ECLI:NL:RBROT:2018:6492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
10/681230-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS voor poging tot zware mishandeling en vrijheidsberoving

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 8 september 2017 in Dordrecht een poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft gepleegd. De verdachte heeft de aangever, [naam slachtoffer], met een mes verwond en hem tegengehouden toen deze de woning wilde verlaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de TBS-maatregel met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens had, wat van invloed was op zijn handelen. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en weigerde medewerking aan psychologisch onderzoek, wat de beoordeling van zijn situatie bemoeilijkte. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vereisten. De verdachte werd ook vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681230-17
Datum uitspraak: 7 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R.L.I. Jansen, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 (met uitzondering van het onderdeel in vereniging en met uitzondering van het tweede gedachtestreepje) en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 subsidiair op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van dit feit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verwondingen, oppervlakkige snijwonden, bij de aangever [naam slachtoffer] (hierna: de aangever) kunnen niet worden gezien als naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op voltooiing van zware mishandeling. Daarnaast is de verdediging van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van het slaan/stompen op de neus/in het gezicht en het vastpakken bij de keel en/of het dichtdrukken van de keel. Mede gelet op het feit dat uit de FARR-verklaring niets blijkt van letsel in het gezicht dan wel letsel aan de keel/nek. Voorts levert naar de mening van de verdediging het steken of snijden met een mes op de arm en in de bil geen voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever op, nu er louter sprake is van oppervlakkige snijwonden en de verdachte de aangever dus niet met kracht heeft gestoken, maar moet hebben gesneden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat het opzet van de verdachte gericht is geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan bepleit de verdediging dat er in casu sprake is van vrijwillige terugtred. De verdachte is uit zichzelf gestopt met de mishandeling en is de aangever gaan helpen met het schoonmaken van zijn verwondingen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt niet dat de deur op slot zou zijn gedaan, de aangever in de woning voortdurend is bedreigd en/of mishandeld en wat de verdachte dan zou hebben gedaan om de gang naar de uitgang te beletten.
4.3.2.
Beoordeling
De verklaringen van de aangever en de verdachte lopen voor een deel parallel, maar ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen handelingen lopen zij voor een groot deel uiteen. De centrale vraag is welke lezing van het gebeuren gevolgd dient te worden.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 8 september 2017 zich met twee vrienden, te weten de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , in de woning aan de [adres delict] te Dordrecht bevond. Op een gegeven moment kwam de aangever de woning binnen en hij zou zich op de borst hebben geslagen en daarbij hebben gezegd “Jullie kunnen ons van de HDGF [1] niets maken”. Vervolgens heeft de aangever ‘Agame [2] ’ tegen de verdachte gezegd. De verdachte erkent de aangever rake klappen te hebben gegeven en erkent hem te hebben gestoken. Daarbij heeft de verdachte wel gezegd dat hij niet van plan was om de aangever te steken. De verdachte heeft verklaard dat de aangever het mes heeft gepakt en dat toen de verdachte het mes uit de hand van de aangever wilde pakken, de aangever op de grond viel en het mes in zijn hand kwam.
De aangever heeft verklaard dat hij samen met [naam getuige 1] en [naam getuige 2] in de woning aan de [adres delict] te Dordrecht was toen de verdachte de woning binnen kwam. Zonder enige aanleiding begon de verdachte de aangever uit te schelden en te slaan. Vervolgens heeft de verdachte de aangever met twee handen bij de keel gepakt. De aangever heeft zich weten los te rukken en probeerde toen weg te komen en rende in de richting van de voordeur. In de tussentijd heeft de verdachte een mes gepakt en wist hij aangever toch weer te grijpen. Daarna heeft de verdachte de aangever in zijn rechterarm gesneden en in zijn rechter bil gestoken. Nadat de verdachte was gesneden/gestoken, moest hij op de grond gaan zitten en later is hij ook nog op de bank geduwd. Al die tijd had de verdachte het mes in zijn hand en bedreigde hij de aangever. De aangever moest de verdachte onder andere telefoonnummers geven van mensen van de HDGF in Eritrea. De aangever heeft verklaard dat dit alles bij elkaar vrij lang heeft geduurd.
