ECLI:NL:RBROT:2018:5697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
10/680641-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Diefstal en straatroof door minderjarige verdachte

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en straatroof. De verdachte heeft een telefoon gestolen van een kwetsbare jongen en heeft samen met twee anderen een brutale straatroof gepleegd op zeer jeugdige slachtoffers. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een besloten terechtzitting op 26 april 2018, waar de tenlastelegging is besproken en de eis van de officier van justitie is gehoord. De officier heeft een jeugddetentie van één maand geëist, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 40 uren.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft de telefoon van het slachtoffer wederrechtelijk weggenomen en heeft geweld gebruikt om de diefstal te plegen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en er zijn zorgen over zijn gedrag en ontwikkeling, wat is bevestigd door rapporten van deskundigen. De rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, evenals een taakstraf en een leerstraf, en heeft de ouders van de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis te ondertekenen. De zaak benadrukt de ernst van jeugddelinquentie en de noodzaak van begeleiding en ondersteuning voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/680641-17
Parketnummer ter informatie bijgevoegde zaak: 10/680641-17
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. S. Meeuwsen, advocaat te Gorinchem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van één maand met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, naar school zal gaan volgens lesrooster, zal meewerken aan een vorm van dagbesteding en zal meewerken aan behandeling indien dat noodzakelijk wordt geacht;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit de leerstraf So-Cool voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het onder 1 ten laste gelegde is deels door de verdachte bekend. De verdachte ontkent dat hij het slachtoffer heeft geslagen.
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte ontkend. Hij stelt dat hij de telefoon direct aan een ander heeft gegeven. Daarom is er geen sprake van diefstal of verduistering en dient de verdachte vrijgesproken te worden.
4.1.2.
Beoordeling en conclusie
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde komt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd tot het oordeel dat het feit integraal bewezen verklaard kan worden, waaronder het slaan door de verdachte.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dat uit de aangifte en de verklaringen van de getuigen volgt dat de verdachte de telefoon van de aangever in zijn jaszak deed. De lezing van de verdachte dat hij de telefoon direct aan een ander heeft gegeven vindt geen ondersteuning in wat in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen. De lezing van de verdachte acht de rechtbank daarom niet geloofwaardig. Uit het dossier volgt voorts dat de aangever meerdere malen aan de verdachte heeft gevraagd of hij zijn telefoon terug mocht. Niettemin heeft de verdachte de telefoon niet teruggegeven en is hij weggefietst. Daarmee heeft de verdachte de telefoon van de verdachte wederrechtelijk weggenomen en acht de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 1 oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht op de openbare weg, de Achterambachtseweg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (met zijn mededader, althans alleen)
- gemaskerd op die [naam slachtoffer 1] aflopen en
- tonen en/of voorhouden aan die [naam slachtoffer 1] van een boksbeugel en
- slaan tegen de kaak van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op 29 april 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening
heeft weggenomen een telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy SS), toebehorende aan [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een telefoon gestolen van een kwetsbare jongen. Dit incident heeft veel indruk op deze jongen gemaakt, zoals blijkt uit de schriftelijke verklaring van zijn moeder.
Verder heeft de verdachte zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een brutale straatroof van zeer jeugdige slachtoffers.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. De ervaring leert dat zeker in het geval van een straatroof de slachtoffers van dergelijke feiten lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De verdachte heeft geen oog gehad voor de slachtoffers en - voor zover het betreft aangever [naam slachtoffer 1] - inbreuk gemaakt op zijn lichamelijk integriteit. De verdachte heeft door zijn gedrag laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid zijn door het handelen van de verdachte versterkt. Dit zijn ernstige feiten die voor schade en overlast hebben gezorgd.
Behalve aan de bewezen feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de feiten die op de dagvaarding kort zijn omschreven en waarvan is medegedeeld dat de verdachte ze heeft erkend. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de verdachte voor deze feiten niet afzonderlijk (verder) zal worden vervolgd. De verdachte heeft deze feiten op de terechtzitting erkend. Met deze strafbare feiten wordt bij de strafoplegging rekening gehouden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2018 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Door kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.M. Broekman is een rapport opgemaakt, gedateerd 20 december 2017. Uit dit rapport volgt dat de verdachte op instigatie van zijn ouders niet heeft meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek. Daardoor zijn de onderzoekvragen niet beantwoord.
