ECLI:NL:RBROT:2018:596

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
10/660071-17 / vordering TUL: 10/651062-14 en 10/811187-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersingen en diefstal in vereniging

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee afpersingen in vereniging en een diefstal in vereniging. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Haze. De officier van justitie, mr. L.H.M. Jager-Huiskens, eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen in andere zaken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat op de terechtzitting van 11 januari 2018 heeft plaatsgevonden.

De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder bedreiging met geweld en afpersing van twee slachtoffers, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten gebruik maakten van intimidatie en geweld om geld en goederen af te dwingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsstukken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, zorgvuldig gewogen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een korte periode schuldig had gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waarbij hij slachtoffers onder bedreiging en geweld had gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660071-17
Parketnummers vorderingen TUL: 10/651062-14 en 10/811187-16
Datum uitspraak: 25 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.H.M. Jager-Huiskens heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde strafdelen in de zaken met de parketnummers: 10/651062-14 en 10/811187-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat onvoldoende betrouwbaar bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring voor afpersing, nu de verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] onsamenhangend en onbetrouwbaar is, de aangever zelf belastende berichten heeft gewist van zijn telefoon en hij geen aangifte wilde doen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de aangever uit eigen beweging is overgegaan tot betaling van de ten laste gelegde geldbedragen en dat geen sprake is geweest van bedreiging met geweld. Naar eigen zeggen wilde de verdachte de aangever enkel een (moreel) lesje leren.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het in de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten (zaak [naam zaak 1] ) wel de bedoeling is geweest om er financieel beter van te worden, maar dat geen sprake is geweest van de bedreigende omstandigheden zoals onder 2 ten laste gelegd. De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit voor de aanwezigheid en het tonen/voorhouden van een vuurwapen, zoals ten laste is gelegd onder 2 en zich voor het overige wat betreft de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft zich in het voorbereidend onderzoek in al zijn verhoren op zijn zwijgrecht beroepen. Op de terechtzitting van 11 januari 2018 heeft de verdachte voor het eerst een inhoudelijke verklaring willen afleggen over de aan hem ten laste gelegde feiten. Die verklaring komt er - kort samengevat - op neer dat de verdachte samen met anderen een documentaire heeft gezien waarin oudere mannen op zoek zijn naar seks met minderjarige meisjes en vervolgens geconfronteerd worden met hun foute bedoelingen. Naar eigen zeggen gaf deze documentaire aanleiding om zelf (middels chatsites) op zoek te gaan naar oudere mannen die voornemens waren af te spreken met minderjarige meisjes. Het was in eerste instantie niet de bedoeling er financieel beter van te worden.
Anders dan de raadsman van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde (zaak [naam zaak 2] ) wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank ziet in de andere bewijsmiddelen voldoende steun voor de verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] dat hij door de verdachte en de medeverdachte is bedreigd met geweld met als doel de afgifte van geld. In het dossier bevinden zich verklaringen van medewerkers van de Jumbo. Uit die verklaringen volgt - geheel in overeenstemming met wat de aangever daarover heeft verklaard - dat de aangever samen met de verdachte en de medeverdachte de Jumbo is in gelopen, dat de aangever met zijn vingers achter zijn rug 112 heeft geseind naar de medewerkers en dat de verdachte en de medeverdachte aan een medewerker van de Jumbo hebben gevraagd of zij geld konden opnemen. Uit de camerabeelden van het Mia van IJperenplein blijkt voorts dat de aangever geld heeft opgenomen bij een pinautomaat met de verdachte enkele meters achter hem. Naar het oordeel van de rechtbank strookt de verklaring van de verdachte, dat de aangever zelf met het idee kwam geld te geven en dat geen sprake was van een dreigende sfeer, niet met de hiervoor beschreven omstandigheden. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan die pas ter zitting afgelegde verklaring.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte van aangever [naam slachtoffer 2] . De aangever heeft gedetailleerd over de gebeurtenis verklaard. Ook vindt zijn verklaring over de toedracht steun in andere bewijsmiddelen. In het dossier bevinden zich foto’s van het letsel op het gezicht van de aangever. Dit letsel past bij de verklaring van de aangever dat hij door de verdachte met een vuurwapen op zijn gezicht is geslagen. Verder bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de verdachte op 13 februari 2017 samen met drie anderen, waaronder één van de medeverdachten in deze zaak ( [naam medeverdachte] ), is aangehouden. In de auto werd door de politie een alarmpistool gevonden. Ook werd bij de medeverdachte [naam medeverdachte] het weggenomen horloge aangetroffen. De rechtbank overweegt voorts dat de onder 2 ten laste gelegde bedreigingen en bewoordingen sterke overeenkomsten vertonen met de onder 1 ten laste gelegde bedreigingen en bewoordingen. Zowel aangever [naam slachtoffer 1] als aangever [naam slachtoffer 2] verklaren dat de verdachte bedreigingen uitte met de strekking dat zijn vader al eens eerder voor moord heeft vastgezeten.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen zijn de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 6 februari 2017 te Capelle aan den IJssel en Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van geld (2000 euro totaal), toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , welke bedreiging met geweld bestond uit het
- die [naam slachtoffer 1] beschuldigen (via een datingsite) contact te hebben met zijn,
verdachtes minderjarige zusje, en
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 1] toevoegen de woorden (van de strekking):
* "ik kom van het kamp", en
* "mijn vader heeft 20 jaar vastgezeten voor moord", en
* "mijn vader heeft opdracht gegeven 20.000 euro los te krijgen van jou", en
* "we weten waar je woont", en
* "we weten waar je werkt", en
* "we werken samen met Slovenen", en
* "je krijgt een kogel door je kop", en
* "ik kan niet met lege handen thuis komen", en
* "je krijgt klappen van hem, m'n zus is al door hem geslagen", en
* "ik heb een pistool, loop niet weg anders overleef je het niet", en
* "hopelijk komt de ambulance op tijd";
2.
hij op meer tijdstippen op 11 februari 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] telkens heeft gedwongen
tot de afgifte van geld (2000 euro) en een horloge, toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het
- ( onverhoeds) bij die [naam slachtoffer 2] in de auto stappen, en
- tonen en/of voorhouden van een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] , en
- die [naam slachtoffer 2] met een pistool, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen het hoofd slaan, en
-(daarbij) die [naam slachtoffer 2] toevoegen de woorden (van de strekking):
* "je hebt twee opties: of ik schiet je helemaal dood of je gaat betalen", en
* "je limiet is verhoogd, ga pinnen", en
* "loop mee, geen rare bewegingen maken en niet zo bang kijken", en
* "ik wil je horloge hebben", en* "niet de politie bellen, als je de politie belt komt mijn/onze vader langs
en die heeft al eerder een moord gepleegd";
3.
hij op meer tijdstippen op 11 februari 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
geldbedragen, te weten
- 9643,25 euro (overboeking via stichting Molly Payments), en
- 9215,00 euro (overboeking naar een rekening op naam van [naam] ),
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

3. diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een betrekkelijk korte periode schuldig gemaakt aan twee afpersingen in vereniging en een diefstal in vereniging. De modus operandi vertoont bij de bewezenverklaarde feiten sterke gelijkenissen. De verdachte is op chatsites op zoek gegaan naar volwassen mannen die voornemens waren om af te spreken met (minderjarige) meisjes. De verdachte heeft zich via de chat voorgedaan als een minderjarig meisje en met de aangevers in deze zaken afgesproken. De aangevers zijn door de verdachte en zijn mededaders geconfronteerd met hun bedoelingen en hebben vervolgens onder bedreiging van geweld hun geld, een bankpas en een horloge moeten afgeven. Bij feit 2 is ook daadwerkelijk geweld gebruikt. Daarbij is de aangever bedreigd en geslagen met een vuurwapen of daarop lijkend voorwerp. De aangevers hebben met de verdachte en de medeverdachten in hun auto gezeten en werden naar diverse locaties gedirigeerd, waarbij zij steeds werden bedreigd, bij de aangever van feit 2 heeft dit urenlang geduurd. De slachtoffers hebben doodsangsten moeten uitstaan en gevreesd voor hun leven. Angstaanjagend was het ook voor aangever van feit 1 te moeten merken dat hij op zijn werk werd gebeld.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen materiële schade veroorzaakt maar tevens een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Naar de ervaring leert ondervinden slachtoffers van afpersingen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen van het gebeurde. De verdachte is daar geheel aan voorbij gegaan en uitsluitend uit te zijn geweest op zijn eigen financiële gewin. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 december 2016 en 28 april 2017. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages. In het rapport van 29 december 2016 is vermeld dat de verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden die waren verbonden aan een eerder opgelegd voorwaardelijk strafdeel. De reclassering adviseert in het rapport om het voorwaardelijk strafdeel ten uitvoer te leggen. In het rapport van 28 april 2017 wordt melding gemaakt van problemen op het gebied van dagbesteding, huisvesting, financiën en sociaal netwerk. De reclassering merkt verder op dat eerdere begeleiding van Bureau Jeugdzorg en jeugdreclassering niet positief zijn afgerond. Mogelijk is sprake van dieperliggende problemen die in verband staan met het delictgedrag van de verdachte. Op basis van de ernst van het delict, de probleemgebieden en hiermee de verhoogde kans op recidive, adviseert de reclassering om de verdachte een forse voorwaardelijke straf op te leggen, waarin hij deelneemt aan diagnostiek en behandeling bij een forensische ambulante behandelinstelling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Uit het dossier komt naar voren dat de verdachte de initiator van het geheel is geweest en dat hij ten opzichte van de mededaders het meest agressief en gewelddadig was. Naar het oordeel van de rechtbank was sprake van een vooropgezet, doordacht plan en waren de verdachte en zijn mededaders enkel uit op financieel gewin. Het gewicht van verdachte’s rol bij feit 2 is groot geweest: door uren lang te chatten met de aangever heeft hij deze uiteindelijk naar Rotterdam weten te lokken. Dat aangever zich kwetsbaar heeft gemaakt door een foto van zijn geslachtsdeel te sturen doet daaraan niet af. De rechtbank acht het zorgwekkend dat de verdachte op zijn leeftijd al zo gemakkelijk doordracht crimineel gedrag vertoont. De rechtbank neemt voorts in het nadeel van de verdachte in aanmerking dat uit zijn strafblad blijkt dat hij vaker is veroordeeld en in twee proeftijden loopt voor soortgelijke feiten. De rechtbank ziet gelet op het strafblad van de verdachte, alsmede de eerdere mislukte reclasseringscontacten geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 22.127,23 aan materiële schade en een vergoeding van € 6.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 28.317,05. Naar het oordeel van de officier van justitie is de gevorderde schadepost eigen risico (ad € 310,18) onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering voor wat betreft dat deel dient te worden afgewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 februari 2017.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde] een schadevergoeding betalen van € 28.627,23 vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
TUL 10/651062-14
Bij vonnis van 9 september 2014 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 september 2014.
TUL 10/811187-16
Bij vonnis van 26 augustus 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 10 september 2016.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van de vonnissen met de parketnummers 10/651062-14 en 10/811187-16 en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte de aan de voormelde vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de voorwaardelijk gedeelten van de bij die vonnissen aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 28.627,23 (zegge: achtentwintigduizendzeshonderdzevenentwintig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 22.127,23 aan materiële schade en € 6500 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 28.627,23 (zegge: achtentwintigduizendzeshonderdzevenentwintig euro en drieëntwintig cent ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 28.627,23 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
178 (honderdachtenzeventig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 9 september 2014 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden:
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 26 augustus 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Witteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 februari 2017
tot en met 06 februari 2017 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van geld (2000 euro totaal), in elk geval (telkens) van enig
geldbedrag,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval
(telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderes),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [naam slachtoffer 1] beschuldigen (via een datingsite) contact te hebben met zijn,
verdachtes minderjarige zusje, en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 1] toevoegen de woorden (van de strekking):
* "ik kom van het kamp", en/of
* "mijn vader heeft 20 jaar vastgezeten voor moord", en/of
* "mijn vader heeft opdracht gegeven 20.000 euro los te krijgen van jou",
en/of
* "we weten waar je woont", en/of
* "we weten waar je werkt", en/of
* "we werken samen met Slovenen", en/of
* "je krijgt een kogel door je kop", en/of
* "ik kan niet met lege handen thuis komen", en/of
* "je krijgt klappen van hem, m'n zus is al door hem geslagen", en/of
* "ik heb een pistool, loop niet weg anders overleef je het niet", en/of
* "hopenlijk komt de ambulance op tijd";
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 11 februari 2017 te Rotterdam
en/of Voorne Putten, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen
tot de afgifte van geld (2000 euro) en/of een horloge, in elk geval enig
geldbedrag en/of goed,
(telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval
(telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderes),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( onverhoeds) bij die [naam slachtoffer 2] in de auto stappen, en/of
- tonen en/of voorhouden van een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] , en/of
- die [naam slachtoffer 2] met een pistool, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/tegen het hoofd slaan, en/of
-(daarbij) die [naam slachtoffer 2] toevoegen de woorden (van de strekking):
* "je hebt twee opties: of ik schiet je helemaal dood of je gaat betalen",
en/of
* "je limiet is verhoogd, ga pinnen", en/of
* "loop mee, geen rare bewegingen aaken en niet zo bang kijken", en/of
* "je weet wat er nu gaat gebeuren", en/of
* "ik wil je horloge hebben", en/of
* "niet de politie bellen, als je de politie belt komt mijn/onze vader langs
en die heeft al eerder een moord gepleegd";
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 11 februari 2017 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenoaen
(een) geldbedrag(en), te weten
- 9643,25 euro (overboeking via stichting Molly Payments), en/of
- 9215,00 euro (overboeking naar een rekening op naam van [naam] )
in elk geval (telkens) enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval (telkens) aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.