De rechtbank houdt de verklaring van de aangever voor juist, nu deze verklaring steun vindt in de verklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] .
[naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op 8 september 2017 samen met de aangever en [naam getuige 2] in de woning aan de [adres delict] te Dordrecht was. Op een gegeven moment kwam de verdachte de woning binnen en beschuldigde de aangever ervan dat hij hem ‘Agame’ zou hebben genoemd. Daarna heeft de verdachte de aangever gelijk geslagen met zijn vuist tussen de ogen. De aangever probeerde toen weg te komen. De verdachte heeft de aangever gelijk weer gepakt en heeft hem vervolgens met een mes gestoken. Hierna moest de aangever van de verdachte op de grond gaan zitten en moest de aangever de vragen van de verdachte beantwoorden. Bij de rechter-commissaris heeft [naam getuige 1] nog verklaard dat de aangever later op de bank moest gaan zitten en dat de verdachte voor hem bleef staan. Al die tijd had de verdachte het mes in zijn hand. [naam getuige 1] heeft verklaard dat alles bij elkaar lang heeft geduurd, meer dan een uur.
[naam getuige 2] heeft verklaard dat toen de verdachte de woning binnen kwam er direct een woordenwisseling ontstond tussen de verdachte en de aangever. Verdachte gaf aan dat de aangever hem een vorige keer voor ‘Agame’ zou hebben uitgescholden. De aangever wilde de woning verlaten, maar werd tegengehouden door de verdachte. Vervolgens is er een vechtpartij ontstaan waarbij de verdachte de aangever met zijn vuist op de neus heeft geslagen. De verdachte heeft de aangever ook nog met een mes gestoken in de arm van de aangever. Bij de rechter-commissaris heeft [naam getuige 2] nog verklaard dat de verdachte degene was die met het mes uit de keuken kwam gelopen en dat hij geen mes in de hand van de aangever heeft gezien.
Daarnaast vindt de verklaring van de aangever steun in de FARR-verklaring, waaruit blijkt dat de verdachte zowel een verwonding had op zijn rechter onderarm als op zijn rechter bovenbeen. Voorts heeft verbalisant [naam verbalisant] , die op 9 september 2018 de aangever heeft verhoord, verwondingen in de hals/nek van de aangever gezien.
De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van de aangever. Daaruit volgt dat de verdachte degene is geweest die op de neus van de aangever heeft gestompt, de aangever bij de keel heeft vastgepakt en de keel heeft dichtgeknepen. Voorts heeft de verdachte in de rechter bovenarm van de aangever gesneden en in het rechter bovenbeen van de aangever gestoken.
Voorwaardelijk opzet feit 1 subsidiair
Uit de FARR-verklaring is gebleken dat de aangever een oppervlakkige snijwond in de rechter onderarm had met zichtbaar onderhuidsweefsel en een steekwond in het rechter bovenbeen van ongeveer 2 centimeter in de diepte te vervolgen. De zenuwen en bloedvaten waren nog intact. Beide wonden moesten worden gehecht. De rechtbank is van oordeel dat dit geen zwaar lichamelijk letsel is. Door de aangever met een (groot) mes in de arm en in het bovenbeen te snijden/steken heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er zenuwen, bloedvaten en spieren konden worden geraakt. Daarnaast heeft de verdachte de aangever ook nog op de neus gestompt, hem bij de keel vastgepakt en de keel dichtgeknepen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dan ook in ieder geval voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Vrijwillige terugtred feit 1 subsidiair
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte de aangever eerst met zijn vuist heeft geslagen en vervolgens hem met een mes heeft gesneden/gestoken. De verdachte is uiteindelijk gestopt met de mishandeling en zou daarna de aangever hebben geholpen met het schoonmaken van de verwondingen, aldus de verklaring van de verdachte en de verklaring van [naam getuige 1] .
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte geen beroep op vrijwillige terugtred toekomt. Naar het oordeel van de rechtbank is er gelet op hetgeen hierboven is overwogen sprake van een voltooide poging tot zware mishandeling. De rechtbank beoordeelt dat het enkele stoppen met mishandelen en het schoonmaken van de verwondingen geen handelingen zijn die naar aard en tijdstip geschikt waren om het gevolg te beletten. En dat het gevolg, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, niet is ingetreden, is niet aan de verdachte te danken. De mishandeling was immers al voltooid.
