ECLI:NL:RBROT:2018:6633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
10/661034-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroving op de openbare weg met opzetheling van goederen verkregen door misdrijf

Op 29 juni 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetheling. De zaak betreft een beroving op de openbare weg waarbij de aangever rond één uur 's nachts door een groep mannen werd overvallen, geschopt en beroofd. De rechtbank heeft een betrouwbare verklaring van een medeverdachte/getuige als bewijs geaccepteerd. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven die zou kunnen leiden tot twijfel aan haar betrokkenheid bij de feiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes weken geëist, waarvan twee weken voorwaardelijk, en een geldboete van €150,-. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling van goederen die waren verkregen door misdrijf, waaronder tassen en mobiele telefoons. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 maart 2018 is aangehouden en dat zij goederen in haar bezit had die kort na straatroven waren verkregen. De verdachte heeft de tassen en telefoons verworven en voorhanden gehad, terwijl zij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, en een geldboete van €150,-. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandelprogramma.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661034-18
Datum uitspraak: 29 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Librijesteeg 4, 3011 HN Rotterdam,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd in het reclasseringsrapport;
  • oplegging van een geldboete van € 150,-, subsidiair 3 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.
De verdachte ontkent dat zij wist dat in de door haar weggegooide vuilniszak een tas zat die was buitgemaakt bij een straatroof. Evenmin was zij ervan op de hoogte dat de Motorola en Samsung telefoons die bij haar aanhouding in haar tas zijn aangetroffen van diefstal afkomstig waren. Verder is aangevoerd dat het enkele feit dat zij op 31 januari 2018 een mobiele telefoon heeft verkocht, die eerder die dag was buitgemaakt bij een straatroof, niet inhoudt dat zij dit ook heeft geweten.
4.1.2.
Beoordeling
Op 7 maart 2018 is de verdachte aangehouden op verdenking van heling. Uit een proces-verbaal van observatie blijkt dat de verdachte vlak voor haar aanhouding een groene vuilniszak in een vuilcontainer heeft gegooid. Daarin bleek een grijze damestas te zitten (met daarin onder meer een brillenkoker). Verder is bij haar insluitingsfouillering (onder meer) een Motorola en Samsung telefoon aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de damestas en de Motorola telefoon eerder die dag in de vroege ochtend zijn buitgemaakt bij een straatroof. De Samsung telefoon bleek afkomstig van een straatroof van een dag daarvoor (6 maart 2018).
Uit een onderzoek ingesteld in het Digitale Opkopers Register is voorts gebleken dat de verdachte op 31 januari 2018 een telefoon heeft verkocht aan een bedrijf [naam bedrijf] . Uit het dossier blijkt dat die telefoon is buitgemaakt bij een straatroof enkele uren daarvoor. Verder is bij de doorzoeking op 7 maart 2018 van de woning aan de [adres verdachte] , waar de verdachte verbleef, een donkerblauwe handtas van het merk Desigual aangetroffen. Ook deze bleek afkomstig van de straatroof van 31 januari 2018.
De verdachte heeft de tassen en telefoons steeds zeer kort na de straatroven voorhanden gehad. Verder is door deze rechtbank in de strafzaak met parketnummer 10/660116-18 vastgesteld dat medeverdachte [naam medeverdachte] , de (ex-)partner van de verdachte die ook bij haar in de woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam verbleef, voornoemde straatroven heeft gepleegd.
Gelet op de steeds korte tijdspanne tussen het moment van de verschillende straatroven en het aantreffen bij de verdachte van daarbij buitgemaakte goederen c.q. het door haar verkopen daarvan, alsmede gelet op de relatie tussen de verdachte en de pleger van die straatroven, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte wist dat de tassen en telefoons van een misdrijf afkomstig waren. De rechtbank wordt verder gesterkt in die overtuiging door het uitblijven van iedere aannemelijke verklaring van de kant van de verdachte voor het bij haar aantreffen van de buitgemaakte goederen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij op 07 maart 2018 te Rotterdam, goederen, te weten,
- een grijze tas, inhoudende diverse papieren en een brillenkoker met bril en
- een mobiele telefoon van het merk Motorola, type XT1762
heeft verworven
envoorhanden gehad terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
zij in de periode 06 maart 2018 tot en met 07 maart 2018 te
Rotterdam, een goed, te weten een telefoon (merk/type Samsung Galaxy S7)
heeft verworven
envoorhanden gehad, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
zij in of omstreeks de periode van 31 januari 2018 tot en met 7 maart 2018 te
Rotterdam, goederen, te weten
- een telefoon (merk/type Samsung S7) en
- een handtas,
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.opzetheling;

2. opzetheling;

3. opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling door onder andere tassen en mobiele telefoons te verwerven en voorhanden te hebben, en één van de telefoons ook door te verkopen, waarvan zij wist dat deze buitgemaakt zijn bij verschillende straatroven. Zij heeft hiermee geprofiteerd van misdrijven die door een ander zijn gepleegd en hiermee een bijdrage geleverd aan het bevorderen van het plegen van diefstallen en het daarmee berokkenen van schade aan de slachtoffers hiervan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een (ongedateerd) rapport over de verdachte opgemaakt (geplande realisatiedatum 11 mei 2018). Volgens dit rapport heeft de verdachte geen huisvesting, meerdere schulden, een laag inkomen, onvoldoende financieel overzicht en geen zinvolle dagbesteding. De reclassering adviseert om als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffende. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Verder heeft de rechtbank bij de bepaling van de op te leggen straf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank geen gevangenisstraf opleggen. De rechtbank is van oordeel dat een (forse) taakstraf beter past bij een veroordeling ter zake van opzetheling. Daarnaast zal een voorwaardelijk deel worden opgelegd, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De gevorderde boete zal worden toegewezen. Anders dan door de raadsman is betoogd, is er geen reden de officier van justitie ter zake hiervan niet-ontvankelijk te verklaren. Op grond van artikel 9 lid 3 Sr heeft zij immers de bevoegdheid een geldboete te vorderen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderd veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
80 (tachtig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
236 (tweehonderd zesendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
118 dagen;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
2. de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten onderzoeken en, indien nodig en van toepassing, behandelen bij Het Dok of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks
ter beoordeling van de Reclassering Nederland, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een begeleidende instelling als Stichting MEE, of soortgelijke instelling, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot het betalen van een
geldboete van € 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
3 dagen hechtenis;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.A. Poppe-Gielesen, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 07 maart 2018 te Rotterdam,
goederen, te weten,
- een grijze tas, inhoudende diverse papieren en/of een brillenkoker met bril
en/of
- een mobiele telefoon van het merk Motorola, type XT1762
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416 Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode 06 maart 2018 tot en met 07 maart 2018 te
Rotterdam,
een goed, te weten een telefoon (merk/type Samsung Galaxy S7)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416 Wetboek van Strafrecht)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks de periode van 31 januari 2018 tot en met 7 maart 2018 te
Rotterdam, althans in Nederland,
goederen, te weten
- een telefoon (merk/type Samsung S7) en/of
- een handtas,
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
(artikel 416 Wetboek van Strafrecht)