ECLI:NL:RBROT:2018:6493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
10/127119-17 / vordering TUL VV: 10/238662-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans goed met brandstichting als subsidiair ten laste gelegd feit

Op 24 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 juli 2017 in Rotterdam een deurmat heeft beschadigd door deze in brand te steken. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ingeschreven op het adres Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA Poortugaal. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit van brandstichting, maar vroeg wel om bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit van beschadiging van de deurmat. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, maar dat er voldoende bewijs was voor de subsidiaire tenlastelegging. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van de aangeefster en de bevindingen van de verbalisanten, die ter plaatse een sterke terpentinelucht waarnamen en een fles terpentine vonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en er werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandelverplichtingen voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf passend was gezien de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/127119-17
Parketnummer vordering TUL VV: 10/238662-14
Datum uitspraak: 24 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
Albrandswaardsedijk 74, 3172 AA Poortugaal,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) dagen met aftrek van voorarrest;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering in haar advies van 6 september 2017 heeft geadviseerd;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10238662-14.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte de deurmat in brand heeft gestoken en daarmee de deurmat heeft beschadigd.
4.2.2.
Beoordeling
De aangeefster heeft verklaard dat zij op 6 juli 2017, toen zij zich in haar woning bevond, iets hoorde op de gang. Toen ze door haar deurspionnetje keek, zag zij de verdachte gehurkt voor haar deur zitten en hoorde ze een vloeistof stromen. Toen ze haar deur opende zag ze dat de verdachte een terpentineachtige fles in zijn handen had. Ook zag ze dat haar deurmat vlam had gevat.
De verdachte heeft erkend dat hij met een fles terpentine op de galerij was. De verbalisanten die ter plaatse kwamen, zagen in het gras voor de portiekwoningen aan de [adres] tussen de pandnummers [nummer pand 1] en [nummer pand 2] een fles terpentine liggen van het merk Kruidvat. Toen zij bij de woning van aangeefster aan kwamen, zagen ze dat de vloer voor de woning van aangeefster nat was en roken zij een sterke terpentinelucht. Eén van de verbalisanten, die bij de verdachte een voorlopig onderzoek uitgeademde lucht afnam, rook bij de verdachte ook een sterke terpentinelucht. Daarnaast werd er in de woning van de verdachte een bonnetje van het Kruidvat aangetroffen waaruit bleek dat de verdachte een fles terpentine had gekocht bij de Kruidvat.
Op 8 juli 2017 heeft verbalisant [naam verbalisant] een onderzoek ingesteld naar de deurmat van aangeefster. Hij zag dat er kleine schroeiplekken op de deurmat zaten en hij rook een sterke terpentinelucht die van de deurmat af kwam. Voorts is op de terechtzitting van 24 mei 2018 de foto op pagina 34 van het dossier getoond. De rechtbank heeft op deze foto waargenomen dat op de deurmat schroeiplekken te zien zijn. Die schroeiplekken zijn evident ‘vers’ – de gesmolten uiteinden van de borstelharen van de deurmat zijn nog glanzend.
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de deurmat van aangeefster in brand heeft gestoken en daarmee de deurmat heeft beschadigd.
De rechtbank volgt daarmee niet de verklaring van de verdachte dat hij de terpentine slechts heeft laten vallen en dat hij geen brand heeft gesticht. Die alternatieve lezing zou immers wel de aanwezigheid van terpentine kunnen verklaren, maar niet de brand.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 juli 2017 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deurmat (gelegen voor de voordeur van een woning, gelegen aan [adres delict] ), dat aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van een deurmat door terpentine over de deurmat te gieten en de deurmat vervolgens in brand te steken. Hierdoor zijn er schroeiplekken op de deurmat ontstaan. De verdachte heeft hierdoor schade en hinder veroorzaakt en het kan niet anders dan dat dit voor het slachtoffer veel emotionele impact heeft gehad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
In het voortgangsverslag van Fivoor werd een verband gelegd met alcoholverslaving en PTSS. Door FACT Fivoor werd op 10 juli 2017 meegedeeld ) dat de verdachte
gezien zijn aanhoudende verslaving en daarmee gepaard gaande overlast en delict gedrag een passende kliniek met een langdurig traject nodig heeft, in de vorm van een FVK/FPK.
