Op 19 juni 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en diefstal van een auto. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De zaak draaide om de vraag of de verdachte de persoon was die op een foto stond afgebeeld, genomen in de woning waar de inbraak had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De foto van de jongen in de woning was van slechte kwaliteit en de herkenning door verbalisanten was niet voldoende om de identiteit van de verdachte vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat er ernstige bezwaren waren, maar dat er ook reële twijfel bestond over de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Daarnaast was er een benadeelde partij die een schadevergoeding van € 233,- vorderde, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde ook over een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis, maar deze werd afgewezen omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij in de kosten van de verdediging moest worden veroordeeld, maar deze kosten waren tot op heden nihil. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. W.A.F. Damen als voorzitter.