7.5.Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van psychiater drs. D. Matser en psycholoog drs. T. Smits gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Vastgesteld wordt dat bij de verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond die van invloed is geweest op zijn handelen. Daarnaast wordt de verdachte dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Behandeling in welke vorm?
De rechtbank acht het onverantwoord dat de verdachte zonder behandeling voor zijn
stoornis terug zal keren in de maatschappij. Dit op grond van de aanwezigheid van een
stoornis, het feit dat hij op 22 juni 2016 veroordeeld is tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, voor twee mishandelingen en wederspannigheid, en de feiten waarvoor hij thans wordt veroordeeld.
De vraag is dan in welke vorm dat moet plaatsvinden. De officier van justitie heeft TBS met
dwangverpleging gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat dient te worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het zware karakter van de TBS-maatregel, heeft de rechtbank bekeken welke reële alternatieven er zijn voor het opleggen van deze maatregel.
Een klinische behandeling in het kader van een voorwaardelijke straf is niet toereikend,
gelet op de ontbrekende bereidheid tot medewerking van de verdachte. Daarnaast acht de reclassering het onmogelijk om binnen een voorwaardelijk kader te werken aan het verlagen van het gevaars- en recidiverisico bij de verdachte.
De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, ex art. 37 Sr, is evenmin een optie, nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar is.
Dan resteert binnen het strafrecht de optie van de TBS, al dan niet met dwangverpleging.
Voor die maatregel is een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de
geestvermogens vereist. Uit het multidisciplinair onderzoek blijkt dat tijdens de ten laste gelegde feiten bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank is daarom van oordeel dat, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen in dit geval de terbeschikkingstelling eisen van de verdachte met verpleging van overheidswege. De verdachte heeft iedere opening naar alternatieve, minder vergaande modaliteiten van beteugeling van het herhalingsgevaar
onmogelijk gemaakt door zijn weigering medewerking te verlenen aan onderzoek door
gedragsdeskundigen.
Vastgesteld wordt dat de onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd. De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, voldoende aanleiding om de verdachte daarnaast nog een gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.