ECLI:NL:RBROT:2018:5886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
10/661030-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en autodiefstal met bewijswaardering en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en autodiefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien het korte tijdsverloop van 13 minuten tussen de inbraak en zijn aanhouding in de gestolen auto, met de vereiste mate van zekerheid als een van de daders kon worden aangemerkt. De verdachte werd in de nacht van 26 op 27 februari 2018 betrapt in de gestolen Mini Cooper, samen met medeverdachten. De rechtbank weegt de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder videobeelden en getuigenverklaringen, en komt tot de conclusie dat de verdachte niet geloofwaardig is. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. De vordering van de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en de impact van woninginbraken op slachtoffers, wat leidt tot een gevoel van onveiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661030-18
Datum uitspraak: 19 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
feitelijk verblijvende op het adres
[verblijfadres verdachte] , [verblijfplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde inbraak in de woning aan de [adres delict 1] in Rotterdam en de daarop volgende diefstal van een auto (Mini Cooper). De verdachte is een dag na de inbraak in deze auto aangehouden. Zoals hij vanaf zijn eerste verhoor bij de politie heeft verklaard, zat de verdachte op dat moment pas net in de auto. Vlak daarvoor had hij met de auto een rondje gereden. De verdachte heeft niet eerder op die dag in de auto gezeten. Dit betekent dat het tijdstip dat wordt aangegeven in de video, waarin de verdachte één uur na de inbraak als bestuurder van de Mini Cooper te zien zou zijn, niet kan kloppen. Omdat er verder geen ander (direct) bewijs is, zoals een DNA-spoor of vingerafdrukken van de verdachte in de woning, en er ook geen inbrekerswerktuigen of gestolen goederen afkomstig van de woninginbraak bij de verdachte zijn aangetroffen, moet de verdachte van de hem ten laste gelegde inbraak en diefstal/heling van de auto worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
In de nacht van 26 op 27 februari 2018 is ingebroken in de woning aan de [adres delict 1] in Rotterdam. Bij deze inbraak zijn onder andere een televisie, autosleutels van een Mini Cooper en de Mini Cooper zelf gestolen. Op 27 februari 2018 om 20:40 uur treft de politie de gestolen Mini Cooper aan bij de [adres delict 2] in Rotterdam. In de auto zitten op dat moment de verdachte en zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . In de telefoon van [naam medeverdachte 1] staan verschillende foto’s en video’s die in verband kunnen worden gebracht met de inbraak in de woning aan de [adres delict 1] in Rotterdam. Op twee foto’s, gemaakt op 27 februari 2018 om 3:55 uur, is te zien dat zowel [naam medeverdachte 1] als een onbekend gebleven jongen met kleding aan in het bad van de woning aan de [adres delict 1] zit. Op een video, gemaakt op 27 februari 2018 om 04.08 uur, zitten vier jongens in de Mini Cooper, waarbij door één van de jongens wordt gezegd: “Mooie TV boys”. Twee van deze jongens worden door de politie op de video herkend als [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Van de andere twee jongens is slechts zichtbaar dat zij beiden een camouflagejas dragen. Op een andere video, gemaakt om 04:56 uur, is te zien dat de verdachte achter het stuur van de Mini Cooper zit.
Gelet op het korte tijdsverloop tussen het moment van de inbraak en de aanwezigheid van de verdachte in de gestolen auto, namelijk 13 minuten, kan de verdachte met de wettelijke vereiste mate van zekerheid worden aangemerkt als één van de daders van de inbraak en de diefstal van de auto, tenzij sprake is van één of meer contra-indicaties. Van dergelijke contra-indicaties is echter niet gebleken.
