ECLI:NL:RBROT:2018:5853

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
6571297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een dressuurpaard met non-conformiteit en dwaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en meerdere gedaagden over de koop van een dressuurpaard. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.A. Weda, vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom van € 18.500,00, omdat het paard niet voldeed aan de verwachtingen die zij op basis van de verkoopinformatie had. Eiseres had het paard op 14 juli 2017 gekocht, maar na enkele weken gebruik bleek het paard niet geschikt te zijn voor haar en haar dochter, wat leidde tot problemen tijdens het rijden. De gedaagden, waaronder de verkoper [gedaagde 2], betwistten de vordering en stelden dat het paard wel degelijk voldeed aan de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van consumentenkoop en dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen die eiseres mocht hebben, waardoor de gedaagden in beginsel aansprakelijk waren voor de non-conformiteit. De rechter heeft de gedaagden toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat het paard ten tijde van de aflevering aan de overeenkomst voldeed. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van deze bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6571297 \ CV EXPL 18-1085
uitspraak: 20 juli 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.J.A. Weda te Castricum,
tegen

1.[VOF].,

rechtsopvolger van de eenmanszaak [handelsnaam],
gevestigd te [plaatsnaam],

2.[gedaagde 2],

voorheen h.o.d.n. [handelsnaam],
thans vennoot van [VOF].,
tevens pro sé in hoedanigheid van de inmiddels opgeheven eenmanszaak [handelsnaam],
wonende te [plaatsnaam],

3.[gedaagde 3],

vennoot van [VOF].,
wonende te [plaatsnaam],

4.[gedaagde 4],

wonende te [plaatsnaam],
en

5.[gedaagde 5],

wonende te [plaatsnaam],
gedaagden,
gemachtigde: mr. J. van Groningen te Middelharnis.
Eiseres wordt hierna aangeduid als [eiseres]. Gedaagden worden hierna afzonderlijk aangeduid als “[VOF].”, “[gedaagde 2]”, “[gedaagde 3]”, “[gedaagde 4]” en “[gedaagde 5]”.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de exploten van dagvaarding van 21 december 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 31 januari 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de brief namens [eiseres] van 16 maart 2018, met nadere producties;
  • de akte wijziging eis namens [eiseres];
  • de akte depot beeldmateriaal namens [eiseres];
  • het proces-verbaal van de op 4 april 2018 gehouden comparitie van partijen.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Op de website van de voormalige eenmanszaak [handelsnaam] alsmede op de website SportHorses.nl is op enig moment een advertentie geplaatst met betrekking tot het dressuur-paard [naam paard] (hierna: [naam paard]), waarin [naam paard] te koop werd aangeboden.
2.2
Op 24 juni 2017 heeft [eiseres] het volgende emailbericht gestuurd naar het emailadres [handelsnaam]@hotmail.com (weergegeven voor zover thans van belang):
“Ik ben voor mijzelf en mijn dochter (12 jaar) op zoek naar een braaf, ongecompliceerd, betrouwbaar paard om dressuur mee te rijden.
Zelf heb ik vroeger veel dressuurmatig gereden, maar sinds de komst van de kinderen heb ik niet meer gereden. Het is dus lang geleden dat ik op een paard heb gezeten. Het zal even wennen zijn, maar ik ga er van uit dat het ruitergevoel vanzelf weer terugkomt. Ik heb vroeger wedstrijden gereden en heb mijn paard op Z niveau uitgebracht. Ik zou heel graag nog een keer een paard naar het Z willen rijden (en het liefst hoger).
Mijn dochter […] heeft dus nog niet veel dressuur ervaring.
Omdat we op zoek zijn naar een paard voor ons beiden, zijn we echt op zoek naar een braaf paard, waarmee mijn dochter ook direct kan wegrijden en mee overweg kan. Dus zowel in de omgang als met rijden braaf. Ook willen we met regelmaat bosritjes maken, dus hij moet ook (alleen) naar het bos kunnen. Ook moet hij braaf zijn op vreemd terrein en met groot verkeer.
Zou [naam paard] bij ons kunnen passen?”
2.3
Bij emailbericht van 25 juni 2017 heeft [gedaagde 2] [eiseres], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Als ik je mail zo lees heeft [naam paard] op het merendeel raak vlakken bij jullie. Ze is heel nuchter en makkelijk voor een beginner maar zou ook verder kunnen komen in de sport.”
2.4
Op 1 juli 2017 hebben [eiseres] en haar dochter, vergezeld van de partner van [eiseres], [naam paard] bezichtigd op het terrein van (toen de eenmanszaak) [handelsnaam]. [naam paard] is toen eerst bereden door [gedaagde 2], waarna [eiseres] en haar dochter hebben proefgereden. Hiervan zijn video-opnames gemaakt, die door [eiseres] op een usb-stick in het geding zijn gebracht. Bij de bezichtiging op 1 juli 2017 was ook [gedaagde 4] aanwezig.
2.5
Vervolgens heeft op 1 en 2 juli 2017 tussen [eiseres] en [gedaagde 2] email-correspondentie plaatsgevonden waarbij de voorwaarden voor de aankoop van [naam paard] en de koopprijs zijn besproken. Bij emailbericht van 2 juli 2017 is [eiseres] akkoord gegaan met een koopsom van € 18.500,00, welk bedrag [eiseres] op 13 juli 2017 per bankoverschrijving heeft betaald. Op 14 juli 2017 heeft [gedaagde 2] [naam paard] bij [eiseres] afgeleverd.
2.6
Bij emailbericht van 28 juli 2017 heeft [eiseres] [gedaagde 2], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Hierbij nog even een update over [naam paard]. Ze doet het nog steeds erg goed. De eerste dagen was het echt aftasten en “mocht” ik met haar meerijden. Nu ben ik echt met haar bezig en dat voelt heel erg fijn. Het is een superfijn paard om te rijden. […]”
2.7
Op 10 augustus 2017 heeft [eiseres] [naam paard] bereden, waarbij [naam paard] op hol is geslagen en [eiseres] van [naam paard] af is gevallen.
2.8
Op 11 augustus 2017 heeft [eiseres] [gedaagde 2], voor zover thans van belang, het volgende emailbericht gestuurd:
“Ik heb het afgelopen maand niet aangekaart omdat het me niet noemenswaardig leek en dat ik dacht dat ze nog wat moest wennen, maar ik loop toch wel tegen een probleem aan met [naam paard].
Met rijden ging het op zich best goed, alleen heb ik problemen met de galop. Ze valt snel uit de galop (waarna ze enorme drafpassen neemt die (voor mij) lastig uit te zitten zijn. Ze gooit haar hoofd in de lucht, valt in draf en er is niet makkelijk contact meer met haar te krijgen. Wanneer ik haar meer been geef om in de galop te blijven, gaat ze alleen maar harder en ik kan dat niet opvangen. Eergisteren is ze op de volte rechtsom uitgebroken en naar links gegaan (in galop). Gisteren ging ik weer galopperen en wilde ze weer uitbreken. Omdat ze ook weer uit de galop dreigde te vallen gaf ik haar been en stuurde haar wat sterker naar rechts om op de volte te blijven. Ze ging eerst harder galopperen, viel vervolgens uit de galop om daarna op hol te slaan. Ze was totaal in paniek en ik kon haar niet meer sturen of tot rust krijgen. We zijn een paar rondes de bak doorgescheurd, waarna ik eraf ben gevallen. […] [naam paard] is een geweldig paard, ze heeft zoveel in haar mars en het is een plaatje om te zien. Ik geloof ook niet dat het aan haar ligt, maar aan mij. Ben ik gewoon niet de juiste persoon voor een paard van dit kaliber?”

3.De vordering

3.1
[eiseres] heeft na wijziging van eis gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
de tussen [eiseres] enerzijds en gedaagden anderzijds gesloten koopovereenkomst te ontbinden en gedaagden te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 18.500,00, te vermeerderen met de interesten vanaf 12 september 2017;
subsidiair:
de tussen [eiseres] enerzijds en gedaagden anderzijds gesloten koopovereenkomst geheel of gedeeltelijk te vernietigen en gedaagden te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 18.500,00, te vermeerderen met de interesten vanaf 12 september 2017;
primair en subsidiair:
gedaagden te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 8.250,69 + p.m., te vermeerderen met de interesten vanaf 12 september 2017, alsmede gedaagden te veroordelen in de buiten-gerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten
- zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
primair:
3.2.1
[eiseres] heeft [naam paard] gekocht van de eenmanszaak [handelsnaam]. Daarom is sprake van een consumentenkoop ex artikel 7:5 lid 1 BW. Ook indien [gedaagde 4] en [gedaagde 5] de eigenaren van [naam paard] zouden zijn geweest, zoals door gedaagden pas na de eerste klachten over [naam paard] is gesteld, kan [eiseres] aanspraak maken op consumenten-bescherming. [eiseres] beroept zich in dit kader op de artikelen 3:67 lid 2 en 7:5 lid 2 BW.
3.2.2
Er is sprake van non-conformiteit ex artikel 7:17 BW. [eiseres] mocht op grond van de overeenkomst een braaf paard verwachten dat geschikt is om door haar als sportpaard en door haar dochter als leerpaard te worden bereden. [naam paard] is verkocht als een nuchter en makkelijk te berijden paard, maar voldoet niet aan deze omschrijving. Twee professionele amazones, [S.] en [K.], hebben verklaard dat [naam paard] niet geschikt is voor [eiseres] en haar dochter.
3.2.3
Nu de gebreken zich binnen zes maanden na aflevering hebben geopenbaard, wordt vermoed dat deze al aanwezig zijn geweest ten tijde van de aflevering (artikel 7:18 lid 2 BW).
subsidiair:
3.2.4
[eiseres] beroept zich subsidiair op dwaling ex artikel 6:228 BW. [eiseres] zocht als beginnend amazone een paard dat zij zou kunnen uitbrengen in de sport en dat voor haar dochter zou kunnen dienen als leerpaard. [eiseres] zocht geen paard dat blijvend professionele begeleiding vereist. [eiseres] is door [gedaagde 2] ook niet op dit vereiste gewezen. Volgens de mededelingen door [gedaagde 2] was [naam paard] een nuchter paard en makkelijk voor een beginner. Als [eiseres] had geweten dat [naam paard] voor haar niet geschikt is, had zij het paard uiteraard niet gekocht.
3.2.5
Bij de koop is onvolledige en onjuiste informatie verstrekt over de belangrijkste kenmerken van [naam paard]. Daarom is sprake geweest van misleiding als bedoeld in de Wet oneerlijke handelspraktijken (artikel 6:193c BW). Het is voorts zeer onbetamelijk dat [handelsnaam] zich nadat zij heeft vernomen van de gebreken, probeert te verstoppen achter het feit dat [naam paard] niet door haar verkocht zou zijn.
3.2.6
Er is ook sprake van wanprestatie ex artikel 6:74 BW, nu [handelsnaam] toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verbintenis tot het leveren van een gezond paard.
primair en subsidiair:
3.2.7
[eiseres] vordert van gedaagden de kosten ten behoeve van de stalling, training en verzekering van [naam paard] tot de dag dat het paard weer aan [handelsnaam] wordt geretourneerd. Deze kosten zijn het gevolg van de ongedaanmakingsverbintenissen. [naam paard] staat extern gestald en wordt verder opgeleid. Dit heeft te maken met de zorgplicht van [eiseres]; zij moet tot de teruglevering aan [handelsnaam] als een goed huisvader voor [naam paard] zorgen. Ook heeft [eiseres] een zadel aangeschaft dat voor [naam paard] is aangepast. Het zadel heeft € 2.207,35 gekost. Alle gemaakte kosten zijn toe te rekenen aan de non-conformiteit. De kosten waren niet gemaakt als [eiseres] [naam paard] niet had gekocht. Gedaagden verkeren vanaf 12 september 2017 in verzuim.

4.Het verweer

Gedaagden hebben de vordering betwist en hebben daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.1
[eiseres] heeft [naam paard] gekocht van [gedaagde 4] en [gedaagde 5]. Zij waren tot de verkoop aan [eiseres] de eigenaren van [naam paard]. Alleen degene die de eigendom heeft van een zaak kan deze verkopen. Er is dan ook geen sprake van een consumentenkoop.
4.2
[naam paard] beantwoordt volledig aan de koopovereenkomst. [naam paard] was ten tijde van de verkoop een eerlijk, goed aangereden paard met wedstrijdervaring. In de eerste weken na aflevering waren de berichten over [naam paard] dan ook louter lovend. Er moet vervolgens iets verkeerd zijn gegaan. Tegen het advies van [gedaagde 2] in, heeft [eiseres] de training van [naam paard] zonder begeleiding opgepakt, terwijl zij al zeer lange tijd niet meer op een paard had gezeten. Er is geen weldenkende ruiter die een paard na aankoop gaat uitproberen zonder begeleiding. Het probleem had zich volgens gedaagden niet voorgedaan als [eiseres] gelijk bij aanvang begeleiding had geregeld. De problemen die na aflevering zijn ontstaan, betreffen een gebruikelijke reactie van een paard dat verkeerd wordt bereden.
4.3
Gedaagden betwisten voorts dat sprake is van dwaling in de zin van artikel 6:228 BW, een oneerlijke handelspraktijk en/of wanprestatie.
4.4
Gedaagden betwisten ten slotte de door [eiseres] gestelde kosten alsmede de noodzaak daarvan. Gedaagden voeren daartoe onder meer aan dat [eiseres] [naam paard] aan een willekeurige derde had kunnen verkopen, waarbij zij mogelijk (slechts) de eventuele minderopbrengst op gedaagden had kunnen verhalen. Gedaagden betwisten ook dat het nodig is geweest om [naam paard] maandenlang in training te houden.

