Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan het volgende worden afgeleid.
De verdachte noemt zichzelf ‘ [bijnaam verdachte] ’, heeft een sleutel van het pand aan de [adres delict] te Dordrecht en komt daar bijna dagelijks. Zijn telefoonnummer is [gsm-nummer] . Op 13 februari 2018 is er een postactie bij [adres delict] te Dordrecht. [naam] , een ambtshalve bekende drugsgebruiker, wordt daarbij meermalen bij het pand waargenomen waarbij is gezien dat de verdachte contact met deze [naam] heeft gehad. [naam] heeft in het pand 2,5 gram ‘spul’ gekocht van de verdachte. Uit de telefoon van de verdachte blijkt verder van een tweetal kopers: [naam koper 1] en [naam koper 2] . Koper [naam koper 1] koopt vanaf januari 2018 ongeveer 1 keer per week cocaïne bij een man genaamd ‘ [bijnaam verdachte] ’ onder het telefoonnummer [gsm-nummer] . Koper [naam koper 2] koopt vaak cocaïne bij [bijnaam verdachte] nadat ‘ [naam dealer] ’ een andere dealer op 29 november was opgepakt, via het nummer [gsm-nummer] .
Deze vaststellingen leiden tot de conclusie dat de verdachte in de periode van 30 november 2017 tot en met 13 februari 2018 cocaïne heeft verkocht. Het eerste deel van het bewijsverweer wordt daarom verworpen.
Ook het tweede deel van het bewijsverweer dat niet kan worden vastgesteld dat de door verdachte aan [naam] verkochte 2,5 gram poeder cocaïne is, slaagt niet. Over de door [naam] gekochte 2,5 gram poeder heeft deze verklaard dat het cocaïne bevatte. De mening van [naam] is niet zo maar een mening. Hij is een langdurige gebruiker van cocaïne, heeft eerder bij de verdachte cocaïne gekocht en de kwaliteit van de door hem gekochte cocaïne is volgens hem hoog. Hij baseert die mening op zijn reuk en tastvermogen. In samenhang met de indicatieve test die als indicatief resultaat cocaïne had, kan worden vastgesteld dat de onder [naam] aangetroffen stof cocaïne is.
Feit 3
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde ‘een materiaal bevattende cocaïne als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I’ niet wettig en overtuigend is bewezen. Voor een bewijsredenering als hierboven is gemaakt voor de 2,5 gram cocaïne biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten.
De verdachte zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: