ECLI:NL:RBROT:2018:6327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
C/10/532603 / HA ZA 17-775
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil tussen vader en oudste kinderen over nalatenschap en ontvankelijkheid

In deze erfrechtzaak heeft de vader van vijf kinderen een rechtszaak aangespannen tegen zijn twee oudste kinderen. De zaak draait om de ontvankelijkheid van de vader, die enkel de twee oudste kinderen heeft gedagvaard, terwijl alle vijf kinderen erfgenamen zijn in de nalatenschap van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, wat betekent dat alle kinderen betrokken moeten worden in de procedure. De vader heeft echter de mogelijkheid gekregen om de drie jongste kinderen op te roepen op basis van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De moeder is op 1 oktober 2016 overleden, en de vader was het niet eens met de echtscheiding die op 22 juli 2016 was uitgesproken. De twee oudste kinderen betogen dat de vader geen rechten kan ontlenen aan het testament van de moeder, terwijl de vader vordert dat de kinderen hem informatie en goederen uit de nalatenschap verstrekken. De rechtbank heeft de vader in de gelegenheid gesteld om de drie jongste kinderen op te roepen en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/532603 / HA ZA 17-775
Vonnis van 27 juni 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.F. van Duin te Ridderkerk,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Bouwmeester te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ‘de vader’ en ‘de twee oudste kinderen’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 27 juli 2017;
  • de conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie;
  • het tussenvonnis van 22 november 2017 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • de door de griffier ter zitting d.d. 14 juni 2018 gemaakte aantekeningen.
De uitspraak van dit vonnis is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2.De feiten (voor zoveel voor dit tussenvonnis van belang)

2.1.
De vader is getrouwd geweest met mevrouw [persoon] (hierna: de moeder). Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen geboren. Naast de twee oudste kinderen ( [kind 1] en [kind 2] ) zijn dat [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] . Alle kinderen leven nog. De moeder is overleden op 1 oktober 2016. Voorafgaand aan haar overlijden had zij bij deze rechtbank een echtscheidingsverzoek ingediend. De vader was het daar niet mee eens en heeft verweer gevoerd. Op 22 juli 2016 is de echtscheiding uitgesproken. De echtscheiding is niet ingeschreven in de gemeentelijke registers.
De vijf kinderen zijn erfgenaam in de nalatenschap van de moeder. De twee oudste kinderen zijn van mening dat de vader niet tot die nalatenschap gerechtigd is.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
De vorderingen
De vader vordert:
1. voor recht te verklaren dat de vader aan het testament van 17 mei 1985 nog altijd die rechten kan ontlenen als daarin ten behoeve van hem bepaald;
en voor dat geval tevens:
2. de twee oudste kinderen te veroordelen om opgave te doen van alle zaken, goederen, gelden en geldswaarden en schriftelijke bescheiden waarover zij zich reeds voor en ook na het overlijden van hun moeder hebben ontfermd en vervolgens al die zaken aan de vader over te dragen, in die zin dat hij daarover volledig kan beschikken, in het bijzonder de financiële administratie ten behoeve van erflaatster, inclusief bankafschriften en betaalpassen, en wel binnen 7 dagen na betekening aan de twee oudste kinderen van het in deze te wijzen vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, voor ieder van de twee oudste kinderen, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat zij daarmee na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijven, met een maximum van in totaal € 25.000,-;
3. de twee oudste kinderen te veroordelen in de kosten van onderhavig geding.
De twee oudste kinderen vorderen op hun beurt:
1. te verklaren voor recht dat de vader geen rechten kan ontlenen aan het testament dat [persoon] op 17 mei 1985 heeft verleden;
2. de vader te veroordelen tot afgifte aan de twee oudste kinderen van: (1) het restant van de zilveren gebakvorkjes en theelepeltjes, (2) restant gebaksstel, (3) tinnen kan met deksel, (4) briljante ring van [grootmoeder] , (5) ring met blauwe steen van [grootvader] en (6) twee koperen tabaksdoosjes, binnen twee dagen na de betekening van het ten deze te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom groot € 250,- voor iedere dag dat de vader nalaat geheel dan wel gedeeltelijk aan de inhoud van het in deze te wijzen vonnis te voldoen; alsmede kostenveroordeling.
3.2.
Het verweer van de twee oudste kinderen (voor zoveel voor dit tussenvonnis van belang)
De vader heeft enkel de twee oudste kinderen gedagvaard in de onderhavige procedure. De twee oudste kinderen verweren zich onder meer door te stellen dat de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij niet alle vijf de kinderen heeft gedagvaard (zij voeren de zogenaamde
exceptio plurium litis consortiumaan). De vader is het hier niet mee eens. Tevens heeft hij aangeboden de andere drie kinderen alsnog in de procedure te betrekken.

4.De beoordeling van de exceptio plurium litis consortium

De twee oudste kinderen hebben gelijk wanneer zij stellen dat alle kinderen hadden moeten worden gedagvaard. Alle vijf de kinderen zijn immers erfgenamen in de nalatenschap van de moeder, zodat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het voert echter te ver om de vader om deze reden niet-ontvankelijk te verklaren. Hij zal in de gelegenheid worden gesteld om de drie jongste kinderen op te roepen op de voet van artikel 118 Rv.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank:
- beveelt de vader om [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] binnen zeven dagen na heden met toepassing van artikel 118 Rv op te roepen voor de rolzitting van woensdag 18 juli 2018 te 10.00 uur;
- stelt de vader in de gelegenheid om op die rolzitting een conclusie van antwoord in reconventie te nemen;
- beveelt de vader om tegelijk met de oproeping van de drie kinderen aan hen te betekenen:
o de inleidende dagvaarding;
o de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie;
o de conclusie van antwoord in reconventie (zo hij die neemt);
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.