ECLI:NL:RBROT:2018:597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
10/710075-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld, poging tot zware mishandeling, bedreiging met de dood, winkeldiefstallen en schuldheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, poging tot zware mishandeling, bedreiging met de dood, winkeldiefstallen en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 december 2015 in Middelharnis een GSM heeft gestolen van zijn ex-vriendin, waarbij hij haar meermalen heeft geslagen, waardoor zij zelfs bewusteloos raakte. Daarnaast heeft hij haar bedreigd via WhatsApp. De verdachte heeft ook twee keer parfums gestolen uit een winkel en een fiets verworven waarvan hij had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 162 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij die slachtoffer was van de winkeldiefstal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710075-16
Datum uitspraak: 24 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.M. Verkuil, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. D. van Zetten, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 192 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte niet het oogmerk had van wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon van de aangeefster. De verdachte wilde slechts met haar praten en heeft haar telefoon gepakt om een gesprek te forceren. De verdachte heeft de telefoon bovendien diezelfde avond nog achter gelaten bij een kennis, waarna de aangeefster haar telefoon snel heeft teruggekregen.
De verdachte heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de telefoon niet aan aangeefster toebehoorde. De verdachte had die voor aangeefster geleend van een vriend van hem. Het abonnement werd door de verdachte betaald.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de betreffende telefoon bij aangeefster in gebruik was. Het toestel was met het oog daarop door de verdachte aan haar ter beschikking gesteld. Hiermee was sprake van ‘toebehoren aan een ander’ als bedoeld in artikel 310 Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank is voorts van oordeel dat sprake is geweest van oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningdoor de verdachte. Dit oogmerk veronderstelt namelijk niet alleen het in bezit houden of bewaren van de telefoon. Volgens vaste rechtspraak kan onder omstandigheden het zich tijdelijk de heerschappij over het goed van een ander verschaffen ook ‘oogmerk van toe-eigening’ daarvan opleveren. Zowel de aangeefster als de getuige [naam getuige] verklaren dat de verdachte de telefoon pakte en hiermee wegliep. Met enige moeite heeft de aangeefster de telefoon later bij een kennis van de verdachte kunnen ophalen. Hiermee is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voltooide diefstal.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 primair
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat het geweld dat heeft plaatsgevonden niet zodanig was dat er zwaar lichamelijk letsel had kunnen optreden. De verdachte heeft zich weliswaar fors afgeweerd, maar dit zou hoogstens voorwaardelijk opzet op eenvoudige mishandeling kunnen opleveren.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de aangeefster, gelet op het aantal slagen, de intensiteit daarvan en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd. De verdachte heeft de aangeefster eerst een klap tegen haar gezicht gegeven, heeft daarna met zijn vuist tegen haar gezicht geslagen waardoor zij voor de eerste keer op de grond is gevallen en heeft vervolgens, nadat zij overeind was gekomen, haar nogmaals met zijn vuist tegen haar hoofd geslagen, ten gevolge waarvan de aangeefster 1 à 2 minuten bewusteloos is geraakt. Het op een dergelijke wijze meerdere keren en bovendien met kennelijk forse kracht tegen een kwetsbare plaats als het hoofd slaan, leidt naar algemene ervaringsregels tot de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer daaraan zwaar lichamelijk letsel overhoudt. Door in het onderhavige geval zo te handelen heeft de verdachte die kans ook op de koop toe genomen. De rechtbank neemt bij de beoordeling mee dat de verdachte aan kickboksen doet en een stevig postuur heeft. Dat het handelen van de verdachte uiteindelijk niet daadwerkelijk tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid is een gelukkige omstandigheid, die echter niet aan de verdachte is te danken.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feiten 3 en 4
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewijswaardering feit 5
4.4.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat het niet duidelijk is of de fiets van de verdachte de gestolen fiets van de aangever is. Zo heeft de verdachte de fiets gekocht voordat de aangever deze als gestolen heeft opgegeven. Ook is de aangever niet geconfronteerd met foto’s van de fiets die de verdachte (en zijn broertje) onder zich had, waardoor niet met zekerheid valt te zeggen dat het daadwerkelijk om dezelfde fiets gaat.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de fiets van de verdachte de gestolen fiets van de aangever is. De rechtbank neemt hiertoe in aanmerking dat de aanleiding van het onderzoek was dat de aangever zijn fiets had herkend bij een bushalte. De vrouw van aangever heeft daarvan de politie in kennis gesteld. Nadat deze fiets in beslag was genomen, heeft de politie contact gezocht met de aangever. De aangever heeft toen gedetailleerd verklaard over meerdere specifieke kenmerken van deze fiets. De politie heeft vervolgens vastgesteld dat de fiets die in beslag was genomen deze kenmerken ook had. Bovendien heeft de politie vastgesteld dat het framenummer van de fiets was weggefreesd.
De uiterlijke staat van de fiets, zoals blijkt uit de foto’s in het dossier, de door de verdachte geschatte waarde daarvan in relatie tot het feit dat hij daarvoor aanzienlijk minder heeft betaald, het feit dat hij de fiets van een hem onbekende persoon via Marktplaats heeft gekocht, de omstandigheid dat het framenummer van de fiets was weggeslepen, hadden de verdachte minst genomen moeten doen vermoeden dat de fiets van misdrijf afkomstig was. Nu de verdachte onder deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, niettemin heeft nagelaten om hiernaar enig onderzoek te doen, is hij naar het oordeel van de rechtbank daarmee in zodanige mate tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht, dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Dat de fiets door de verdachte zou zijn aangeschaft voordat de fiets was gestolen blijkt overigens uitsluitend uit de eigen verklaring van de verdachte zelf en vindt geen enkele steun in het dossier. Gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte over de wijze waarop hij deze fiets heeft aangeschaft, hecht de rechtbank meer waarde aan de verklaring van de aangever dan aan deze verklaring van de verdachte, zodat ervan wordt uitgegaan dat de fiets pas na de diefstal door de verdachte is verworven. De verdachte heeft immers zowel verklaard dat hij de fiets “in april” heeft gekocht als wel dat hij die had gekocht “ergens zo rond de kerst, het was zeker weten in het oude jaar”.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 24 december 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een GSM (merk Samsung), toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld bestond uit het één of meermalen
- wegduwen van die [naam slachtoffer 1] en
- met kracht stompen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] waardoor die [naam slachtoffer 1] het bewustzijn had verloren;
2.
hij op 24 december 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met kracht tegen het gezicht
entegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen waardoor die [naam slachtoffer 1] haar bewustzijn verloor, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 29 oktober 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend middel
smeer whatsapp berichten de woorden toegevoegd:"Maak je dood kkr hoer,
komdan ik steek je overhoop";
4.
hij in de periode van 6 november 2015 tot en met 7 november 2015
te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkelpand (gelegen aan het [adres delict] ) heeft weggenomen flessen parfums toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
5.
hij in de periode van 4 september 2015 tot en met 13 januari 2016 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee, een goed, te weten een ATB-fiets (merk Giant, kleur blauw), heeft verworven en heeft voorhanden gehad en heeft overgedragen (aan zijn broertje [naam 1] ), terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf, namelijk door diefstal, verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 2:
poging tot zware mishandeling.
Feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 4:
diefstal, meermalen gepleegd.
Feit 5:
schuldheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de telefoon van zijn ex-vriendin gestolen en haar daarbij meermalen hard geslagen met zijn vuist, waardoor zij zelfs bewusteloos is geraakt. Ook heeft de verdachte haar bedreigd met de dood door middel van WhatsAppberichten. Dit alles is voor het slachtoffer erg beangstigend geweest en de verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast.
De verdachte heeft ook twee keer in dezelfde winkel parfums gestolen. Voor winkeliers leveren winkeldiefstallen veel hinder en schade op, ook voor de eigenaresse van deze winkel. Zij is veel tijd kwijt geweest aan het bekijken van camerabeelden om de verantwoordelijken op te sporen en heeft door de diefstallen stress ervaren. De verdachte heeft kennelijk alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen materieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de bezittingen van anderen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een fiets. De verdachte heeft zo geprofiteerd van een misdrijf dat door een ander is gepleegd. Hij heeft hiermee het plegen van diefstallen (indirect) bevorderd. Ook met dit delict laat de verdachte dus zien geen respect te hebben voor de bezittingen van anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 december 2017 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Uit voortgangsverslagen van de reclassering van 29 augustus 2017 en 3 oktober 2017 komt onder meer naar voren dat de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden worden overtreden.
Getracht is een gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen, maar toegepaste correcties hebben een kortstondig effect en hebben niet tot een structurele gedragsverandering geleid. Het recidiverisico wordt derhalve als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt om het huidige reclasseringstoezicht te beëindigen en om geen nieuw toezicht op te leggen, nu dit geen meerwaarde heeft.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het feit dat de gepleegde feiten dateren uit 2015.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit heeft mevrouw
[naam benadeelde 1]zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 476,20 aan materiële schade.
Ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit heeft mevrouw
[naam benadeelde 2]zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.333,50 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] integraal toegewezen kan worden, nu de verdediging deze vordering niet heeft betwist en het bedrag haar redelijk voorkomt. De schadevergoedingsmaatregel dient hierbij opgelegd te worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, nu er te veel onduidelijkheid bestaat over de vraag of het gevorderde bedrag gebaseerd is op een aankoopprijs van de fiets in euro’s of in guldens.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het standpunt van de officier van justitie gevolgd.
8.3.
Beoordeling en conclusie
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is betwist, zal de vordering integraal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2015.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van € 476,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering niet aanstonds duidelijk is en nader onderzoek daarnaar in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering kan, indien gewenst, bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 302, 310, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 162 (honderd tweeënzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij
[naam benadeelde 2]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde 1], te betalen een bedrag van
€ 476,20 (zegge: vierhonderd zesenzeventig euro en twintig cent), bestaande uit aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 november 2015, tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 476,20(hoofdsom,
zegge: vierhonderd zesenzeventig euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 476,20vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
9 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij
[naam benadeelde 1]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
en mrs. R. Brand en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 december 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een GSM (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het één of meermalen
- wegduwen van die [naam slachtoffer 1] (toen deze het weggenomen GSM trachtte terug ter pakken/krijgen) en/of
- ( met kracht) stompen en/of slaan in/tegen het hoofd, althans op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] waardoor die [naam slachtoffer 1] het bewustzijn had verloren;
2.
Primair
hij op of omstreeks 24 december 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen waardoor die [naam slachtoffer 1] haar bewustzijn verloor, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 december 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door één of meermalen (met kracht) in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen waardoor die [naam slachtoffer 1] haar bewustzijn verloor;
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer 1] dreigend middel één of meer whatsapp berichten de woorden toegevoegd :"Maak je dood kkr hoer, kam dan ik steek je overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 6 november 2015 tot en met 7 november 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan het [adres delict] ) heeft weggenomen één of meer fles(sen) parfum(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam drogisterij] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
5.
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2015 tot en met 13 januari 2016 te Dirksland, gemeente Goeree-Overflakkee, een goed, te weten een ATB-fiets (merk Giant, kleur blauw), heeft verworven (van ene [naam 2] ) en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen (aan zijn broertje [naam 1] ), terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.