ECLI:NL:RBROT:2018:6435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
3 augustus 2018
Zaaknummer
18.608 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangakkoord met weigerachtige buitenlandse schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een aantal weigerachtige schuldeisers om in te stemmen met een door de verzoeker aangeboden schuldregeling. De verzoeker, die negentien schuldeisers heeft, heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 7,914% aan de preferente schuldeisers en 3,946% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat vier van de zes verweerders, waaronder Ziggo en de Federale Overheidsdienst Financiën (FOF), niet akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl ze een relatief klein aandeel in de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van Ziggo en FOF. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de verzoeker, die zijn schuldenproblematiek wil oplossen vanuit een stabiele situatie, zwaarder wegen dan de belangen van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en Ziggo en FOF bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn Ziggo en FOF veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 29 juni 2018
in de zaak van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 12 april 2018, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een zestal schuldeisers, te weten:
  • Vodafone Mobiel, vertegenwoordigd door Intrum Justitia (hierna: Vodafone);
  • Scheidegger Opleidingen, vertegenwoordigd door Intrum Justitia (hierna: Scheidegger);
  • Santander Consumer Finance Benelux B.V. vertegenwoordigd door Hoist Kredit AB (hierna: Santander);
  • Ziggo Services B.V. (hierna: Ziggo);
  • KPN, vertegenwoordigd door Marjoc Finance (hierna: KPN);
  • Federale Overheidsdienst Financiën (hierna FOF);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Marjoc Finance heeft namens KPN voorafgaande aan de zitting, bij brief van 6 juni 2018, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Hoist Finance heeft namens Santander voorafgaande aan de zitting, bij brief van 12 juni 2018, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Intrum Justitia heeft namens Vodafone en Scheidegger voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 15 juni 2018, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 22 juni 2018 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer mr. D.A IJpelaar, advocaat bij advocatenkantoor Janssen Wassenaar;
  • de heer T. Dreessen, werkzaam als beschermingsbewindvoerder bij MDL
Beschermingsbewind.
De overige weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift negentien schuldeisers, waarvan één preferente en achttien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 35.634,47 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 31 oktober 2017 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,914 % aan de preferente schuldeisers en
3,946 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is door de uitkerende instantie tot 21 december 2018 vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
De advocaat van verzoeker heeft ter terechtzitting verklaard dat de Kredietbank Rotterdam de schuldregeling zal doorlopen indien het verzoek dwangakkoord toegekend wordt. Indien de Kredietbank Rotterdam de schuldregeling niet op zich neemt, heeft de advocaat van verzoeker ter terechtzitting nadrukkelijk verklaard dat hij in samenwerking met de beschermingsbewindvoerder de schuldregeling zal doorlopen. Daarbij zal de advocaat van verzoeker – in samenwerking met de beschermingsbewindvoerder - toezicht houden op de sollicitatieplicht van verzoeker indien hij geen ontheffing meer heeft van de uitkerende instantie.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Verzoeker heeft ter terechzitting verklaard dat hij in het verleden - sporadisch - gegokt heeft. Verzoeker heeft de behandelingen bij Bouman GGZ afgerond. Indien verzoeker weer behoefte heeft aan een behandeling zal hij contact opnemen met Bouman GGZ. Daarnaast heeft verzoeker maatschappelijke hulp van het wijkteam.
Zeventien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Ziggo en FOF stemmen hier niet mee in. Zij hebben een totale vordering van € 1.696,79 op verzoeker, welke 4,76 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Bij brief van 5 juni 2018 heeft Ziggo aan de advocaat van verzoeker bericht dat de openstaande vordering thans € 34,75 bedraagt.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Ziggo en FOF geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Nu FOF een rechtspersoon is naar buitenlands recht is zal de rechtbank eerst beoordelen of zij bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Het verzoek van verzoeker strekt ertoe FOF te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling (artikel 3:300 lid 1 BW), zodat hierop van toepassing is de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in de burgerlijke en handelszaken (herschikking (“EEX-Vo”).
De rechtbank is van oordeel dat zij bevoegd is krachtens artikel 8 lid 1 EEX-Vo. Bij het onderhavige verzoek zijn de belangen van meerdere (in Nederland gevestigde) verweerders betrokken, wiens belangen moeten worden gewogen bij de beoordeling van het verzoek ex artikel 287a Fw. Daarmee is de nauwe band gegeven, terwijl een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige beoordeling van al deze belangen, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Ziggo en FOF bij hun weigering vast.
Nu vier van de zes verweerders alsnog akkoord zijn gegaan met de aangeboden schuldregeling, dient de rechtbank thans nog te beoordelen of Ziggo en FOF in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Ziggo en FOF een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast, namelijk 4,76 %. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zeventien van de negentien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker is door de uitkerende instantie vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot 21 december 2018. Ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Door de beschermingsbewindvoerder en de advocaat van verzoeker is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Ziggo en FOF, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Ziggo en FOF te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Ziggo en FOF zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Ziggo en FOF om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Ziggo en FOF in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en in aanwezigheid van
J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.