5.De beoordeling

5.1
Ter beoordeling ligt allereerst voor de vraag tussen welke partijen de koopovereenkomst met betrekking tot [naam paard] geldt.
5.2
In dit kader is door [eiseres] aangevoerd dat zij voorafgaand aan de koop en in de weken daarna alleen met [gedaagde 2], toen handelend onder de naam [handelsnaam], van doen heeft gehad. Door gedaagden is gesteld dat [gedaagde 4] zich tijdens de bezichtiging op 1 juli 2017 heeft gepresenteerd als de eigenaar van [naam paard], hetgeen door [eiseres] is betwist.
5.3
Uit productie 2 bij de dagvaarding volgt dat toen [naam paard] op de website van [handelsnaam] te koop werd aangeboden, voor het opvragen van informatie het emailadres [handelsnaam]@hotmail.com stond vermeld. De advertentie op de website SportHorses.nl is geplaatst door [gedaagde 2] (bedrijfsnaam [handelsnaam]). Ook in deze advertentie stond het verzoek om contact op te nemen via het emailadres van [handelsnaam]. Uit bedoelde advertenties volgt niet dat [naam paard] voor een derde te koop werd aangeboden.
5.4
Alle emailcorrespondentie aangaande de bezichtiging en aankoop van [naam paard], overgelegd als producties 3, 4 en 5 bij de dagvaarding, heeft plaatsgevonden tussen [eiseres] en [gedaagde 2]. Per email is onder meer onderhandeld over de voorwaarden voor de aankoop van [naam paard] en de koopprijs. Nergens blijkt uit dat [gedaagde 2] in deze handelde namens haar ouders, zoals gedaagden stellen.
5.5
[naam paard] stond op het terrein van [handelsnaam] gestald en aldaar heeft ook de bezichtiging op 1 juli 2017 plaatsgevonden. Als tenaamstelling van de bankrekening waar de koopsom naar is overgemaakt, heeft [eiseres] op aanwijzen van [gedaagde 2] “[gedaagde 4]” vermeld. [eiseres] stelt uit deze tenaamstelling te hebben afgeleid dat het om de bankrekening van [gedaagde 2] ging, hetgeen de kantonrechter niet onbegrijpelijk acht. [gedaagde 2] is voorts degene die [naam paard] op 14 juli 2017 bij [eiseres] heeft afgeleverd.
5.6
Gelet op het voorgaande, bestaan naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten voor de stelling van gedaagden dat [eiseres] had moeten begrijpen dat [gedaagde 4] en [gedaagde 5] optraden als de verkopers van [naam paard]. Dat [gedaagde 4] zich zou hebben voorgesteld als de eigenaar van [naam paard], volgt alleen uit zijn eigen schriftelijke verklaring (productie 8 bij de conclusie van antwoord), nog daargelaten dat gedaagden niet stellen dat [gedaagde 4] zich hiermee tevens als de verkopende partij heeft gepresenteerd. Nu voorts tussen partijen vaststaat dat [gedaagde 2] op geen enkel moment aan [eiseres] heeft gemeld in naam te handelen van [gedaagde 4] en [gedaagde 5] of een nader te noemen volmachtgever in de zin van artikel 3:67 BW, moet [gedaagde 2] worden geacht de koop-overeenkomst met [eiseres] in eigen naam te zijn aangegaan. Dit betekent ten overvloede dat [gedaagde 4] en [gedaagde 5] geen partijen waren bij de overeenkomst. Omdat een andere grondslag voor de vordering tegen [gedaagde 4] en [gedaagde 5] niet is gesteld, is de vordering tegen hen niet toewijsbaar.
5.7
Tussen partijen staat vast dat de eenmanszaak [handelsnaam] pas na de verkoop van [naam paard] is ingebracht in [VOF]. Een rechtsgrond voor aansprakelijkheid van [VOF]., en daarmee ook van [gedaagde 3], voor verbintenissen die door de eenmans-zaak vóór de oprichting van de vennootschap onder firma zijn aangegaan, is gesteld noch gebleken. De vordering tegen [VOF]. en [gedaagde 3] is daarom evenmin toewijsbaar.
5.8
Nu [gedaagde 2], destijds handelend onder de naam [handelsnaam], als verkopende partij wordt aangemerkt, is sprake van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 BW.
5.9
Ingevolge artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten (lid 2).
5.1
Uit het hiervoor onder 2.2 vermelde emailbericht blijkt dat [eiseres] aan [gedaagde 2] heeft aangegeven op zoek te zijn naar een braaf (ook op vreemd terrein), ongecompliceerd en betrouwbaar paard. [gedaagde 2] heeft hierop gereageerd met de woorden dat [naam paard] “heel nuchter en makkelijk voor een beginner” is. Door [gedaagde 2] is voorts gesteld dat zij en [gedaagde 4] op 1 juli 2017 tegen [eiseres] hebben gezegd dat [naam paard] braaf en makkelijk te rijden is.
5.11
Door [gedaagde 2] is niet betwist dat [naam paard] op 10 augustus 2017 op hol is geslagen en een aantal rondes in totale paniek door de bak is “gescheurd”, waarna [eiseres] van [naam paard] af is gevallen. [eiseres] heeft [naam paard] vervolgens laten rijden door [S.] en [K.], die de volgende schriftelijke verklaringen hebben opgesteld:
“Op 16 augustus 2017 heb ik, [S.], Gediplomeerd ORUN allround niveau 2, inmiddels 8 jaar werkzaam als instructrice, bijrijder en inrijder van paarden, Gereden op het paard [naam paard] die momenteel in het bezit is van [eiseres]. Het paard is correct te rijden tot het moment dat ik wil galopperen, Het paard raakt hierbij is een soort van blinde paniek fase, en is niet meer correct tot stoppen te brengen zoals je uiteraard wel mag en moet kunnen verwachten van een leerpaard. Na 4 rondes in volle galop door te bak te zijn gegaan is het mij uiteindelijk gelukt om het paard tot bedaren te krijgen en hem dus te laten stoppen met het in blinde paniek rondjes te rennen in galop. Hierdoor is mijn mening dus dat dit paard absoluut niet geschikt is al leerpaard, en dus niet veilig bereden kan worden door [eiseres] en haar dochter. Het is niet correct als een paard dit dergelijk gedrag vertoont en het is niet verantwoord om hier iemand op te laten rijden, want het is wachten tot je eraf valt zodra het paard zijn fase bereikt dat hij in paniek raakt en gaat rennen, met alle gevolgen van dien. Niemand zou deze verantwoording op zich moeten en willen nemen.”
“[…] Ik ben [K.], 25 jaar en eigenaar van KH Sporthorses. Vanaf het jaar 2009 ben ik als professioneel actief in de paardensport. […] 22 september hebben [eiseres] het paard [naam paard] bij mij thuis gebracht. Binnen de eerste 2 weken rijden was voor mij al duidelijk dat [naam paard] geen paard is om als beginnend ruiter/amazone op te leren rijden. […] Daarnaast is [naam paard] een temperamentvol paard wat in combinatie met een beginnende ruiter/amazone leidt tot miscommunicaties en dus in steigeren en hollen van [naam paard]. Vanaf 22 september 2017 ben ik actief met [naam paard] aan het trainen om de oefeningen te bevestigen, tot op heden blijft [naam paard] regelmatig verzet tonen. Ik heb helaas dan ook moeten vertellen dat [naam paard] niet het beloofde brave leerpaard is voor Kirsten en Floor.”
[gedaagde 2] heeft het door deze amazones benoemde gedrag van [naam paard] evenmin (gemotiveerd) betwist.
5.12
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] op basis van hetgeen partijen over de eigenschappen van [naam paard] hebben besproken (zie hiervoor onder rechtsoverweging 5.10) geen paard had hoeven te verwachten dat, mogelijk door onjuiste of onduidelijke hulpen van de ruiter, in blinde paniek rondjes gaat rennen en/of gaat steigeren. In dit kader is met name van belang dat door [gedaagde 2] is toegezegd dat [naam paard] ook voor een beginner makkelijk te rijden is. Juist nu [eiseres] gelet op haar ervaring niet als een beginnende ruiter kan worden aangemerkt, had zij - anders dan [gedaagde 2] voorstaat - niet hoeven te verwachten dat een gebrek aan begeleiding (zo snel) zou leiden tot voornoemd gedrag. Dit gedrag is niet in overeenstemming met een braaf, ongecompliceerd, nuchter en betrouwbaar paard.
5.13
Gelet op de uitgebreide beschrijving door [eiseres] van het soort paard waar zij naar op zoek was (zie hiervoor onder 2.2) en de mededelingen die [gedaagde 2] vervolgens als professionele verkoper heeft gedaan, is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een schending van de onderzoeksplicht door [eiseres].
5.14
Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet (artikel 7:18 lid 2 BW).
5.15
[gedaagde 2] heeft in dit kader gesteld dat [naam paard] ten tijde van de aflevering aan de overeenkomst beantwoordde. [gedaagde 2] wijst op het hiervoor onder 2.6 weergegeven emailbericht van [eiseres], waaruit blijkt dat [eiseres] op 28 juli 2017 al volop met [naam paard] aan het werk was, hetgeen toen goed ging. Dit wijst er volgens [gedaagde 2] op dat het probleem hierna is ontstaan. Dat zou ook logisch zijn, omdat [eiseres] tegen het advies van [gedaagde 2] in de training van [naam paard] zonder begeleiding heeft opgepakt, terwijl zij al zeer lange tijd niet meer op een paard had gezeten, aldus [gedaagde 2]. Het onderhavige probleem betreft volgens [gedaagde 2] een gebruikelijke reactie van een paard dat verkeerd wordt bereden. Er is aldus sprake van een evident rijtechnisch probleem, veroorzaakt door falen van de ruiter en gemis aan goede begeleiding, dat niet aan [naam paard], maar aan [eiseres] verweten moet worden. [gedaagde 2] wijst voorts op een aantal verklaringen die zij in het geding heeft gebracht, waaruit zou volgen dat [naam paard] voorafgaand aan de verkoop aan [eiseres] geen afwijkend gedrag heeft vertoond.
5.16
Nu vaststaat dat het betreffende probleem bij [naam paard] zich binnen zes maanden na aflevering heeft geopenbaard, wordt deze afwijking op grond van artikel 7:18 lid 2 BW vermoed ten tijde van de aflevering (in aanleg) aanwezig te zijn geweest en rust op [gedaagde 2] de bewijslast van haar stelling dat [naam paard] ten tijde van de aflevering wel degelijk aan de koopovereenkomst beantwoordde. Met hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.15 is weergegeven, is het bewijs naar het oordeel van de kantonrechter nog niet geleverd. Conform haar aanbod zal [gedaagde 2] tot bewijslevering worden toegelaten, een en ander zoals hierna onder de beslissing vermeld.
5.17
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
laat [gedaagde 2] toe tot het leveren van het bewijs, met alle middelen rechtens, van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [naam paard] ten tijde van de aflevering aan [eiseres] op 14 juli 2017 aan de koopovereenkomst beantwoordde;
bepaalt dat:
- [gedaagde 2] zich ter rolzitting van
woensdag 15 augustus 2018 om 14:30 uurbij akte dient uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij voornoemd bewijs wenst te leveren;
- indien [gedaagde 2] voornoemd bewijs wenst te leveren door schriftelijke bewijs-stukken, zij deze dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
- indien [gedaagde 2] (een) getuige(n) wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van de naam of de namen van de voor te brengen getuige(n) alsook van de verhinderdata van alle betrokkenen in de periode van september tot en met november 2018, zodat direct ter zitting een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
- eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter, waarbij [gedaagde 2] de getuige(n) zelf dient op te roepen;
houdt verder iedere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
673