4.3Beoordeling
Voorwaardelijk verzoek tot horen anonieme getuigen
De rechtbank zal het voorwaardelijk verzoek tot het horen van anonieme getuigen afwijzen, nu de zich in het dossier bevindende TCI-informatie niet voor het bewijs zal worden gebezigd.
Herkenning
Het verweer van de raadsman dat de verdachte niet op de plaats van de schietpartij is geweest, wordt verworpen.
Op grond van de (ter zitting) getoonde camerabeelden van café [naam café 1] stelt de rechtbank vast dat de verdachte betrokken is geweest bij de schietpartij. Deze beelden zijn van zeer goede kwaliteit en kunnen als basis voor herkenning dienen. Op de beelden die zijn vastgelegd met de camera die zich in de rookruimte bevindt is te zien hoe een man in een groen trainingspak zoekend die ruimte inkijkt. De rechtbank herkent deze man als de verdachte.
Kort daarvoor is op de beelden die zijn vastgelegd met de camera die zich buiten boven de ingang bevindt, zichtbaar dat de verdachte, tezamen met zijn medeverdachte, komt aanlopen en het café betreedt. Op basis van de uiterlijke kenmerken van de verdachte en zijn medeverdachte, zoals deze zijn waar te nemen op de beelden van [naam café 1] , stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte ook de personen zijn die zichtbaar zijn op de camerabeelden van café [naam café 2] . Deze zijn van goede kwaliteit en daaruit blijkt dat de daarop zichtbare personen niet alleen identieke kleding, schoenen en een tasje dragen, maar voorts dat het postuur, en in het geval van de verdachte ook het gelaat, grote uiterlijke gelijkenissen vertoont met de op de beelden van [naam café 1] zichtbare personen. Daarbij komt dat de verdachte op de beelden van café [naam café 2] ook is herkend door verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] .
Betrokkenheid
Verschillende getuigen hebben verklaard dat zowel de verdachte als de medeverdachte in het bezit van een vuurwapen waren en dat zij beiden ook schoten hebben gelost. Voorts wordt verklaard dat de verdachte na het schietincident aan de overzijde van de straat zijn wapen nog heeft gericht op [naam slachtoffer 3] , maar dat de medeverdachte hem hiervan heeft weerhouden.
Uit de camerabeelden van [naam café 1] blijkt dat de verdachte het café verlaat, terwijl hij wordt vastgehouden door een ander en een derde hem met een glas of flesje op het hoofd slaat. Vervolgens is zichtbaar dat de medeverdachte een vuurwapen uit zijn tasje haalt en een schot lost naar de grond, maar in de richting van de persoon die de verdachte vasthoudt. Kort daarop is een inslag van een tweede schot op de stoep zichtbaar. Op de beelden die kort daarop zijn vastgelegd door de camera van café [naam café 3] , dat aan de overzijde van de straat is gelegen, is te zien dat de verdachte komt aanlopen uit de richting van [naam café 1] en zich omdraait richting dat café, waarna de medeverdachte op hem afloopt en een korte worsteling plaatsvindt. Vervolgens is te zien dat de verdachte wegloopt, waarbij zichtbaar is dat hij een vuurwapen vastheeft en dit in zijn tasje stopt.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de verdachte aanwezig was ten tijde van de schietpartij, in het bezit was van een vuurwapen en dat hij daarmee in ieder geval heeft gedreigd. Op basis van de getuigenverklaringen en het NFI-rapport, waaruit blijkt dat de aangetroffen hulzen afkomstig zijn uit twee verschillende vuurwapens, staat bovendien vast dat de verdachte ook met zijn vuurwapen heeft geschoten.
Medeplegen
Hiervoor is vastgesteld dat zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben geschoten bij het schietincident waarbij aan slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] letsel is toegebracht. Beide schutters leveren ieder voor zich hiermee een wezenlijke bijdrage aan het feit dat zij in gezamenlijkheid plegen. De verdachte en zijn medeverdachte zijn, beiden voorzien van een vuurwapen, gericht naar café [naam café 1] gegaan en waren blijkens de camerabeelden en getuigenverklaringen op zoek naar iemand. Ook hebben zij voorafgaand aan de schietpartij de telefoons achtergelaten en weggelegd in café [naam café 2] . De rechtbank concludeert hieruit dat zij bewust de confrontatie hebben gezocht, waarbij geweld niet werd uitgesloten. Op grond hiervan is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking bij het plegen van het feit.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat er in ieder geval sprake is van voorwaardelijk opzet op het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde. Verdachte en zijn medeverdachte hebben immers door met vuurwapens op een trottoir naar de grond te schieten de aanmerkelijke kans aanvaard dat de kogels af zouden ketsen met zwaar lichamelijk letsel bij omstanders als gevolg. Het is volgens de rechtbank een feit van algemene bekendheid dat, door naar de grond te schieten, de schutter bij een dergelijk schot alle controle over de kogel kwijt raakt en daarmee het risico aanvaardt dat de kogels alle mogelijke kanten op schieten.
4.3.1Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe brengen. Het onder 1 impliciet subsidiair en het onder 2 en 3 ten laste gelegde is mitsdien wettig en overtuigend bewezen.