppen)
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( met kracht) slaan tegen de arm, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 3] en/of
- het voorhouden/tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan
die [naam slachtoffer 3] en/of
- ( met kracht) duwen/drukken van dit vuurwapen op/tegen de borst van die [naam slachtoffer 3]
en/of
- pakken/graaien van de telefoon uit de hand van die [naam slachtoffer 3] ;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 maart 2018 te Rotterdam,
op/aan de openbare weg, te weten de Overschiese Kleiweg, althans een openbare
weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas, met daarin
- een portemonnee en/of
- 150 euro (of daaromtrent) en/of
- een bankpas en/of
- een creditcard en/of
- een identiteitsbewijs en/of
- sleutels en/of
- een make-up tas en/of
- een agenda,
in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- onverhoeds, met kracht, rukken/trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 2] en/of
- slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in/tegen het gezicht,
althans hoofd, van die [naam slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij) toevoegen van de woorden 'geef je tas', althans woorden van
gelijkende dreigende aard en/of strekking;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 31 januari 2018 te Berkel en Rodenrijs, gemeente
Lansingerland,
op/aan de openbare weg, te weten de Vesting, althans een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas, met daarin
- een telefoon (Samsung S7 edge) en/of
- 2 ov-chipkaarten en/of
- 2 bankpassen en/of
- een creditcard en/of
- diverse andere pasjes en/of
- diverse spaarkaarten en/of
- sleutels en/of
- een leesbril,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- onverhoeds, met kracht, vastpakken van de armen die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) met kracht drukken/duwen van die [naam slachtoffer 1] tegen een aldaar
geparkeerde auto en/of
- met kracht rukken/trekken aan de tas van die [naam slachtoffer 1] en/of
- aan die [naam slachtoffer 1] toevoegen van de woorden - zakelijke weergegeven - dat ze
niet moest gillen;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht