ECLI:NL:RBROT:2018:6456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
10/750294-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van twee partijen cocaïne, met een totaalgewicht van 695 kilogram, en van voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.N. de Jonge. De officier van justitie, mr. P. Gruppelaar, had een gevangenisstraf van 8 jaar geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 7 jaar op. De zaak kwam aan het licht na een douanescan van een container met bevroren vis, waarin cocaïne was aangetroffen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de invoer van de cocaïne. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen handelingen had verricht die gericht waren op het binnenbrengen van de cocaïne in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bepalende rol had gespeeld in de criminele organisatie en dat zijn handelen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormde. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om de samenleving te beschermen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750294-17
Datum uitspraak: 26 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Gruppelaar heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Inleiding
Op 2 augustus 2017 is de container met nummer [nummer container 1] beladen met bevroren vis in Paramaribo geladen op het motorschip [naam motorschip 1] . Na tussenstops in Pointe-à-Pintre (Guadeloupe) en Duinkerken (Frankrijk) is de container op 20 augustus 2017 gelost van het motorschip [naam motorschip 2] in de haven van Rotterdam. Op diezelfde dag is de container aangeboden bij de douanescan. Op de douanescan werden onregelmatigheden waargenomen in de bodem van de container. Twee narcotica speurhonden hebben vervolgens positief gereageerd op de zijkant en onderkant van de container. Onder de dekplaat van de container en tussen het purschuim troffen de medewerkers van de douane in totaal 310 pakketten aan. Na weging en onderzoek door het Douanelaboratorium bleek dat het ging om ongeveer 310 kilogram cocaïne.
De douanemedewerkers hebben de pakketten vervangen door dummypakketten en de container geprepareerd met afluister- en plaatsbepalingsapparatuur. Op één van de dummypakketten werd op bevel van de officier van justitie een terugplaatsmonster met daarin 10 gram cocaïne geplakt. De container heeft vervolgens zijn normale route vervolgd. Na aflevering van de lading bevroren vis werd de container op 28 augustus 2017 geplaatst op het lege container depot [naam container depot] aan de [plaats delict] te Rotterdam. Hier werd de container onder observatie genomen met behulp van technische hulpmiddelen.
Op basis van de camerabeelden van [naam container depot] is waargenomen dat op 28 augustus 2017 omstreeks 22:00 uur - na sluitingstijd - een voertuig arriveert bij het toegangshek van [naam container depot] . Ongeveer 10 minuten later arriveert een bestelbus bij het toegangshek van [naam container depot] . Het toegangshek gaat open en de twee voertuigen rijden vervolgens het terrein op. Omstreeks 22:16 uur rijdt een Empty Handler (heftruck) over het terrein. Enkele minuten later beweegt de container met nummer [nummer container 1] richting de reparatieloods. Middels de in de container geplaatste afluisterapparatuur is vastgesteld dat rond 22:31 uur twee mannenstemmen, werk-, slijp- en stapelgeluiden te horen zijn. Uit helikopterbeelden van die avond blijkt dat rond 23:37 uur een persoon de reparatieloods verlaat. Om 23:38 uur rijdt een bestelbusje in de richting van de reparatieloods. De politie besluit op dat moment over te gaan tot aanhouding van de personen in de buurt van de reparatieloods. Uiteindelijk zijn door de politie twee personen aangehouden op het [naam container depot] terrein. De eerste aangehouden persoon bleek te zijn de verdachte [naam verdachte] . Hij werd aangetroffen in het struikgewas achter de reparatieloods. De tweede persoon die werd aangehouden is de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Hij werd aangetroffen in een schrootafvalcontainer op het naastgelegen terrein. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] waren beiden werkzaam bij [naam container depot] . De medeverdachte [naam medeverdachte 1] werkte als reparateur van kapotte containers. Kort na de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte is ook de vrouw van de verdachte, mw. [naam medeverdachte 2] , bij het toegangshek van [naam container depot] aangehouden ter zake verdenking van overtreding van de Opiumwet en witwassen. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een geldbedrag van ruim € 102.000,- aangetroffen.
Na de aanhoudingen zijn meerdere telefoons in beslag genomen. Uit telefoons die aan de verdachte en zijn vrouw gelinkt konden worden bleek dat naast zoekopdrachten naar de [nummer container 1] container ook zoekopdrachten waren gegeven voor een container met het nummer [nummer container 2] . Laatstgenoemde container met bevroren vis bleek een dag eerder, op 27 augustus 2017, de Rotterdamse haven te zijn binnengekomen. Ook bij deze container werden op de douanescan onregelmatigheden in de vloer van de container waargenomen. Onder de dekplaten werden vervolgens 385 pakketten aangetroffen. Uit onderzoek door het Douanelaboratorium is gebleken dat het ging om 385,77 kilogram cocaïne. Deze container was eveneens uiteindelijk bestemd voor plaatsing op het [naam container depot] terrein.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting ontkend iets te maken te hebben met de invoer van cocaïne, dan wel de voorbereidingshandelingen daartoe. De verdachte verklaarde - kort samengevat - dat hij op de bewuste avond op 28 augustus 2017 na werktijd rond 22:00 uur is teruggekeerd naar het [naam container depot] terrein, omdat hij zijn huissleutels en insulinespuit was vergeten. Naar eigen zeggen heeft hij op het moment dat hij het toegangshek van [naam container depot] passeerde geen ander voertuig waargenomen en is hij alleen het terrein opgereden. Verder verklaarde hij dat hij nog een blowtje heeft gerookt op het terrein, dat hij toen geen geluid of personen op het [naam container depot] terrein heeft waargenomen, dat mogelijk de buren nog aan het werk waren en dat hij – toen hij weer naar de uitgang van het terrein reed – zag dat het licht van de reparatieloods nog brandde. Toen hij het licht daar wilde uitdoen, zag hij een in het donker gekleed persoon met een voorwerp in zijn handen. Naar eigen zeggen schrok hij hiervan en is hij om die reden weggerend.
De verdediging heeft als alternatief scenario aangevoerd dat een ander of anderen dan de verdachte zich op de bewuste avond op 28 augustus 2017 heeft/hebben beziggehouden met het uithalen van de cocaïne.
Beoordeling
Na de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte op 28 augustus 2017 trof de politie op het [naam container depot] terrein een bestelbus aan waarvan later is vastgesteld dat deze in gebruik was bij de verdachte. In de bestelbus werd een groot aantal zwarte sporttassen aangetroffen. Tevens trof de politie, onder andere op de Empty Handler die voor de reparatieloods stond en waarmee de cocaïne bevattende container naar de loods toe is gereden, telefoons aan die gelinkt kunnen worden aan de verdachte. De politie heeft deze telefoons geanalyseerd. Uit het onderzoek naar de internetgeschiedenis komt naar voren dat op de telefoons die aan de verdachte gelinkt kunnen worden veelvuldig is gezocht naar containernummers, waaronder de containers met de nummers [nummer container 1] en [nummer container 2] . Verder werd op één van de telefoons van de verdachte in de rubriek notities een notitie aangetroffen waarvan de inhoud – naar het vermoeden van de politie – verwijst naar de containers [nummer container 1] en [nummer container 2] en de hoeveelheid kilo’s cocaïne die in deze containers verstopt zaten. Uit het onderzoek door de politie is tevens gebleken dat beide containers – in afwijking van de normale gang van zaken – door een medewerker van [naam bedrijf] geboekt zijn voor [naam container depot] . Voorts is gebleken dat de verdachte op 28 augustus 2017 om 21:49 uur gebeld heeft naar een nummer dat in gebruik was bij de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en dat verdachte om 22:00 uur, kort voordat hij het [naam container depot] terrein opreed, een inkomende oproep kreeg van datzelfde nummer.
Al deze omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang bezien nopen naar het oordeel van de rechtbank tot een aannemelijke verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelt dat een dergelijke verklaring op verschillende essentiële punten is uitgebleven en dat het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario bovendien wordt weersproken door de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het procesdossier volgt dat in de avond van 28 augustus 2017 door het opsporingsteam onder meer middels een helikopter zicht is gehouden op het terrein van [naam container depot] . De politie heeft geen andere personen waargenomen op het terrein. De verklaring van verdachte dat mogelijk anderen via gaten in het hek naar binnen zijn gegaan, is - gelet op de bevindingen van de politie en de intensieve wijze waarop het terrein werd geobserveerd - niet aannemelijk geworden. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] het terrein is opgereden. Redengevend hiervoor is dat op de camerabeelden van [naam container depot] is te zien dat het eerste voertuig om 22:00 uur voor het hek stopt. Op dat moment vindt telefonisch contact plaats tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , waarna de verdachte (in het bezit van de druppel) enkele momenten later aan komt rijden in de bestelbus. Vervolgens is op de beelden te zien dat beide voertuigen samen het toegangshek passeren.