Door de opname in FVK Antes is duidelijk geworden dat betrokkene door de abstinentie van de alcohol geen last meer ervaart van PTSS. De behandeling heeft zich daardoor met name gericht op het abstinent blijven en het inzicht geven op alcoholverslaving.
De behandeling van betrokkene is na 9 maanden zo goed als afgerond. Risico op alcoholmisbruik is in een gestructureerde omgeving aanzienlijk verlaagd en daarmee ook de klachten van PTSS. De FVK verwacht dat het risico van terugval in alcoholgebruik groter zal worden naarmate de structuur om hem heen weg valt. Zij achten daardoor een geleidelijke afbouw van de externe structuur zeer gewenst en adviseren daarom betrokkene te indiceren voor begeleid/beschermd wonen. Betrokkene heeft geen inzicht op of bagatelliseert zijn alcoholverslaving, waardoor kans op terugval in alcoholverslaving groot is.
De bijzondere voorwaarden worden die door de reclassering worden geadviseerd, zijn de volgende:
- meldplicht;
- behandelverplichting - opname in een kliniek;
- behandelverplichting - ambulante behandeling door een Forensisch ACT;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- contactverbod met [naam slachtoffer] .
Psychiater drs. A. Banaei, met assistentie van C. Van, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit de stukken blijkt dat betrokkene bekend is met een posttraumatische stressstoornis. een stoornis in het gebruik van alcohol en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Betrokkene heeft in de oorlog in de Irak zijn vrouw, kinderen en broer verloren en woont nu alleen in Nederland. Uit de stukken blijken tevens meerdere opnames ter behandeling van de PTSS. Die opnames zijn weinig succesvol geweest vanwege het gebrek aan een goede behandeling van de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek.
Betrokkene heeft besloten om op advies van zijn advocate iedere medewerking aan onderzoek van buiten de forensische verslavingskliniek te weigeren. Er zijn geen aanwijzingen dat zijn weigering is gebaseerd op pathologische gronden.
Psycholoog dr. M. ten Berge, met assistentie van drs. M. van Buul, psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 2 februari 2018. Daaruit blijkt dat een psychologisch onderzoek niet heeft kunnen plaatsvinden, omdat de verdachte hieraan niet wenste mee te werken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Weliswaar wordt een vernieling normaal gesproken bestraft met een geldboete of een taakstraf, maar dat doet geen recht aan de wijze waarop de vernieling heeft plaatsgevonden en de impact die een brandstichting in een gebouw normaal gesproken heeft.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en heeft verzocht een taakstraf op te leggen. Gelet op de ernst van het feit bestaat hiervoor echter geen aanleiding.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 31 januari 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 1 (één) week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 15 februari 2017.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf met een jaar te verlengen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
8.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren te gelasten. De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de nieuwe proeftijd niet passend is om deze proeftijd te verlengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 57 (zevenenvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn alcoholverslaving klinisch laten opnemen in FVK Antes, althans een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar/die instelling verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal, aansluitend op de klinische opname, verblijven in de forensische beschermd wonen voorziening Huis en Haard van het Leger des Heils, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar/die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal, aansluitend op de klinische opname, zich onder ambulante behandeling stellen van een ambulante forensische verslavingskliniek voor zijn alcoholverslaving, of een soortgelijke instelling, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar/instelling verantwoord vindt;
5. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 31 januari 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van 30 (dertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A. Hello en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 juli 2017 te Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht voor en/of bij een voordeur van een portiekwoning (gelegen aan de [adres delict] ), immers heeft verdachte een brandbare vloeistof (tw. tepentine), in de hal en/of op/tegen de voordeur en/of op/over de deurmat van voornoemd pand gegoten en/of gegooid en/of (vervolgens) (open) vuur in aanraking gebracht met die brandbare stof en/of (open) vuur in aanraking gebracht
met een of meerdere goederen in voornoemd pand, ten gevolge waarvan voornoemd pand en/of goederen in dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor de aangrenzende en/of nabijgelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in voornoemd pand bevindende personen te duchten was en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in die aangrenzende en/of nabijgelegen panden bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 6 juli 2017 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deurmat (gelegen voor de voordeur van een woning, gelegen aan [adres delict] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.