ECLI:NL:RBROT:2018:5992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
10/681212-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor wederrechtelijke vrijheidsberoving; veroordeling voor mishandeling en bedreiging echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, die betrekking hadden op de wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster, de echtgenote van de verdachte, het enige bewijsmiddel was dat belastend was voor de verdachte, en dat er onvoldoende steunbewijs was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat er twijfels bestonden over de uitvoerbaarheid van de verklaring van de aangeefster, waardoor de verdachte van deze feiten werd vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 3, dat betrekking had op mishandeling, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zijn echtgenote had mishandeld door haar aan de enkels vast te pakken en over de grond te slepen, wat leidde tot pijn en letsel. De rechtbank achtte dit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van verklaringen van getuigen en foto’s van het letsel. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan bedreiging van zijn echtgenote, waarbij hij haar dreigde de woning in brand te steken. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en dat hij in het buitenland verblijft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/681212-17
Datum uitspraak: 28 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. M.J. Smit, advocaat aan de Burg. De Raadtsingel te (3311 JG) Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 - met uitzondering van de gedachtestreepjes met betrekking tot het opsluiten, het buitensluiten en het kleinerend en denigrerend toespreken - en 4 (abusievelijk als 5)) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 236 uren te verrichten taakstraf resteert, subsidiair 118 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, ambulante behandeling gericht op agressieregulatie, een locatieverbod en een contactverbod met het slachtoffer;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een complexe relatie tussen de verdachte en zijn echtgenote, de aangeefster [naam slachtoffer] , waarbij er gedurende vele jaren regelmatig sprake is geweest van heftige ruzies. De verdachte heeft verklaard dat de huwelijksproblemen regelmatig tot heftige verbale reacties bij hem hebben geleid.
4.1.
Vrijspraken feiten 1 en 2
Standpunt officier van justitie
De verdachte wordt onder de feiten 1 en 2 - kort gezegd - verweten dat hij zijn echtgenote in de periode van 18 juli 2015 tot en met 19 juli 2015 wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en heeft gepoogd haar zwaar te mishandelen.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft de feiten ontkend. De verdediging heeft vrijspraak bepleit van deze ten laste gelegde feiten.
Beoordeling ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt dat de verklaring van de aangeefster het enige bewijsmiddel is dat ten aanzien van het eerste tenlastegelegde feit rechtstreeks belastend is voor de verdachte.
De aanvullende verklaringen die zich in het dossier bevinden, van haar zus en zwager alsmede die van getuige [naam getuige 1] , en waarop de officier van justitie zijn conclusie tot bewezenverklaring mede heeft gebaseerd, hebben allemaal slechts één bron, namelijk de aangeefster. Deze getuigen zijn niet aanwezig geweest bij hetgeen zich heeft afgespeeld. Daarnaast heeft de zoon van de aangeefster en de verdachte, [naam zoon ] , een verklaring afgelegd en verklaart hij over het opsluiten van zijn moeder door zijn vader. Uit deze verklaring blijkt echter niet over welke periode hij het heeft, evenmin wordt de door hem genoemde opsluiting anderszins concreet benoemd. Uit het dossier blijkt niet dat zoon [naam zoon ] getuige was bij het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank concludeert dat tegenover de verklaring van de aangeefster de ontkennende verklaring van de verdachte staat. Nu steunbewijs ontbreekt en de rechtbank twijfels heeft over de praktische uitvoerbaarheid van onderdelen uit de verklaring van de aangeefster over de wederrechtelijke vrijheidsberoving, ontbreekt het de rechtbank aan de overtuiging dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Om die reden spreekt de rechtbank de verdachte vrij van dit feit.
feit 2
Ook ten aanzien van het tweede tenlastegelegde feit is alleen de verklaring van de aangeefster rechtstreeks belastend voor de verdachte. De getuige [naam zoon ] heeft weliswaar verklaard dat de verdachte zijn moeder, de aangeefster, van de trap zou hebben getrokken maar uit deze verklaring blijkt niet op welk moment dit incident heeft plaatsgevonden. Verder verklaart de getuige dat de aangeefster daarbij op haar buik zou hebben gelegen, terwijl dat volgens de aangeefster juist een ander incident zou betreffen dat niet op 18 of 19 juli 2015 heeft plaatsgevonden.
Nu voor dit feit wettig bewijs ontbreekt, spreekt de rechtbank de verdachte daarom ook vrij van dit feit.
4.2.
Partiële vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde onderdelen met betrekking tot het opsluiten, buitensluiten en kleinerend en denigrerend toespreken van de aangeefster, niet wettig en overtuigend zijn bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Het onder het eerste en derde gedachtestreepje ten laste gelegde slaan en schoppen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen nu steunbewijs voor deze onderdelen ontbreekt. Ook van deze onderdelen zal de verdachte worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijsoverweging feit 3
De verdediging heeft ook ten aanzien van dit feit integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de zichtbare rode plek op de foto van het letsel eerder past bij (het krabben als gevolg van) eczeem, waar de aangeefster regelmatig last van heeft. Dat de aangeefster letsel heeft opgelopen, betekent niet dat zij is mishandeld door de verdachte. De foto is dagen later gemaakt. De verdachte ontkent het feit.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster over het vastpakken aan de enkels en slepen over de grond steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Zo heeft getuige [naam getuige 2] , de zus van de aangeefster, verklaard dat zij de aangeefster op de dag van het incident ontredderd aantrof toen zij thuis bij haar aankwam en dat de aangeefster op diezelfde dag samen met haar zoon [naam zoon ] is meegegaan naar de woning van de getuige en daar enkele nachten heeft doorgebracht. Zij heeft toen van aangeefster gehoord dat de verdachte haar aan haar enkels door het huis had gesleept terwijl zij op haar rug lag. Zij heeft de dag na het incident bij de aangeefster verwondingen op haar rug en schouder gezien met duidelijk zichtbare huidverkleuring ter plekke. Zij heeft dit letsel gefotografeerd en deze foto is door de aangeefster aan de verbalisanten verstrekt en als bijlage bij haar verklaring gevoegd.
De verklaringen van de aangeefster en getuige [naam getuige 2] worden verder ondersteund door de genoemde foto. De aard van het letsel dat de rechtbank op deze ter terechtzitting getoonde foto heeft waargenomen (blauwe plekken), past bij de verklaring van de aangeefster dat zij is mishandeld. Dat dit letsel ook op andere wijze kan zijn opgelopen, acht de rechtbank niet aannemelijk en evenmin aannemelijk is de suggestie van de verdachte dat de aangeefster een dergelijke verwonding op die plaats aan het lichaam bij zichzelf heeft toegebracht door te krabben.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaringen van de aangeefster. Dat brengt met zich mee dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij is mishandeld door de verdachte.
4.4.
Partiële vrijspraak feit 4 (op de dagvaarding vermeld als feit 5)
Voor het tweede deel van het als vierde tenlastegelegde feit, de bedreiging op of omstreeks 22 augustus 2017, is als bewijsmiddel slechts voorhanden de melding die
[naam huisarts] in de hoedanigheid van huisarts heeft gedaan. Van dit deel van de tenlastelegging zal de verdachte bij gebrek aan wettig bewijs worden vrijgesproken.
4.5.
Bewijsoverweging feit 4
Met betrekking tot de eveneens onder 4 tenlastegelegde bedreiging op of omstreeks 5 mei 2017 overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 mei 2017 een gesprek heeft gevoerd met de zwager van zijn vrouw, [naam zwager] . De verdachte heeft daarbij heftige emoties geuit in verband met de mededeling van zijn vrouw dat zij van hem wilde scheiden. De verdediging heeft bepleit dat de door de verdachte gebruikte woorden tegen die achtergrond moeten worden begrepen. Daarmee heeft hij geenszins de bedoeling gehad om zijn echtgenote direct dan wel indirect te bedreigen.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Juist vanwege de gespannen verhoudingen tussen de verdachte en zijn echtgenote kunnen zijn uitlatingen niet anders worden verstaan dan dat deze er op waren gericht haar vrees aan te jagen. Het ligt voor de hand dat de uitlatingen de aangeefster via haar zwager zouden bereiken. En het blijkt ook dat dit is gebeurd. Voorts heeft niet alleen de zwager van de verdachte maar ook de zus van de aangeefster de uitlatingen van de verdachte gehoord en hebben zij beiden, blijkens hun verklaringen, de dreigende strekking daarvan ervaren, die anders is dan door de verdachte ter zitting geschetst.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij in de periode van 18 juli 2015 tot en met 19 juli 2015 te Giessenburg, zijn echtgenote [naam slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet , die [naam slachtoffer]
- aan de enkels, vastgepakt en vervolgens over de grond gesleept waardoor die [naam slachtoffer] pijn en letsel heeft bekomen ;
4.
hij op 5 mei 2017 te Giessenburg zijn echtgenote [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en met brandstichting, immers heeft verdachte haar indirect (
door middel van[naam zwager] ) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek het huis en het bedrijf in de fik" en/of "Ik heb hier 2x 200 liter benzine voor nodig. Aanstaande maandag zeg ik eerst de verzekeringen op en voer dit vervolgens uit", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
5.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
3.
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote.

4.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn echtgenote in haar eigen woning mishandeld door haar bij haar
enkels vast te pakken en over de grond te slepen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het slachtoffer heeft door deze gebeurtenis pijn geleden en ook fysiek letsel op haar rug opgelopen.
Daarnaast heeft hij haar gedreigd om de gezamenlijke woning in brand te steken. Door deze bedreigingen heeft de verdachte niet alleen bij de aangeefster, maar ook bij haar zwager aan wie hij dit meedeelde, gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank acht het laakbaar dat de verdachte het in zijn frustratie en door relationele problemen heeft laten komen tot deze mishandeling en bedreiging van zijn partner. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk huiselijk geweld nog lange tijd daarna angstgevoelens en andere psychische klachten kunnen ondervinden door hetgeen hen is aangedaan. Dit blijkt ook uit het feit dat de aangeefster is gevlucht voor de verdachte. De impact die deze feiten op aangeefster hebben gehad blijkt ook uit haar schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgelezen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
24 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Hiermee wordt in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
31 oktober 2017. Dit rapport bevat de volgende conclusie.
Bij de verdachte is geen sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van geestesvermogens, waaruit de ten laste gelegde feiten kunnen worden verklaard. Om die reden wordt geadviseerd om aan hem de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, volledig toe te rekenen.
Reclassering Nederland heeft op 31 mei 2018 een rapport over de verdachte opgemaakt, en daarin een strafadvies gegeven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van beide rapporten.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij veelvuldig en onregelmatig voor langere perioden aaneengesloten in het buitenland verblijft en dat daarom het meewerken aan reclasseringstoezicht voor hem alleen al vanuit praktisch oogpunt onhaalbaar is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Gelet op al het voorgaande zal, anders dan officier van justitie heeft geëist, aan de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf worden opgelegd van na te melden duur en een proeftijd van twee jaar. Hierin komt tot uitdrukking dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd en is eveneens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Onder meer gelet op de verklaring van de verdachte dat hij voornemens is zich in het buitenland te gaan vestigen, ziet de rechtbank geen aanleiding om een verplicht reclasseringscontact of andere bijzondere voorwaarden op te leggen. Hierbij is ook meegewogen dat er in de periode na de ten laste gelegde feiten door de verdachte geen nieuwe strafbare feiten zijn gepleegd en dat er inmiddels al enige tijd is verstreken na het plegen van de feiten. Ambtshalve overweegt de rechtbank dat zij op grond van het hiervoor overwogene evenmin aanleiding ziet om hiertoe over te gaan onder toepassing van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht.
Nu er geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, is er evenmin plaats voor een dadelijke uitvoerbaarheid.
Met de voorwaardelijk op te leggen taakstraf wordt tevens beoogd de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
honderd (100) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte,
veertig (40) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden algemene voorwaarde overtreedt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
zesenvijftig (56) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
28 (achtentwintig) dagen;
stelt als
algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en P.M. van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. U. Ramdihal-Poeran, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2018.
De griffier is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2015 tot en met 19 juli 2015 te Giessenburg, opzettelijk zijn echtgenote [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte:
-die [naam slachtoffer] opgesloten en/of laten verblijven in de bijkeuken van de woning (gedurende de nacht en/of uren achter elkaar), waardoor die [naam slachtoffer] niet naar het toilet kon gaan (en gedwongen werd haar behoefte in de bijkeuken te doen) en/of
-de deur van die bijkeuken gebarricadeerd en/of afgesloten en/of
-die [naam slachtoffer] tegen haar wil in voornoemde bijkeuken vastgehouden en/of
-die [naam slachtoffer] voortdurend in de gaten gehouden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2015 tot en met 19 juli 2015 te Giessenburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn echtgenote [naam slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [naam slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal, aan de enkels, althans voeten, heeft vastgepakt en/of (vervolgens) van de trap af gesleept
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2015 tot en met 19 juli 2015 te Giessenburg, zijn echtgenote [naam slachtoffer]
opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [naam slachtoffer] onder meer;
- op/tegen de armen en/of de rug, althans het lichaam geslagen en/of geschopt en/of
- aan de enkels, althans voeten, vastgepakt en/of (vervolgens) over de grond gesleept en/of
- op/tegen de benen, althans het lichaam geschopt/getrapt en/of
- in een bijkeuken, althans een afgesloten ruimte opgesloten en/of laten verblijven (gedurende de nacht en/of uren achter elkaar), waardoor die [naam slachtoffer] niet naar het toilet kon gaan (en gedwongen werd haar behoefte in de bijkeuken te doen) en/of
- buiten gesloten uit de woning (gedurende de nacht en/of uren achter elkaar), (telkens) zonder (voldoende) middelen, waaronder geld en/of een bankpas en/of telefoon en/of kleding en/of
- gekleineerd en/of denigrerend toegesproken,
waardoor die [naam slachtoffer] pijn en/of letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt;
5.
hij op of omstreeks 5 mei 2017 en/of 6 mei 2017 te Giessenburg zijn echtgenote [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte haar direct en/of indirect (middels [naam zwager] ) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek het huis en het bedrijf in de fik" en/of "Ik heb hier 2x 200 liter benzine voor nodig. Aanstaande maandag zeg ik eerst de verzekeringen op en voer dit vervolgens uit", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 22 augustus 2017 te Giessenburg zijn echtgenote [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of brandstichting, immers heeft verdachte haar direct en/of
indirect (middels [naam huisarts] ) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven - dat hij de woning in Giessenburg in brand zal steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.