ECLI:NL:RBROT:2018:6111
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding over loonvordering en re-integratieverplichtingen van werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Radio Holland Netherlands B.V. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag, omdat zijn werkgever het loon had stopgezet in de perioden van 9 tot 25 maart 2018 en van 23 april tot 3 mei 2018. De werkgever betwistte de vordering en stelde dat de werknemer niet voldoende meewerkte aan zijn re-integratie, wat de loonstop rechtvaardigde.
De procedure begon met de dagvaarding van de werknemer op 18 juni 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 juli 2018. De kantonrechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De werknemer was sinds 1981 in dienst bij Radio Holland en was sinds februari 2016 gedeeltelijk arbeidsongeschikt. De werkgever had een loonsanctie opgelegd gekregen van het UWV, omdat de werknemer niet voldoende meewerkte aan zijn re-integratie.
De kantonrechter oordeelde dat het aan de bodemrechter is om te beslissen over de strikte of soepele uitleg van de deskundigenoordelen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet voldoende belang had bij zijn vordering om in kort geding op het oordeel van de bodemrechter vooruit te lopen. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en de kosten van de procedure werden door beide partijen zelf gedragen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor werknemers om hun re-integratieverplichtingen serieus te nemen en de rol van de bodemrechter in geschillen over arbeidsongeschiktheid en loonbetalingen.