ECLI:NL:RBROT:2018:5867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
10/681249-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Brutale straatroof van zeer jeugdige slachtoffers door verdachte en medeverdachten

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die samen met twee anderen een brutale straatroof heeft gepleegd op zeer jeugdige slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht, samen met zijn medeverdachten, een telefoon heeft weggenomen van een slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de beroving, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, gezien de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de rapportages van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, die geen verdere begeleiding noodzakelijk achtten. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681249-17
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van medeplegen, omdat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Bij de verdachte bestond niet meer het idee om iemand te gaan beroven. Hij ontkent ook met klem dat hij op voorverkenning is gegaan. Hij ging de weg vragen. Het eerdere plan om iemand te beroven had de verdachte toen al laten varen. Dat hij nadien aan de medeverdachten zou hebben gezegd dat hij een telefoon had gezien, maakt het nog geen voorverkenning.
4.1.2.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] volgt dat zij op 11 oktober 2017, terwijl zij aan het rondfietsen waren, met elkaar een plan hebben gemaakt om een beroving te plegen. De lezing van de verdachte, dat bij hem op enig moment daarna niet langer het idee bestond om iemand te beroven, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Uit de verklaring van de verdachte volgt op geen enkele manier waarom en hoe hij zich van de aanvankelijke plannen heeft gedistantieerd, integendeel uit zijn handelen kan enkel het tegendeel blijken. De verdachte is naar het slachtoffer en zijn vriend gefietst om de weg te vragen. Hij heeft nadien aan [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] verteld dat het slachtoffer een dure telefoon bij zich had. Vervolgens gaf de verdachte zijn boksbeugel, en [naam medeverdachte 1] zijn bivakmuts, aan [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] is daarop, met de bivakmuts op en de boksbeugel in zijn hand, richting het slachtoffer gelopen. [naam medeverdachte 1] liep met hem mee voor het geval er iets zou gebeuren. Daarbij had hij zijn capuchon op, omdat hij niet wilde dat het slachtoffer hem zou herkennen. Nadat [naam medeverdachte 2] de telefoon had gepakt en het slachtoffer had geslagen zijn de verdachten met elkaar weg gefietst. Na afloop hebben de verdachten met elkaar afgesproken dat zij de opbrengst van de gestolen telefoon zouden verdelen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen nu gelet op het voorgaande
sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Onweersproken staat immers vast dat de verdachten een gezamenlijk plan hadden, dat zij gezamenlijk tot uitvoering hebben gebracht en na afloop hebben zij afgesproken dat zij de buit zouden verdelen. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht op de openbare weg, de Achterambachtseweg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (met zijn mededaders)
- gemaskerd op die [naam slachtoffer 1] aflopen en
- tonen en/of voorhouden aan die [naam slachtoffer 1] van een boksbeugel en
- slaan tegen de kaak van die [naam slachtoffer 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een brutale straatroof van zeer jeugdige slachtoffers. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke feiten lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De verdachte heeft geen oog gehad voor het slachtoffer en inbreuk gemaakt op zijn lichamelijk integriteit en de rechtsorde. Daarnaast heeft de verdachte door zijn gedrag laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid zijn door het handelen van de verdachte versterkt. Dit is een ernstig feit dat voor schade en overlast heeft gezorgd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2018 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Door gz-psycholoog M. Hulshof is een rapport opgemaakt, gedateerd 15 december 2017. Dit rapport houdt, voor zover van belang, in dat er bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling waardoor het plegen van het tenlastegelegde, al dan niet deels, verklaard zou kunnen worden. Er zijn geen factoren, voortkomend uit een stoornis, aanwezig geweest die de keuzevrijheid hebben beïnvloed. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat er bij de verdachte geen signalen zijn van agressief danwel impulsief gedrag. De verdachte heeft een dagbesteding en de ouders zijn betrokken. Om bovenstaande redenen wordt het recidiverisico van gewelddadig gedrag op laag geschat en kan er vanuit gedragsdeskundige optiek geen onderbouwde uitspraak gedaan worden over de noodzaak van een behandeling in een juridisch kader. Hoewel het tenlastegelegde de verdachte volledig toe te rekenen is, en er derhalve geen behandeling noodzakelijk is, kan wel geadviseerd worden dat de verdachte de komende periode toezicht en begeleiding krijgt van de jeugdreclassering in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is een strafadvies opgemaakt, gedateerd 18 januari 2018. Uit dit advies volgt dat er weinig zorgen zijn over de verdachte. Er zijn slechts enige zorgen over de mate waarin de verdachte in staat is om passende keuzes te maken in contact met leeftijdsgenoten die hem trachten negatief te beïnvloeden en de mate waarin hij in staat is om op positieve wijze voor zichzelf op te komen. De Raad acht begeleiding van de jeugdreclassering niet nodig en adviseert oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 april 2018. Hieruit volgt dat het over het algemeen goed gaat met de verdachte. Hij functioneert goed in de thuissituatie en houdt zich aan de regels en afspraken. [naam verdachte] heeft een tijd niet goed in zijn vel gezeten bij de overgang naar een nieuwe school. Er lijkt een samenhang te zijn tussen die overgang en de contacten die hij hier is aangegaan enerzijds en de betrokkenheid bij het delict anderzijds. Verder heeft hij een goede vrijetijdsinvulling, pro sociale vrienden en een vriendin, waar hij zijn vrije tijd mee doorbrengt. De verdachte is zijn afspraken met de jeugdreclassering altijd nagekomen. Ook aan de bijzondere voorwaarden gekoppeld aan zijn schorsing heeft hij zich altijd gehouden. De verdachte heeft een aantal maanden een avondklok gehad. Zowel de verdachte als zijn ouders namen dit erg serieus. Een aandachtspunt is de schoolgang van de verdachte. Hij heeft het niet naar zijn zin op school en werkt onder zijn niveau. Toch behaalt de verdachte niet altijd goede resultaten. Dit lijkt te maken te hebben met het feit dat de verdachte zich onvoldoende inzet voor school. Hoewel de jeugdreclassering aandachtspunten ziet in de schoolgang van de verdachte en het opstarten van eventuele hulpverlening voor hem voor het verwerken van hetgeen is gebeurd, ziet de jeugdreclassering geen reden om dit te doen in een juridisch kader. De ouders zijn goed in staat om dit verder op te pakken en waar nodig te regelen voor de verdachte. Om die reden adviseert de jeugdreclassering geen verdere begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen. Voor de strafafdoening kan gedacht worden aan een werkstraf.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder, zich aangesloten bij de inhoud van de voornoemde rapportage.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
De rechtbank legt een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op. Bij de bepaling van de omvang van de taakstraf slaat de rechtbank acht op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte zich sinds
16 oktober 2017 moet houden aan een strenge avondklok. De verdachte is daardoor gedurende een behoorlijke periode beperkt in zijn vrijheid.
De rechtbank legt een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
74 (vierenzeventig) urente verrichten werkstraf resteert;
bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf groot
40 (veertig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van de na te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. E.J. Stalenberg en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1l oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht op de openbare weg, de Achterambachtseweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met zijn mededader(s), althans alleen)
- afspraken maken over het plegen van een straatroof en/of
- doen van een voorverkenning om te zien welke spullen de te beroven perso(o)n(en) bij zich had(den) en/of
- gemaskerd op die [naam slachtoffer 1] aflopen en/of
- tonen en/of voorhouden aan die [naam slachtoffer 1] van een boksbeugel en/of
- onder de voet van die [naam slachtoffer 2] wegtrekken van die telefoon en/of
- slaan en/of stompen tegen de kaak van die [naam slachtoffer 1] ;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 2] op of omstreeks 11 oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 2] en/of zijn mededader en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- gemaskerd op die [naam slachtoffer 1] aflopen en/of
- tonen en/of voorhouden aan die [naam slachtoffer 1] van een boksbeugel en/of
- onder de voet van die [naam slachtoffer 2] wegtrekken van die telefoon en/of
- slaan en/of stompen tegen de kaak van die [naam slachtoffer 1] ,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een voorverkenning te houden, om te zien welke spullen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] geroofd zouden kunnen worden en/of
- tegen die [naam medeverdachte 2] te zeggen dat de jongens een dure telefoon en schoenen bij zich hadden en/of
- op de uitkijk te staan.