ECLI:NL:RBROT:2018:6634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
10/651013-18 / vordering TUL VV: 10/651016-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving op de openbare weg met geweld en gebruik van stroomstootwapens

Op 14 maart 2018 vond in het Museumpark te Rotterdam een beroving plaats waarbij de aangever, [naam slachtoffer], rond 01.00 uur door een groep mannen werd overvallen. De aangever werd geschopt, getaserd en beroofd van zijn jas, portemonnee en mobiele telefoon. De rechtbank baseerde haar oordeel op de betrouwbare verklaring van een medeverdachte en camerabeelden die de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten bevestigden. De verdachte, [naam verdachte], werd kort na de beroving aangehouden, waarbij in zijn nabijheid goederen van de aangever werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende verdenking was voor de aanhouding en dat de verdachte samen met anderen handelde. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, en legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verleden met soortgelijke strafbare feiten en een verstandelijke beperking. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 985,69 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/651013-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/651016-17
Datum uitspraak: 29 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan de IJssel,
raadsvrouw mr. B.V. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd in het advies van de reclassering;
- dadelijke uitvoerbaarverklaring van de bijzondere voorwaarden;
- tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf in de zaak met
parketnummer 10/651016-17, met dien verstande dat de jeugddetentie dient te worden omgezet in gevangenisstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding en de in verzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig zijn geweest wegens het ontbreken van voldoende redenen van verdenking. Daarmee is sprake van een onherstelbare fout zodat het daarna verkregen bewijs dient te worden uitgesloten. De verdachte is drie uur na de straatroof aangehouden. Bij hem is geen (stroomstoot)wapen aangetroffen en ook geen goederen van de aangever die bij de straatroof zijn weggenomen. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 14 maart 2018 wordt op de openbare weg in het Museumpark te Rotterdam de aangever [naam slachtoffer] rond 01.00 uur overvallen, geschopt, getaserd en beroofd. Tijdens deze beroving wordt van de aangever onder meer de jas, de portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon ontvreemd. De aangever heeft hieraan letsel aan gezicht, linker arm en rechterhand overgehouden. Dit blijkt ook uit het proces verbaal van bevindingen waarin de verbalisant het door hem bij de aangever waargenomen letsel omschrijft. De aangever heeft tegenover de politie verklaard dat hij door vijf daders is beroofd waarvan één van hen een groenkleurige jas droeg met camouflagepatroon. Deze verklaring wordt bevestigd door de getuige [naam getuige] .
De politie heeft camerabeelden, afkomstig van een beveiligingscamera van de Kunsthal, die is gevestigd aan het Museumpark, uitgekeken en vastgesteld dat op 14 maart 2018 om 01.05.13 uur, vier personen over de voetgangersbrug uit het park in de richting van de Kunsthal renden. Eén van hen had een jas met een camouflageprint. De jas van de aangever werd in diezelfde nacht op deze voetgangersbrug terug gevonden. Om 03.43 uur wordt door de politie op camerabeelden gezien dat zes mannen de Boomgaartstraat - bevindend in de directe omgeving va het Museumpark - inrenden en zich schuilhielden op diverse plaatsen. Eén van deze mannen droeg een jas met camouflagepatroon. Een andere man had een tas om zijn nek hangen en een derde had lang rastahaar. Om 03.44 uur lopen deze mannen samen naar de Westblaak. Een beveiliger van de gemeente Rotterdam, [naam beveiliger 1] genaamd, die eerder geïnformeerd was over de beroving, zag rond deze tijd een man op de Westblaak en vijf andere mannen in een zijstraat rechts van de Westblaak staan. Eén van de mannen had lang rasta haar en een andere man droeg een jas met een camouflagepatroon. Twee van deze mannen staken de Westblaak over in de richting van Eendrachtsplein. Dit wordt bevestigd door de beveiliger [naam beveiliger 2] . De achterblijvende drie mannen zijn door de politie aangehouden en bleken [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] te zijn.
De twee mannen, die de Westblaak waren overgestoken, zijn later staande gehouden door verbalisant [naam verbalisant 1] op de Nieuwe Binnenweg. Op diens verzoek identificeerden zij zich om 03.54 uur als [naam verdachte] en [naam medeverdachte 4] . Nadat de verbalisanten [naam verbalisant 2] en van [naam verbalisant 3] een melding ontvingen dat er mogelijk door één van beiden iets was weggegooid hebben zij vervolgens in aanwezigheid van [naam verbalisant 1] beide verdachten gefouilleerd. De verbalisant [naam verbalisant 2] heeft op 40 cm van de verdachte [naam medeverdachte 4] op de grond in een portiek de ID-kaart en de OV-chipkaart op naam van aangever aangetroffen. Na verificatie bij de collega’s of deze passen afkomstig konden zijn van de hiervoor vermelde overval, hetgeen aan hen werd bevestigd, hebben zij beide verdachten aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat tweeënhalf uur na de overval op aangever tijdens de fouillering en staandehouding van de verdachte in diens onmiddellijke omgeving – namelijk 40 centimeter van de plaats waar diens medeverdachte [naam medeverdachte 4] werd staande gehouden - twee passen zijn aangetroffen waarvan aangever diezelfde nacht en in de directe omgeving daarvan is beroofd. Bovendien volgt uit de hiervoor omschreven camerabeelden dat de verdachte zich in de tijd voorafgaande aan zijn aanhouding steeds heeft opgehouden met de medeverdachten. De rechtbank acht dit voldoende voor de verdenking van het plegen van een strafbaar feit. Het verweer van de verdediging dat de daaropvolgende aanhouding onrechtmatig zou zijn vanwege onvoldoende redenen van verdenking, wordt gelet op het vorenstaande dan ook verworpen.
Tezamen en in vereniging
De medeverdachte [naam medeverdachte 3] – blijkens het proces-verbaal van politie de drager van de camouflagejas – heeft tegenover de politie verklaard aanwezig te zijn geweest tijdens de overval van aangever. Hij heeft verklaard daar en toen te zijn geweest met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , die hem kort daarvoor hadden ontmoet. [naam medeverdachte 3] heeft voorts verklaard dat voor hem vier mannen liepen, dat één van hen riep: “pak hem vast” en dat hij heeft gezien dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de aangever heeft laten struikelen.
De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat [naam medeverdachte 1] zijn “mattie”- vriend - is en dat deze hem samen met [naam medeverdachte 3] rond half één die nacht van het centraal station in Rotterdam had opgehaald. Zij liepen in de richting van het Museumpark toen [naam medeverdachte 1] werd aangesproken door twee andere Antilliaanse jongens, die hij niet goed kende.
Wanneer de politie [naam medeverdachte 2] tijdens het verhoor de foto’s toont, die in diezelfde nacht van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 4] zijn gemaakt, verklaart hij beiden te herkennen als degenen die in die nacht bij hem aanwezig zijn geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij in die nacht van [naam medeverdachte 1] heeft gehoord dat de aangever door de verdachte, door [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] zelf is beroofd. [naam medeverdachte 2] heeft daarbij verklaard dat [naam medeverdachte 1] hem heeft gezegd dat de aangever door de verdachte is getaserd. Dit alles tezamen acht de rechtbank voldoende om van een nauwe en bewuste samenwerking te spreken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van [naam medeverdachte 2] – anders dan door de verdediging is aangevoerd - met betrekking tot het verloop van de beroving betrouwbaar. [naam medeverdachte 2] noemt in zijn verhoor gedetailleerde feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat hij óf zelf ter plaatse is geweest óf dit uit de eerste hand (van medeverdachte [naam medeverdachte 1] ) heeft vernomen. [naam medeverdachte 2] is diezelfde nacht, in het gezelschap van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] , door de politie aangehouden en niet is gebleken dat hij op een andere wijze kennis heeft kunnen nemen van deze feiten en omstandigheden waarover hij heeft verklaard.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 14 maart 2018 tezamen met anderen de aangever [naam slachtoffer] heeft beroofd. Het ten laste gelegde zal bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 maart 2018 te Rotterdam op de openbare weg, te weten het Museumpark,
tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, met daarin een telefoon (merk/type Samsung Galaxy S8) en
oordopjes en passen en sleutels,
toebehorende aan [naam slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweldtegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld bestond uit het:
- achtervolgen van die [naam slachtoffer] , en
- van achteren vastpakken van de armen van die [naam slachtoffer] , en
- naar de grond trekken van die [naam slachtoffer] (waardoor die [naam slachtoffer] ten val kwam),
en
- meermalen drukken/houden van een of meer stroomstootwapens tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en het daarbij geven van een of meer stroomstoten met die wapens tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
- uittrekken van de jas van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten het slachtoffer beroofd. Deze beroving vond plaats in de nachtelijke uren in het Museumpark te Rotterdam. Het slachtoffer is achtervolgd en nadat hij door de verdachte en zijn medeverdachten was ingehaald bij de armen vastgepakt, geslagen en geschopt (en pootje gehaakt) waarna hij op de grond terecht is gekomen. Terwijl het slachtoffer op de grond lag is hij getaserd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer, nog altijd liggend op de grond, zijn jas uitgetrokken. In deze jas zat een mobiele telefoon Galaxy S8, een ID-kaart, ov-chipkaart en een sleutelbos. Aan deze beroving heeft de aangever letsel overgehouden in zijn gezicht, linker arm en rechterhand.
Het spreekt voor zich dat dit feit grote impact heeft op het slachtoffer. Uit het schade-onderbouwingsformulier, dat door het slachtoffer is ingediend blijkt dat hij enige weken fysiek last heeft gehad van het toegebrachte letsel en dat hij zich op straat voortaan minder veilig zal voelen. Daarbij brengt een feit als dit onrust teweeg in de maatschappij. De verdachte heeft kennelijk op het moment van het plegen van het feit onvoldoende stilgestaan bij de verstrekkende gevolgen voor het slachtoffer en voor de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een Voortgangsverslag in combinatie met reclasseringsadvies opgemaakt gedateerd 29 mei 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft een uitgebreid hulpverleningsverleden.