Feit 2: wederrechtelijke vrijheidsberoving
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk de aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven. De verdachte heeft de aangever immers tegen gehouden toen hij weg wilde gaan, hem vervolgens mishandeld door hem te stompen en te snijden/steken met een mes, hem te bedreigen door de verdachte op de grond en op de bank te laten zitten en met een mes voor hem te staan en de aangever aldus heeft belet om te gaan waar hij heen wilde gaan.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd en dat de voordeur van de woning aan de [adres delict] te Dordrecht op slot was en de sleutel vervolgens was verstopt. De verdachte zal hiervan partieel worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. subsidiair.
hij op 08 september 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de rechter arm en de rechter bil van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en op de neus van die [naam slachtoffer] heeft gestompt en de keel van die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en dichtgedrukt en, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 08 september 2017 te Dordrecht opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij verdachte met dat opzet die [naam slachtoffer] tegen zijn wil opgehouden in een woning (gelegen aan de [adres delict] ) door
  • toen die
  • die
  • aldus die
3.
hij op 22 augustus 2017 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een kassascherm/beeldscherm behorend bij een kassa, toebehorende aan Joy Poolcentrum en Zalenverhuur, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot zware mishandeling;
2.
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe stelt hij dat de verdachte zelf uit Eritrea is moeten vluchten en dat hij handelde onder de psychische druk dat de regeringspartij van Eritrea, waar de verdachte tegenstander van is, probeert greep te houden op Eritreeërs in het buitenland door het inzetten van informanten. Voorts werd de verdachte geconfronteerd met de aangever die de verdachte eerder zou hebben bedreigd dat alle “landverraders”, zoals de verdachte, moeten worden uitgeroeid, terwijl de moeder en het zusje van de verdachte in Eritrea zijn. De verdachte zag daardoor geen andere mogelijkheid dan te handelen zoals hij heeft gedaan. Naar de mening van de verdediging kon het niet van de verdachte worden gevergd dat hij de woning direct weer had kunnen verlaten nadat hij geconfronteerd werd met de aangever.
De verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Een beroep op psychische overmacht kan slechts slagen indien de verdachte heeft gehandeld onder een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. In het onderhavige geval zou de drang, het betoog van de verdediging volgend, hebben bestaan in het feit dat de verdachte, gelet op het feit dat de aangever hem eerder zou hebben bedreigd en de regeringspartij van Eritrea informanten inzet om greep te houden op Eritreeërs in het buitenland, geen andere uitweg zag dan te handelen zoals hij heeft gedaan.
Met hetgeen de verdediging heeft aangevoerd is onvoldoende onderbouwd dat in dit geval sprake was van een zodanige van buiten komende drang dat van de verdachte niet meer redelijkerwijs kon worden gevergd dat hij daaraan weerstand kon bieden. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat hier sprake was van psychische overmacht. Volgens de verdediging dacht de verdachte dat de aangever een informant was van de regeringspartij, en dat hij zelf en zijn familie in Eritrea door de aangever gevaar liepen. De verdediging heeft echter ook aangevoerd dat de verdachte en de aangever, na de mishandeling, op normale wijze afscheid hebben genomen. Dat is zonder nadere toelichting (die door de verdediging niet is gegeven) niet te verenigen met het beroep op psychische overmacht. Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte, nadat hij in de woning aan de [adres delict] te Dordrecht werd geconfronteerd met de aangever, direct de woning weer kunnen en moeten verlaten. De rechtbank verwerpt derhalve het beroep op psychische overmacht.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en een vernieling.
De verdachte is op 8 september 2017 naar de woning aan de [adres delict] te Dordrecht gegaan waar op dat moment het slachtoffer [naam slachtoffer] was. Nadat de verdachte de woning was binnen gegaan, beschuldigde hij het slachtoffer ervan dat hij de verdachte ‘Agame’ had genoemd. Daarna heeft de verdachte het slachtoffer met zijn vuist geslagen, de keel van het slachtoffer vastgepakt en dicht geknepen. Vervolgens probeerde het slachtoffer weg te komen. Dit is niet gelukt, omdat de verdachte hem tegenhield en vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer met een mes gestoken in zijn onderarm en bovenbeen. Daarna moest het slachtoffer eerst op de grond gaan zitten en vervolgens op de bank. Al die tijd had de verdachte het mes in zijn hand en bleef hij voor het slachtoffer staan.
De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke (gewelds)misdrijven veelal nadelige psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden.
Voorts heeft de verdachte een kassascherm vernield dat toebehoorde aan Joy Poolcentrum en Zalenverhuur. Hierdoor heeft de verdachte schade en hinder veroorzaakt.
7.3.
Eendaadse samenloop of meerdaadse samenloop?
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank is echter van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop, aangezien de strekking van de artikelen 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht niet dezelfde is en aan de bewezenverklaarde feiten afzonderlijke wilsbesluiten ten grondslag liggen.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 april 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.2.
Rapportages
Arts in opleiding tot psychiater drs. N.A. Munir (onder supervisie van drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater) heeft op 5 november 2017 over de verdachte gerapporteerd. De verdachte weigerde mee te werken, ondanks dat hij in eerste instantie wel leek te gaan meewerken, waardoor slechts zeer beperkt onderzoek mogelijk was. De weigering lijkt ingegeven te zijn door de aanwezigheid van een psychiatrische, mogelijk psychotische, stoornis. Verder heeft psycholoog drs. L. Heukelom op 3 november 2017 over de verdachte gerapporteerd. Een psychologisch onderzoek heeft niet kunnen plaatsvinden omdat de verdachte hieraan niet wenste mee te werken.
De psychiater en de psycholoog hebben daarom een klinische observatie op de ForCA (Forensisch Consortium Adolescenten) afdeling van het Forensisch Centrum Teylingereind geadviseerd.
De GZ-psycholoog drs. T. Smits en kinder- en jeugdpsychiater drs. D. Matser van het Forensisch Centrum Teylingereind hebben op 21 februari 2018 een rapport uitgebracht over de verdachte met betrekking tot multidisciplinair onderzoek Pro Justitia. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft slechts zeer beperkt meegewerkt aan het onderzoek. Toch is een (beperkte) beschrijving mogelijk van aanwezige psychopathie.
Uit het onderzoek is gebleken dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, die zich laat omschrijven als een ‘andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. Vanuit de aard van deze stoornis kan ook worden gezegd dat deze aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit kan worden geconcludeerd dat zijn regulerende en oplossende strategieën tekort schoten om tot een voor hem acceptabele oplossing te komen. Er wordt geadviseerd dit feit verminderd aan de verdachte toe te rekenen. Onderzoekers kunnen door de beperkte medewerking van de verdachte geen uitspraak doen over het verband tussen de vastgestelde stoornis en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Uit de risicotaxatie-instrumenten komt een zorgelijk beeld naar voren waarbij op diverse domeinen risicofactoren aanwezig zijn en er op basis van het huidige onderzoek geen beschermende factoren zijn gevonden.
Onderzoekers kunnen door de beperkte medewerking van de verdachte geen aanbevelingen doen ten aanzien van het matigen van het risico op een dergelijk feit en welke interventie/begeleiding/behandeling daarvoor noodzakelijk is. Onderzoekers hebben wel opgemerkt dat door de houding van de verdachte ambulante behandeling onhaalbaar lijkt. Hij zal zich, mede gelet op de kerncognities waarmee de verdachte en zijn landgenoten zijn opgegroeid, niet gemakkelijk laten behandelen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 februari 2018. Er heeft geen gesprek plaatsgevonden tussen de reclassering en de verdachte, omdat de verdachte de spreekkamer niet binnen wilde treden en niet in gesprek wilde gaan met de reclassering. De reclassering vindt het zorgelijk dat de verdachte alle medewerking aan onderzoeken weigert. De reclassering conformeert zich aan het advies van ForCA Teylingereind. De reclassering acht het onmogelijk om binnen een voorwaardelijk kader te werken aan het verlagen van het gevaars- en recidiverisico. Daarnaast heeft de verdachte in het verleden al aangegeven niet open te staan voor hulpverlening.
Op 2 mei 2018 zijn psycholoog T. Smits en psychiater D. Matser als getuige-deskundigen gehoord bij de rechter-commissaris. Zij hebben beiden verklaard dat indien de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis de boventoon voerde bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zij tot het advies zouden komen om de verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen. De verdachte zal zich niet aan voorwaarden kunnen houden en ambulante behandeling lijkt dan ook onmogelijk.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van psychiater drs. D. Matser en psycholoog drs. T. Smits gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Vastgesteld wordt dat bij de verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond die van invloed is geweest op zijn handelen. Daarnaast wordt de verdachte dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Behandeling in welke vorm?
De rechtbank acht het onverantwoord dat de verdachte zonder behandeling voor zijn
stoornis terug zal keren in de maatschappij. Dit op grond van de aanwezigheid van een
stoornis, het feit dat hij op 22 juni 2016 veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, voor twee mishandelingen en wederspannigheid, en de feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld.
De vraag is dan in welke vorm dat moet plaatsvinden. De officier van justitie heeft TBS met
dwangverpleging gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat dient te worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het zware karakter van de TBS-maatregel, heeft de rechtbank bekeken welke reële alternatieven er zijn voor het opleggen van deze maatregel.
Een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf is niet toereikend,
gelet op de ontbrekende bereidheid tot medewerking van de verdachte. Daarnaast acht de reclassering het onmogelijk om binnen een voorwaardelijk kader te werken aan het verlagen van het gevaars- en recidiverisico bij de verdachte.
De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, ex art. 37 Sr, is evenmin een optie, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar is.
Dan resteert binnen het strafrecht de optie van de TBS, al dan niet met dwangverpleging.
Voor die maatregel is een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de
geestvermogens vereist. Uit het multidisciplinair onderzoek blijkt dat tijdens de ten laste gelegde feiten bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank is daarom van oordeel dat, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen in dit geval de terbeschikkingstelling eisen van de verdachte met verpleging van overheidswege. De verdachte heeft iedere opening naar alternatieve, minder vergaande modaliteiten van beteugeling van het herhalingsgevaar
onmogelijk gemaakt door zijn weigering medewerking te verlenen aan onderzoek door
gedragsdeskundigen.
Vastgesteld wordt dat de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, voldoende aanleiding om de verdachte daarnaast nog een gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 282, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A. Hello en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steek-/snijwond in de (rechter) arm en/of een steek-/snijwond in de (rechter) bil en/of een gebroken neus, heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in die arm en/of die bil te steken en/of snijden en/of (meermaal) op en/of tegen de neus van die [naam slachtoffer] te stompen en/of te slaan;
subsidiair.
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (rechter) arm en/of de (rechter) bil van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of (meermaal) op en/of tegen de neus en/of het gezicht van die [naam slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of de keel van die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt en/of dichtgedrukt en/of (daarbij) diens nek heeft omgedraaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair.
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (rechter) arm en/of de (rechter) bil van die [naam slachtoffer] te steken en/of snijden en/of (meermaal) op en/of tegen de neus en/of het gezicht van die [naam slachtoffer] te stompen en/of slaan en/of de keel van die [naam slachtoffer] vast te pakken en/of dicht te drukken en/of (daarbij) diens nek om te draaien;
2.
hij op of omstreeks 08 september 2017 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft / hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [naam slachtoffer] tegen zijn wil opgehouden in een woning (gelegen aan de [adres delict] ) door
  • toen die [naam slachtoffer] genoemde woning wilde verlaten, de weg naar buiten te blokkeren en/of die [naam slachtoffer] vast te pakken en/of bij de keel te grijpen en/of
  • de deur van die woning op slot te doen en/of de sleutel te verstoppen en/of
  • die [naam slachtoffer] (voortdurend) te bedreigen en/of te mishandelen en/of
  • (aldus) die [naam slachtoffer] te beletten te gaan waar hij wilde gaan;
3.
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een kassascherm / beeldscherm (behorend bij een kassa), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Joy Poolcentrum en Zalenverhuur, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Regeringsgezinde partij in Eritrea.
2.Een scheldwoord, vergelijkbaar met landverrader, slaaf of anderszins een minderwaardig persoon.