In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een aantal weigerachtige schuldeisers om in te stemmen met een door de verzoeker aangeboden schuldregeling. De verzoeker, die negentien schuldeisers heeft, heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 7,914% aan de preferente schuldeisers en 3,946% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat vier van de zes verweerders, waaronder Ziggo en de Federale Overheidsdienst Financiën (FOF), niet akkoord zijn gegaan met de regeling, terwijl ze een relatief klein aandeel in de totale schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de belangen van de verzoeker en de overige schuldeisers afgewogen tegen de belangen van Ziggo en FOF. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de verzoeker, die zijn schuldenproblematiek wil oplossen vanuit een stabiele situatie, zwaarder wegen dan de belangen van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek toegewezen en Ziggo en FOF bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn Ziggo en FOF veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien er geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers.