ECLI:NL:RBROT:2018:582

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
10/661252-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal met braak in Rotterdam

Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 30 september 2017 in Rotterdam een diefstal heeft gepleegd. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot een portiekwoning door een ruitje in te slaan. De aangeefster werd wakker en zag de verdachte in haar woonkamer, waarna hij vluchtte. De portemonnee van de aangeefster werd later teruggevonden in een andere woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak, ondanks zijn ongeloofwaardige verklaring dat hij enkel op zoek was naar een plek om te drinken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 weken, met aftrek van voorarrest, en heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661252-17
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. A.W. Grijseels, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.O. van Driel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Primair moet de verdachte worden vrijgesproken omdat geen sprake is geweest van een diefstal, hoogstens van insluiping. Subsidiair moet vrijspraak volgen voor het bestanddeel “braak”.
4.1.2.
Beoordeling
In de ochtend van 30 september 2017 is aangeefster wakker geschrokken in haar portiekwoning. In de woonkamer zag zij de verdachte en ze begon te schreeuwen. De verdachte rende daarop weg. Aangeefster keek in haar tas en zag dat haar portemonnee eruit was gehaald. Het ruitje van de portiekdeur was ingeslagen. Binnen in de hal lag een latex handschoen op de glasscherven. Kort na het incident heeft de verdachte genoemde portemonnee achtergelaten in de brievenbus van een andere woning.
Vast staat dat de verdachte de portemonnee van aangeefster heeft weggenomen. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan diefstal. Daarbij kan worden vastgesteld dat de verdachte zich de toegang tot het gebouw heeft verkregen door een ruitje van de portiekdeur in te slaan, nu - juist - op die glasscherven een latex handschoen is aangetroffen die DNA-materiaal toebehorende aan de verdachte bevat. Dat leidt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal.
De verdachte heeft nog aangevoerd dat hij de op een kier staande portiekdeur heeft opengeduwd en naar binnen is gegaan omdat hij enkel op zoek was naar een plek om zijn fles wijn op te drinken. Die verklaring is ongeloofwaardig, al was het maar omdat deze strijdig is met de onweersproken inhoud van de hierboven geschetste bewijsmiddelen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 september 2017 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwart lederen portemonnee met daarin onder andere een bankpas Rabobank, een creditcard Rabobank en een rijbewijs, toebehorende aan [naam slachtoffer] , zulks nadat hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft ingebroken in een woning, waarbij hij een ruitje heeft ingetikt om binnen te komen. Een van de bewoonsters van het gebouw, de aangeefster, is met de aanwezigheid van de verdachte in haar woning geconfronteerd. Hij heeft haar enorm laten schrikken. Daarnaast heeft hij haar portemonnee uit haar tas gepakt en meegenomen.
Dit soort woninginbraken levert veel narigheid op voor degenen die er het slachtoffer van zijn. Zij voelen zich vaak niet meer veilig in hun eigen huis. De verdachte heeft zich niets daarvan aangetrokken.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte kort achter elkaar eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A. Cnossen, voorzitter,
en mrs. F.W. van Lottum en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Rotterdam
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwart
lederen portemonnee met daarin onder andere een bankpas (Rabobank), een
creditcard (Rabobank) en een rijbewijs, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf had verschaft en/of die weg te nemen portemonnee met bankpas,
creditcard en/of rijbewijs onder zijn bereik had gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht