ECLI:NL:RBROT:2018:6140
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- L.J. van Die
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot voldoening achterstallige huurpenningen in kort geding
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de KROONENBERG GROEP B.V. en WSS CONTACT CENTERS RD B.V. De eiseres, KROONENBERG GROEP B.V., had een vordering ingesteld tegen WSS CONTACT CENTERS RD B.V. voor het betalen van achterstallige huurpenningen van een bedrijfsruimte, die verhuurd was op basis van een huurovereenkomst. De vordering betrof een totaalbedrag van € 20.880,14, inclusief rente en kosten. KROONENBERG stelde dat WSS in gebreke was gebleven met de betaling van de huur voor de maanden mei, juni en juli 2018, wat resulteerde in een huurachterstand van € 17.956,95. Daarnaast vorderde KROONENBERG een contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten.
De mondelinge behandeling vond plaats op 25 juli 2018, waarbij WSS niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat WSS behoorlijk was opgeroepen en heeft verstek verleend. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de vordering van KROONENBERG voldoende aannemelijk was, er onvoldoende spoedeisend belang was om de vordering toe te wijzen. KROONENBERG had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigden dat zij niet kon wachten op een bodemprocedure. De kantonrechter concludeerde dat het belang van KROONENBERG om betaling te verkrijgen niet als spoedeisend kon worden aangemerkt, en heeft de vordering afgewezen. KROONENBERG werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing van de kantonrechter was dat de vordering werd afgewezen, en KROONENBERG werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van WSS op nihil werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde werd afgewezen.