ECLI:NL:RBROT:2018:5883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
10/660155-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van woninginbraak en diefstal van auto wegens onvoldoende bewijs van identiteit verdachte

Op 19 juni 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en diefstal van een auto. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De zaak draaide om de vraag of de verdachte de persoon was die op een foto stond afgebeeld, genomen in de woning waar de inbraak had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De foto van de jongen in de woning was van slechte kwaliteit en de herkenning door verbalisanten was niet voldoende om de identiteit van de verdachte vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat er ernstige bezwaren waren, maar dat er ook reële twijfel bestond over de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Daarnaast was er een benadeelde partij die een schadevergoeding van € 233,- vorderde, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde ook over een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis, maar deze werd afgewezen omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij in de kosten van de verdediging moest worden veroordeeld, maar deze kosten waren tot op heden nihil. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. W.A.F. Damen als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660155-18
Parketnummer vordering TUL VV: 10/661045-17
Datum uitspraak:19 juni 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/661045-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De woninginbraak en diefstal van de auto zijn gepleegd door vier jongens. Eén van deze jongens is te zien op een foto in een bad van de woning waar is ingebroken. De jongen heeft op deze foto een camouflagejas aan. De foto is aangetroffen in een telefoon waarin ook een video staat met daarin dezelfde jongen met een camouflagejas. Op een afbeelding van deze video hebben drie verbalisanten de jongen herkend als de verdachte. Daarnaast is bij de verdachte thuis een camouflagejas aangetroffen die lijkt op de camouflagejas die de jongen op de foto in het bad aan heeft. De verdachte kan daarmee worden aangemerkt als één van de daders van de woninginbraak en de diefstal van de auto.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is om verdachte te kunnen veroordelen voor de hem ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daarom een integrale vrijspraak bepleit.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
In de nacht van 26 op 27 februari 2018 hebben vier jongens ingebroken in de woning aan de [adres delict] in Rotterdam en daarbij is tevens met behulp van uit de woning ontvreemde contactsleutels een auto gestolen. Vast staat dat de jongen die op de foto met een camouflagejas in het bad van deze woning zit, één van de daders is van de woninginbraak en de diefstal van de auto. De vraag is echter of de verdachte de persoon is die op die foto staat afgebeeld.
De rechtbank is van oordeel dat dit niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld. De verdachte is wel op (een afbeelding van) een video door drie verschillende verbalisanten herkend, maar over deze video wordt in het dossier slechts vermeld dat hierop dezelfde jongen “lijkt te staan” als op de foto van de jongen in het bad. De video kan bovendien op geen enkele wijze aan de woninginbraak en de diefstal van de auto worden gekoppeld. Daar komt bij dat de foto van de jongen in het bad van slechte kwaliteit is. Ook heeft de jongen op die foto een capuchon over zijn hoofd en een hand voor zijn gezicht. Herkenning van de verdachte op deze foto is hierdoor niet mogelijk. Blijft over de omstandigheid dat de jongen in het bad een camouflagejas aan heeft en dat in de woning van de verdachte een camouflagejas is aangetroffen. Deze omstandigheid is echter onvoldoende om hieruit de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak en de diefstal af te leiden. Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre de aangetroffen jas identiek is aan de jas die de persoon in bad draagt, en - zo dit al het geval zou blijken te zijn - hoe (relatief) veel of weinig een dergelijke jas voorkomt. Dit betekent dat, hoewel er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan dat hij betrokken kan zijn geweest bij de woninginbraak en de diefstal van de auto, er enige reële twijfel blijft bestaan of de verdachte deze feiten ook echt heeft gepleegd. De verdachte zal daarom van beide feiten worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 233,- aan materiële schade.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken en daarmee aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, maar deze kosten zijn tot op heden begroot op nihil.

6.Vordering tenuitvoerlegging

6.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 mei 2017 van de politierechter in Rotterdam is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan een gedeelte groot 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 24 mei 2017.
6.2.
Beoordeling
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, wordt de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank stelt wel vast dat de verdachte voor het einde van de proeftijd contact heeft gehad met [naam medeverdachte] en dat hij hiermee een van de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Dit heeft voor de verdachte echter geen gevolgen, omdat aan de vordering tot tenuitvoerlegging geen overtreding van deze of een andere bijzondere voorwaarde ten grondslag is gelegd.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 9 mei 2017 van de politierechter in Rotterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari
2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen
aan de [adres delict] heeft weggenomen een televisie en/of een playstation
en/of een box met daarin gouden en/of zilveren manchetknopen en/of drie
horloges en/of autosleutels, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of
inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari
2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een auto (Mini Clubman Cooper, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval
een sleutel tot het gebruik waartoe hij/zij niet was/waren gerechtigd;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2018 tot en met 27 februari
2018 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) goed(eren), te weten autosleutels en/of een auto (Mini Clubman Cooper,
kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof.