ECLI:NL:RBROT:2018:5755

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
ROT 17 / 4561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing van verkeersregels door Wildbeheereenheid Krimpenerwaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Wildbeheereenheid Krimpenerwaard (eiseres) en de dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en Krimpenerwaard (verweerder). De zaak betreft een beroep tegen een besluit van verweerder waarbij ontheffingen zijn verleend aan de Stichting Dierenradar voor het gebruik van drie personenauto's op fietspaden en wegen die voor motorvoertuigen gesloten zijn. Eiseres stelt dat zij belanghebbende is en dat de ontheffingen schadelijk zijn voor de schadebestrijding door middel van jacht. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiseres als rechtspersoon belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eiseres geen belanghebbende is, omdat de ontheffingen niet rechtstreeks een in de statuten van eiseres genoemd belang raken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk. Tevens wordt bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/4561

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 juli 2018 in de zaak tussen

Wildbeheereenheid Krimpenerwaard, te Lekkerkerk, eiseres,

gemachtigde: mr. J. Bezemer,
en

de dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en Krimpenerwaard, verweerder,

gemachtigden: mr. J.L. Gongriep en mr. G.A. Stoop.
Als belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting Dierenradar(de stichting), te Stolwijk, ontheffinghoudster,
vertegenwoordigd door [voorzitter van eiseres] .

Procesverloop

Bij besluiten van 19 oktober 2016 en 7 november 2016 (de primaire besluiten), gewijzigd bij besluit van 18 november 2016, heeft verweerder de stichting voor drie personenauto’s voor enkele wegen en fietspaden in enkele gemeenten ontheffing verleend van het bepaalde in de artikelen 10, 23, eerste lid, 24, eerste lid aanhef en onder c, d en e en 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv 1990), voor zover het betreft de verkeerstekens op de borden: C06 en C12.
Bij besluit van 29 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder onder gedeeltelijke gegrondverklaring van het bezwaar, de motivering aangepast en de ontheffingen gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2018. Het beroep is gevoegd behandeld met de zaken met zaaknummers ROT 17/4816 en ROT 17/3933. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens de stichting is
[voorzitter van eiseres] verschenen.
Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst.

Overwegingen

1.1.
Het beroep is gericht tegen de aan de stichting verleende ontheffing voor het gebruik met drie personenauto’s van fietspaden en van wegen die voor alle motorvoertuigen gesloten zijn.
1.2.
Allereerst moet ambtshalve worden beoordeeld of eiseres belanghebbende is omdat slechts een belanghebbende beroep tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.
1.3.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.1.
Blijkens artikel 5 van haar statuten heeft eiseres tot doel het bevorderen dat jacht, beheer en schadebestrijding, al dan niet ter uitvoering van het door de faunabeheereenheid opgestelde faunabeheerplan en/of in het eigen wildbeheerplan (van de wildbeheereenheid), wordt uitgevoerd mede in samenwerking met en mede ten dienste van grondgebruikers en terreinbeheerders.
Uit de door eiseres ter zitting gegeven toelichting begrijpt de rechtbank dat eiseres vreest dat de stichting van de ontheffingen gebruik zal maken op een zodanige wijze dat daardoor de schadebestrijding door middel van jacht zal worden gehinderd. Het bestreden besluit ziet op de ontheffing van een verbod om met motorvoertuigen gebruik te maken van wegen en fietspaden. In de aan de ontheffing verbonden voorschriften is bepaald dat op de betrokken wegen niet mag worden geparkeerd en dat het overige verkeer niet in gevaar mag worden gebracht of onnodig worden gehinderd. Gebruik van de wegen door de stichting overeenkomstig de ontheffing, leidt niet tot hinder van de schadebestrijding door middel van jacht. Gebruik van de ontheffing in strijd met die voorschriften, is in het kader van de ontheffingverlening niet aan de orde. Het doen en laten van medewerkers van de stichting buiten de motorvoertuigen waarop de ontheffing betrekking heeft, wordt niet door de ontheffing gereguleerd. Met de ontheffing als zodanig wordt daarom niet rechtstreeks een in de statuten van eiseres genoemd belang geraakt.
2.2.
Gelet hierop is eiseres geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
3. Het voorgaande betekent dat verweerder eiseres ten onrechte heeft ontvangen in haar bezwaar. Het door eiseres ingestelde beroep dient om die reden dan ook gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid neergelegd in artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb door zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • verklaart het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit
niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 333,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, voorzitter, en mr. A.C. Rop en
mr. C.L.G.F.H. Albers, leden, in aanwezigheid van mr. M.I. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.