Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 primair (poging doodslag) en onder 2 (doorrijden na ongeval) ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
4.Waardering van het bewijs
In feit 2 wordt verdachte er van beschuldigd dat zij - na een ongeval waarbij zij als bestuurder van een personenauto betrokken was en dat door haar gedraging was
veroorzaakt - de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen letsel en/of schade was toegebracht.
Vast staat verder dat de verdachte na het verkeersongeval is doorgereden. Uit de omstandigheid dat zij volgens de getuige [naam getuige] direct na het ongeval iets rustiger is gaan rijden, blijkt dat zij op dat moment in de gaten moet hebben gehad wat er achter haar gebeurde. Ook [naam getuige] , die tijdens het ongeval vóór de Volvo van de verdachte reed, heeft het ongeval waargenomen. Daarom moet het ook voor de verdachte zonder meer waarneembaar zijn geweest. Nu zij niettemin is doorgereden, is ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw voert aan dat uit het dossier niet zonder meer blijkt dat de zwarte Volvo waarin de verdachte reed, het ongeval heeft veroorzaakt. Er reden die dag mogelijk meer zwarte Volvo’s op de weg met een blonde vrouw achter het stuur.
Dit moet leiden tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Voor zover de verdachte al betrokken was bij het ontstaan van het ongeval, levert dit hooguit gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 WVW op.
- een passagier in die andere personenauto, genaamd [naam slachtoffer 2] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
5.Strafbaarheid feit
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf en maatregel
Het verweer wordt dan ook verworpen.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
negentig dagen;
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
kort vóór die [naam slachtoffer 1] in te voegen ("snijden") en/of
kort vóór die [naam slachtoffer 1] te gaan rijden en/of
de ruitensproeiers aan te zetten (waardoor het zicht van die [naam slachtoffer 1] werd belemmerd/gehinderd) en/of
(vervolgens) krachtig te remmen,
waardoor die [naam slachtoffer 1] moest uitwijken en/of de controle over haar voertuig is verloren en/of tegen een vangrail is aangebotst of aangereden;
kort vóór die andere personenauto is ingevoegd ("snijden") en/of
op korte afstand vóór die andere personenauto is gaan rijden en/of
-een passagier in die andere personenauto, genaamd [naam slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel (te weten gebroken ribben en beschadiging van een knieband) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
kort vóór die andere personenauto is ingevoegd ("snijden") en/of
op korte afstand vóór die andere personenauto is gaan rijden en/of