[naam eiseres] heeft de asbestinventarisaties en de saneringswerkzaamheden op de locaties van haar opdrachtgevers laten verrichten door [naam bedrijf 3] . Ter onderbouwing van deze kosten heeft zij een (aan haar gerichte) factuur van [naam bedrijf 3] van 6 december 2017 ad € 105.458,84 overgelegd, met daarbij een specificatie van de verrichte werkzaamheden per locatie (Dordrecht, Sliedrecht en IJmuiden). Daaruit blijkt dat op alle locaties in oktober 2017 de asbestinventarisaties hebben plaatsgevonden en dat tevens een aanvang is gemaakt met asbestsanering, waarbij de sanering in Dordrecht en IJmuiden in oktober 2017 is afgerond en de sanering in Sliedrecht op 7 november 2017 is afgerond.
Aan de inhoudelijke bezwaren die [naam gedaagde 1] c.s. heeft geuit ten aanzien van de asbestinventarisatie-rapporten van Kiwa wordt voorbij gegaan. Los van de vraag of die bezwaren terecht zijn, doet dat er niet aan af dat [naam eiseres] genoodzaakt was om een deskundige in te schakelen voor het doen van een dergelijk onderzoek. In de onderhavige omstandigheden kan [naam gedaagde 1] c.s. niet achteraf aan [naam eiseres] tegenwerpen dat die onderzoeken niet op juiste wijze zijn verricht.
Dat de sanering aanvankelijk volgens risicoklasse 2 heeft plaatsgevonden, terwijl achteraf bezien risicoklasse 1 voldeed, kan niet voor rekening van [naam eiseres] komen. Ten tijde van de opdrachtverlening tot sanering (in oktober 2017) was nog niet bekend welke risicoklasse moest worden gehanteerd. Eerst op 31 oktober 2017, met het uitbrengen van het TNO-rapport, was publiekelijk bekend dat sanering conform risicoklasse 1 voldoende was. In dat kader heeft [naam eiseres] ter zitting aangegeven dat de laatste saneringswerkzaamheden te Sliedrecht (de enige locatie waar in november 2017 nog saneringswerkzaamheden plaatsvonden) volgens risicoklasse 1 zijn uitgevoerd.
Het standpunt van [naam gedaagde 1] c.s. dat de zogenoemde sowiesokosten (kosten die [naam eiseres] sowieso diende te maken voor het opruimen van het straalgrit) in mindering dienen te komen op de schade van [naam eiseres] , wordt niet gevolgd. [naam gedaagde 1] c.s. heeft daartoe verwezen naar een rapport van [naam bedrijf 4] van 11 juli 2018, maar in het overgelegde rapport is niets vermeld over sowiesokosten.
Daarmee komt de factuur van [naam bedrijf 3] , als zijnde in redelijkheid gemaakte, redelijke kosten van maatregelen ter voorkoming of beperking van de schade, voor vergoeding in aanmerking. Daarbij zij wel opgemerkt dat [naam gedaagde 1] - in navolging van haar toezegging om de analysekosten voor haar rekening te nemen - reeds een bedrag van € 7.126,36 (zijnde
€ 4.106,03 voor Dordrecht, € 1.282,05 voor IJmuiden en € 1.738,28 voor Sliedrecht) aan [naam eiseres] heeft overgemaakt, welk bedrag in mindering strekt op het factuurbedrag van [naam bedrijf 3] .
Van de overige door [naam eiseres] gestelde onderzoeks-, analyse- en/of saneringskosten is niet aannemelijk geworden dat deze voortvloeien uit getroffen maatregelen die dateren van vóór 1 november 2017.