De verdachte was geplaatst in een instelling voor begeleid wonen, Stichting Ayudo te Rotterdam. De vraag is of de huidige begeleiding, die hij thans krijgt van stichting Ayudo, op langere termijn toereikend is om het risico op recidive te beperken. De kans op recidive wordt, gezien de beïnvloedbaarheid van de verdachte, de delict geschiedenis en de problematiek (verstandelijk vermogen), als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt rekening te houden met de leeftijd en verstandelijke beperking van de verdachte. Bij voorzetting van het toezicht bij Reclassering Nederland wordt aanvulling en aanscherping geadviseerd van de reeds ingezette bijzondere voorwaarden, zoals in het rapport geformuleerd.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van een deeladvies EC, gedateerd 13 juni 2018.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de gevolgen die het feit voor het slachtoffer moet hebben gehad, alsmede op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank ziet gelet op de ernst van dit feit, een straatroof, gepleegd door een groep mannen, rond één uur ’s nachts waarbij (een) stroomstootwapen(s) is/zijn gebruikt, hiervoor geen aanleiding. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, passend en geboden is, en ook recht doet aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.
Nu de Reclassering Nederland begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van een contactverbod met de medeverdachten, nu een dergelijk contactverbod niet in alle zaken is geadviseerd door de reclassering en er blijkens het dossier tussen de verdachten onderling geen sprake is van structurele contacten. Ook ter zitting hebben de verdachten verklaard de andere verdachten niet te kennen, dan wel toevallig die avond/nacht te zijn tegengekomen.
De rechtbank zal zoals ook door de officier van justitie is gevorderd en door de reclassering is geadviseerd, de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de voorwaarden en het toezicht, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 185,- aan materiële schade en een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel inclusief wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, gelet op het door hem ingenomen standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring, primair afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit. Subsidiair is betoogd dat de vordering ten aanzien van dat deel dat ziet op vergoeding van immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,-. De hoogte van de gevorderde materiële schade is niet betwist.
8.3.
Beoordeling
Materieel
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding genoegzaam is onderbouwd zal deze vordering worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 185,69.
Immaterieel
Tevens is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 800,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Hoofdelijke veroordeling
Nu de verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 maart 2018.
Kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 985,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 23 november 2017 is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.
De proeftijd is ingegaan op 8 december 2017.
9.2.
Beoordeling
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van dat deel van de jeugddetentie dat bij vonnis aan de verdachte voorwaardelijk werd opgelegd. De rechtbank zal de jeugddetentie omzetten in gevangenisstraf gelet om de omstandigheid dat de veroordeelde thans meerderjarig is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen de proeftijd (blijven) melden zo frequent en zolang de Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zoals Stichting Ayudo te Rotterdam of soortgelijke instantie, te bepalen door Reclassering Nederland en voor zolang deze dit noodzakelijk acht; aan deze voorwaarde wordt een locatiegebod middels elektronisch toezicht verbonden: de veroordeelde zal zich in de avonduren bevinden in de woning van Stichting Ayudo of soortgelijke instantie;
3. de veroordeelde is verplicht om mee te werken aan ambulante behandeling bij hulpverlening de Waag (Topzorg) of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. de veroordeelde is verplicht om mee te werken aan urinecontroles ten behoeve van controle op het gebruik van alcohol en/of drugs, zo vaak en zolang als Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
5. andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende:
- de veroordeelde is verplicht mee te werken aan het hebben en houden van een dagbesteding bij stichting Seedz te Rotterdam of soortgelijke instantie te bepalen door Reclassering Nederland en voor zolang deze dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde is verplicht om zich onder bewind te laten stellen zodat zijn financiële situatie onder controle is;
- de veroordeelde is verplicht medewerking te verlenen aan begeleiding door een jobcoach;
- de veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan oplegging/aanzegging van een omgangsbeperking met zijn moeder. Reclassering Nederland zal er op toezien dat er een begeleide bezoekregeling plaatsvindt bij de woonvoorziening;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, met dien verstande dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 985,69 (zegge: negenhonderdvijfentachtig euro en negenenzestig eurocent), bestaande uit € 185,69 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 maart 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 985,69(hoofdsom,
zegge: negenhonderdvijfentachtig euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 985,69 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
19 dagen;toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 23 november 2017 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van
3 (drie) maanden;
gelast dat voornoemde jeugddetentie worden omgezet in een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 maart 2018 te Rotterdam
op of aan de openbare weg, te weten het Museumpark,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een jas, met daarin een telefoon (merk/type Samsung Galaxy S8) en/of oordopjes
en/of een of meer passen en/of een of meer sleutels,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- achtervolgen van die [naam slachtoffer] , en/of
- van achteren vastpakken van de armen van die [naam slachtoffer] , en/of
- naar de grond trekken van die [naam slachtoffer] (waardoor die [naam slachtoffer] ten val kwam),
en/of
- meermalen drukken/houden van een of meer stroomstootwapens op/tegen het
lichaam van die [naam slachtoffer] en/of het daarbij geven van een of meer stroomstoten
met die wapens op/tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] ;
- uittrekken van de jas van die [naam slachtoffer] ;
(artikel 312 Wetboek van Strafrecht)