3.1.De vorderingen
De vader vordert:
1. voor recht te verklaren dat de vader aan het testament van 17 mei 1985 nog altijd die rechten kan ontlenen als daarin ten behoeve van hem bepaald;
en voor dat geval tevens:
2. de twee oudste kinderen te veroordelen om opgave te doen van alle zaken, goederen, gelden en geldswaarden en schriftelijke bescheiden waarover zij zich reeds voor en ook na het overlijden van hun moeder hebben ontfermd en vervolgens al die zaken aan de vader over te dragen, in die zin dat hij daarover volledig kan beschikken, in het bijzonder de financiële administratie ten behoeve van erflaatster, inclusief bankafschriften en betaalpassen, en wel binnen 7 dagen na betekening aan de twee oudste kinderen van het in deze te wijzen vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag, voor ieder van de twee oudste kinderen, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat zij daarmee na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijven, met een maximum van in totaal € 25.000,-;
3. de twee oudste kinderen te veroordelen in de kosten van onderhavig geding.
De twee oudste kinderen vorderen op hun beurt:
1. te verklaren voor recht dat de vader geen rechten kan ontlenen aan het testament dat [persoon] op 17 mei 1985 heeft verleden;
2. de vader te veroordelen tot afgifte aan de twee oudste kinderen van: (1) het restant van de zilveren gebakvorkjes en theelepeltjes, (2) restant gebaksstel, (3) tinnen kan met deksel, (4) briljante ring van [grootmoeder] , (5) ring met blauwe steen van [grootvader] en (6) twee koperen tabaksdoosjes, binnen twee dagen na de betekening van het ten deze te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom groot € 250,- voor iedere dag dat de vader nalaat geheel dan wel gedeeltelijk aan de inhoud van het in deze te wijzen vonnis te voldoen; alsmede kostenveroordeling.