De verdachte heeft verklaard dat hij pas vlak voor zijn aanhouding op 27 februari 2018 om 20:40 uur in de Mini Cooper zat en toen een rondje in de auto heeft gereden. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig. Uit niets is gebleken dat de tijdstippen van de betreffende foto’s en video’s onjuist zouden zijn, bijvoorbeeld doordat de tijd op de telefoon van [naam medeverdachte 1] verkeerd is ingesteld of doordat de betreffende video’s en foto’s door overdracht zijn verkregen. Bovendien zit er, zo blijkt uit de respectievelijke tijdsaanduidingen, maar beperkte tijd tussen de aanwezigheid van de twee jongens in het bad in de woning [adres delict 1] en het tijdstip dat verdachte en drie anderen (onder wie [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] ) achter het stuur zit van de gestolen Mini Cooper. De verklaring van verdachte dat hij pas kort voor zijn aanhouding in de auto heeft gereden en niet omstreeks 4 uur ’s-nachts kan bovendien niet kloppen omdat de dieven dan weer (ten hoogste) een uur eerder (dus in het begin van de avond) in de badkamer van de woning moeten zijn geweest. En op dat moment was de inbraak al lang ontdekt, en de auto al lang ontvreemd met behulp van de sleutels uit de woning.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen
aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een televisie en een playstation
en een box met daarin gouden en zilveren manchetknopen en drie
horloges en autosleutels, toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders,
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (Mini Clubman Cooper, kenteken [kenteken] ),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weteneen sleutel tot het gebruik waartoe zij niet waren gerechtigd.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De feiten zijn niet in eendaadse samenloop of als voortgezette handeling gepleegd. Er is geen eenheid van tijd en plaats. Pas tijdens de inbraak werden de sleutels in de woning ontdekt en ontvreemd en daarmee werd pas daarna, en op een plaats buiten de woning, de auto weggenomen.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een diefstal van een auto. Door woninginbraken wordt materiële schade toegebracht. Ook worden bij woninginbraken vaak goederen gestolen, waaraan de benadeelde gevoelsmatig sterk is gehecht. Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de burgers, wat maatschappelijke onrust veroorzaakt en bij veel mensen ook een groot gevoel van onveiligheid. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Ter zitting heeft de verdachte volhard in zijn ontkenning, geen inzicht gegeven in zijn handelen en de tegen de verdachte in het dossier voorkomende bewijsmiddelen stellig weersproken. Uiteraard staat het de verdachte vrij deze procespositie te kiezen. Dat betekent echter wel dat de rechtbank geen inzicht heeft gekregen in de motieven en het zelfinzicht van de verdachte. Hierdoor is de rechtbank niet overtuigd geraakt van de juistheid van het, door de reclassering in haar rapport van 28 mei 2018, geschetste (positieve) beeld van de verdachte. Een beeld wat er op neerkomt dat de verdachte naïef en beïnvloedbaar is, en gemotiveerd en serieus met zijn toekomst bezig is. Dat geldt evenzeer voor de conclusie van de reclassering dat het recidiverisico slechts matig is. De rechtbank heeft een minder gunstig beeld van verdachte en van de kans op herhaling.
In haar rapport heeft de reclassering geadviseerd tot toepassing van het volwassenenstrafrecht. Gelet op de inhoud van het rapport en de indruk die de verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, sluit de rechtbank zich aan bij dit advies van de reclassering. Zij ziet geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen, zoals door de raadsvrouw is bepleit. De rechtbank zal verdachte daarom berechten overeenkomstig het volwassenenstrafrecht.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 15 mei 2018 blijkt dat de verdachte eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Kennelijk hebben deze veroordelingen er niet toe geleid dat de verdachte er van af zag een nieuwe inbraak en diefstal te plegen.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een gedragsinterventie. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel een contactverbod met [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 1] verbinden, omdat omgang van de verdachte met deze personen kennelijk leidt tot het plegen van ernstige strafbare feiten. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 233,-, vermeerderd met de wettelijke rente, aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie vordert daarnaast om de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders te veroordelen tot betaling van het schadebedrag van
€ 233,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen omdat de verdachte de inbraak en de diefstal van de auto heeft ontkend. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de gevorderde schade onvoldoende is onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Uit het ingediende schadevergoedingsformulier blijkt dat de benadeelde partij in totaal € 6.618,98 aan materiële schade heeft geleden. De verzekering heeft hiervan een bedrag van € 6.385,98 vergoed. Onduidelijk is waarom de verzekering het restant van € 233,- niet heeft vergoed. De benadeelde partij heeft hier in de vordering ook geen toelichting over gegeven. Deze vordering kan om die reden niet zonder nadere toelichting en standpuntwisseling tussen de benadeelde partij en de verdachte worden beoordeeld door de rechtbank. Deze verdere behandeling van de vordering van de benadeelde partij zou daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met
[naam medeverdachte 2], geboren op [gebdatum medeverdachte 2] te [gebpl medeverdachte 2] ,
[naam medeverdachte 3], geboren op [gebdatum medeverdachte 3] te [gebpl medeverdachte 3] en
[naam medeverdachte 1], geboren op [gebdatum medeverdachte 1] 2000 te [gebpl medeverdachte 1] ;
2. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een assertiviteitstraining of andere vorm van training ter voorkoming van het maken
en/of behouden van negatieve beïnvloedbare sociale contacten, zolang de reclassering
dit noodzakelijk acht.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen
aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een televisie en/of een playstation
en/of een box met daarin gouden en/of zilveren manchetknopen en/of drie
horloges en/of autosleutels, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of
inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een auto (Mini Clubman Cooper, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval
een sleutel tot het gebruik waartoe hij/zij niet was/waren gerechtigd;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten autosleutels en/of een auto (Mini Clubman Cooper,
kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof.