In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de vennootschap onder firma Co-Pe Horeca tegen een zieke barmedewerkster, aangeduid als [verweerster]. Co-Pe verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding en andere omstandigheden die het voortduren van de arbeidsovereenkomst onredelijk maakten. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 april 2018 was ingediend, gevolgd door een verweerschrift van [verweerster] op 12 juni 2018. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 juni 2018, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, maar oordeelde dat deze verstoring niet zodanig was dat van Co-Pe niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. De kantonrechter wees het ontbindingsverzoek af, onder verwijzing naar de ziekte van [verweerster] en het opzegverbod dat tijdens ziekte geldt. De kantonrechter concludeerde dat de financiële situatie van Co-Pe en de verstoorde arbeidsverhouding niet voldoende waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, vooral omdat de ziekte van [verweerster] een belangrijke factor was in deze zaak. De beslissing houdt in dat de arbeidsovereenkomst tussen Co-Pe en [verweerster] in stand blijft, en dat de verdere beoordeling van de vorderingen van [verweerster] wordt aangehouden.