Voorts heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het aantreffen van zijn telefoon op de Empty Handler. Met die Empty Handler is de container [nummer container 1] kort voor de aanhoudingen over het terrein verplaatst. Evenmin heeft de verdachte een aannemelijke verklaring afgelegd over de in de bestelbus aangetroffen zwarte sporttassen. Het is een feit van algemene bekendheid dat vaak dergelijke sporttassen gebruikt worden om cocaïne (na het uithalen) in te verplaatsen.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat mogelijk een ander via de I-Cloud van de verdachte (of zijn vrouw) gezocht heeft naar de containernummers en de notitie met betrekking tot de containernummers heeft geplaatst in het toestel van de verdachte, oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank wil aannemen dat de techniek het toelaat dat via de I-Cloud gegevens van een ander zichtbaar zijn, dan wel dat zij door een ander in een toestel kunnen worden geplaatst. De rechtbank overweegt evenwel dat de aanwezigheid van de verdachte in de avond van 28 augustus 2017 bij de container waar zoekopdrachten naar zijn verricht (de [nummer container 1] container), in combinatie met de overige voormelde belastende omstandigheden, maakt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de zoekopdrachten heeft verricht of heeft laten verrichten.
De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of op grond van het voorgaande bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte samen met anderen de invoer van cocaïne heeft voorbereid of bevorderd.
Ten aanzien van het primaire geldt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de logistiek rond de invoer van verboden verdovende middelen complex is waarbij meestal meerdere personen zijn betrokken. Het is bijvoorbeeld immers niet mogelijk dergelijke goederen via de reguliere weg door een reder per schip vanuit Latijns-Amerika naar Europa te vervoeren. Drugs moeten worden gesmokkeld. Alle individuele, identificeerbare handelingen van personen die betrekking hebben op die complexe logistiek moeten daarom in beginsel worden geacht gericht te zijn op de opzet tot het binnen het grondgebied van – in dit geval – Nederland brengen van deze verboden verdovende middelen.
De rechtbank beschouwt het via de track & trace volgen van de containers, het aanschaffen/verkrijgen van de sporttassen en het daadwerkelijk uithalen van de cocaïne als uitvoeringshandelingen die gericht waren op het binnen het grondgebied brengen van de cocaïne, zodat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Deze handelingen worden tevens als voorbereidings- en bevorderingshandelingen aangemerkt, zodat ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van de container met nummer [nummer container 2] oordeelt de rechtbank dat eveneens bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied brengen van cocaïne. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De modus operandi komt volledig overeen met het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. Deze container betrof ook een container met bevroren vis, met in de onderkant (onder de dekplaat) van de container een grote hoeveelheid cocaïne. De route en lading van de containers [nummer container 1] en [nummer container 2] was identiek. In de telefoon van de verdachte is een notitie gevonden met daarin het nummer van de SEGU container en de hoeveelheid aangetroffen kilo’s cocaïne in deze container, namelijk 385 kilogram. De [nummer container 2] container was ook bestemd voor controle en reparatie bij [naam container depot] en bleek net als de TLLU container door middel van manipulatie door een medewerker van [naam bedrijf] te zijn geboekt voor [naam container depot] . De rechtbank gaat er op basis van deze feiten en omstandigheden vanuit dat het ook bij de [nummer container 2] de bedoeling was op het terrein van [naam container depot] de cocaïne uit te halen, zodat ook de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Conclusie
Gelet op al het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 20 augustus 2017 tot en met 29 augustus
2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 310 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 15 juli 2017 tot en met 29 augustus 2017
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 310 kilogram van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en een ander gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feiten heeft verschaf
t, en
- voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en (een of meer van) zijn, verdachtes, mededaders:
- in persoon, telefonisch contact met één mededaderonderhouden, en
- de container [nummer container 1] met lading met in de bodem pakketten cocaïne verstopt naar Nederland verscheept of laten verschepen, en
- de container [nummer container 1] doorgegeven (gekregen), en
- de container [nummer container 1] met in de bodem de pakketten cocaïne doen/laten afleveren op het terrein van [naam container depot] , alwaar hij, verdachte, en zijn medeverdachte werkzaam zijn,
- de routing van de voornoemde container via internet meermalen geraadpleegd en/of gevolgd, en- afspraken met zijn mededader gemaakt over het uithalen van de pakketten cocaïne, en
- sporttassen voor het verdere transport van de pakketten cocaïne aangeschaft en/of verstrekt gekregen, en
- zich na de reguliere werktijd, op het terrein van [naam container depot] begeven, en
- de container [nummer container 1] op het terrein verplaatst en naar/in de reparatieloods van voornoemd terrein gebracht, en
- in die loods de container [nummer container 1] geopend en de bodem van die container eruit gelast, althans losgehaald, en
- vervolgens voornoemde pakketten uit de bodem van voornoemde container gehaald;
3.
hij op 27 augustus 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 385 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 01 augustus 2017 tot en met 27 augustus
2017 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 385 kilogram van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- zich middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft,
hebbende verdachte en (een of meer van) zijn, verdachtes, mededaders:
- de container [nummer container 2] met lading met in de bodem pakketten cocaïne verstopt naar Nederland verscheept of laten verschepen, en
- het nummer van de container, te weten nummer [nummer container 2] doorgegeven (gekregen) en genoteerd in zijn, verdachtes, telefoon, en
- de routing van de container [nummer container 2] via internet meermalen geraadpleegd en/of gevolgd, en
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod;

2. medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

3. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet, gegeven verbod;

4. medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, zich middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen in een relatief korte periode tweemaal schuldig gemaakt aan de invoer van respectievelijk ongeveer 310 en 385 kilo cocaïne in Nederland en heeft tevens voorbereidingshandelingen daartoe verricht. Hij heeft zijn positie binnen het bedrijf in de Rotterdamse haven waar hij werkzaam was schaamteloos misbruikt. De verdachte heeft (binnen Nederland) een bepalende rol gespeeld en heeft anderen ingeschakeld, zoals de medeverdachte. Door de invoer van een dergelijk grote hoeveelheden cocaïne heeft de verdachte zich begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Harddrugs leiden veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 november 2017 en 18 juni 2018. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De voor de straftoemeting bestaande richtlijnen en oriëntatiepunten met betrekking tot de Opiumwet bieden gelet op de grote hoeveelheden cocaïne voor deze feiten onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank houdt er daarnaast rekening mee dat sprake is van samenloop.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8. In beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
Op de beslaglijst waarover de rechtbank beschikt (beslaglijst d.d. 14 juni 2018), staat - onder nummer 19 - de Samsung (werk)telefoon van de verdachte vermeld. Uit het onderzoek is gebleken dat dit toestel niet in verband kan worden gebracht met de bewezen verklaarde feiten, zodat een last zal worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen vermeld onder de nummers 5 tot en met 8 op de beslaglijst van 14 juni 2018 zal eveneens een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van:
- Samsung telefoontoestel (nummer 19 op de beslaglijst);
- Machine Bandenbrug (nummer 5 op de beslaglijst);
- Machine KL werkbankje ( nummer 6 op de beslaglijst);
- Bureaustoel (nummer 7 op de beslaglijst);
- Machine rolbankje (nummer 8 op de beslaglijst).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en D.Y.A. van Meersbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 augustus 2017 tot en met 29 augustus
2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen , althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 310 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2017 tot en met 29 augustus 2017
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van 310 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) aangeschaft en/of verstrekt gekregen, in elk geval voorhanden gehad, en/of
- in persoon, telefonisch en/of via e-mail contact met één of meer mededaders(s) onderhouden, en/of
- de container [nummer container 1] met lading (met in de bodem pakketten cocaïne verstopt) naar Nederland verscheept en/of laten verschepen, en/of
- de container [nummer container 1] doorgegeven (gekregen), en/of
- de (lege) container [nummer container 1] (met in de bodem de pakketten cocaïne) doen/laten afleveren op het terrein van [naam container depot] , alwaar hij, verdachte, en zijn medeverdachte werkzaam is/zijn,
- de routing van de voornoemde container via internet meermalen geraadpleegd en/of gevolgd, en/of
- geld in het vooruitzicht gesteld gekregen, en/of
- afspraken gemaakt over het afgeven/verstrekken van geld, en/of
- afspraken met zijn mededader(s) gemaakt over het uithalen van de pakketten cocaïne, en/of
- sporttassen voor het verdere transport van de pakketten cocaïne aangeschaft en/of verstrekt gekregen, en/of
- zich onbevoegd, althans heimelijk, in elk geval na de reguliere werktijd, op het terrein van [naam container depot] begeven, en/of
- de container [nummer container 1] op het terrein verplaatst en/of naar/in de reparatieloods van voornoemd terrein gebracht, en/of
- in die loods de container [nummer container 1] geopend en/of de bodem van die container eruit gelast, althans losgehaald, en/of
- ( vervolgens) voornoemde pakketten uit de bodem van voornoemde container gehaald;
3.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 385 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2017 tot en met 27 augustus
2017 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van
Nederland brengen van ongeveer 385 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- één of meer (organisatie)telefoon(s) aangeschaft en/of verstrekt gekregen, in elk geval voorhanden gehad, en/of
- in persoon en/of telefonisch contact met één of meer mededaders(s) onderhouden, en/of
- de container [nummer container 2] met lading (met in de bodem pakketten cocaïne verstopt) naar Nederland verscheept en/of laten verschepen, en/of
- het nummer van de container, te weten nummer [nummer container 2] doorgegeven (gekregen) en/of genoteerd in zijn, verdachtes, telefoon, en/of
- de routing van de container [nummer container 2] via internet meermalen geraadpleegd en/of gevolgd, en/of
- de (lege) container [nummer container 2] (met in de bodem de pakketten cocaïne) doen/laten afleveren op het terrein van [naam container depot] , alwaar hij, verdachte, werkzaam is.