Door gz-psycholoog M. Hulshof is een rapport opgemaakt, gedateerd 30 januari 2018. Dit rapport houdt, voor zover van belang, in dat er bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Er is geen zicht verkregen op de omstandigheden, gevoelens en gedachten van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast is er geen zicht op een eventuele aanleiding en is er geen zicht op eventuele groepsdruk. De vraag in hoeverre de gebrekkige ontwikkeling een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van het tenlastegelegde kan niet beantwoord worden. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat de verdachte moeite heeft met het overzien van de gevolgen van zijn gedrag, de neiging heeft om bij situaties die overzicht vragen impulsief te handelen en hij beschikt over beperkte copingvaardigheden. Er zijn geen beschermende factoren te noemen. De verdachte beschikt nog over onvoldoende zelfsturing en afremming, waardoor hij afhankelijk is van externe sturing en begeleiding. Dit lijkt in de thuissituatie echter onvoldoende tot uiting te komen. Geconcludeerd wordt dat de verdachte baat kan hebben bij de gedragsinterventie So-Cool. Voorts is het van belang dat er begeleiding in het gezin plaats zal vinden, waarbij de ouders hulp en steun krijgen in het versterken van de ontwikkeling van de verdachte. Dit kan plaatsvinden door middel van systeemtherapie/begeleiding. Tot slot is het van belang dat het toezicht en de begeleiding door de William Schrikker Stichting zulllen plaatsvinden.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is een strafadvies opgemaakt, gedateerd 19 januari 2018. Uit dit advies volgt dat er behoorlijke zorgen zijn over de verdachte. Op school is hij respectloos naar de docenten en medeleerlingen en zelfbepalend. Daarnaast hangt de verdachte regelmatig op straat rond. De politie heeft gemeld dat hij bij hen in beeld is vanwege kleine diefstallen en overlast. De Raad adviseert een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So-Cool en een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte onderwijs volgt, deelneemt aan hulpverlening gericht op het systeem, zoals bijvoorbeeld MST, en deelneemt aan door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening.
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) heeft een verslag over de verdachte opgemaakt op 25 april 2018. Hieruit volgt dat de ouders aan geen enkele vorm van hulpverlening bij hen thuis willen meewerken. Hulpverlening gericht op het systeem lijkt dan ook niet haalbaar te zijn.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder, zich aangesloten bij de inhoud van het voornoemde verslag. Zij heeft voorts naar voren gebracht dat de verdachte op dit moment al vier weken niet naar school gaat. Hij is wel aangemeld voor een Multifunctioneel Centrum (MFC), een dagopvang waar de verdachte ook onderwijs kan volgen. (Verdere) begeleiding door de jeugdreclassering wordt passend geacht, net als de leerstraf So-Cool.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
De rechtbank legt een taakstraf, bestaande uit een werkstraf en een leerstraf op van na te noemen duur. Het opleggen van enkel een leerstraf doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Bij de bepaling van de omvang van de taakstraf slaat de rechtbank acht op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, een en ander in samenhang bezien met de op te leggen leerstraf. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte zich sinds 16 oktober 2017 moet houden aan een strenge avondklok.
De rechtbank acht het met de officier van justitie en de jeugdreclassering noodzakelijk dat de verdachte begeleid gaat worden door de jeugdreclassering en dat er bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Daarom wordt er tevens een voorwaardelijk jeugddetentie opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , wonende te Hendrik-Ido-Ambacht, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 64,90 aan materiële schade en een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een volledige toewijzing van de materiële vordering van € 64,90. Toewijzing van de immateriële vordering acht de officier van justitie niet passend. Nu de verdachte ten tijde van het plegen van het feit de leeftijd van veertien jaar nog niet had bereikt, dienen de ouders van de verdachte te worden veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden nu vrijspraak is bepleit. Subsidiair is door de verdediging bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen voor wat betreft het deel dat ziet op de immateriële schade.
8.3.
Beoordeling
Omdat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat gedeelte van de vordering genoegzaam is onderbouwd, wordt deze toegewezen. Dit schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 april 2017. De benadeelde partij wordt ten aanzien van de immateriële vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De ouders van de verdachte moeten de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 64,90. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van ouders van een minderjarige, die ten tijde van het tenlastegelegde feit jonger was dan 14 jaar, wordt de schadevergoedingsmaatregel niet opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 2 weken,
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van de na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
  • gedurende de proeftijd onderwijs volgens lesrooster zal volgen;
  • zich zal inspannen om een zinvolle dagbesteding te vinden en te behouden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan behandeling indien en zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) urenwaarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
28 (achtentwintig) urente verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 14 (veertien) dagen;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
40 (veertig) urenwaarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject So-Cool Regulier van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de ouders van de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 64,90 (zegge: vierenzestig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 64,90 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de ouders van de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. E.J. Stalenberg en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht op de openbare weg, de Achterambachtseweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met zijn mededader(s), althans alleen)
- afspraken maken over het plegen van een straatroof en/of
- doen van een voorverkenning om te zien welke spullen de te beroven perso(o)n(en) bij zich had(den) en/of
- gemaskerd op die [naam slachtoffer 1] aflopen en/of
- tonen en/of voorhouden aan die [naam slachtoffer 1] van een boksbeugel en/of
- onder de voet van die [naam slachtoffer 3] wegtrekken van die telefoon en/of;
- slaan en/of stompen tegen de kaak van die [naam slachtoffer 1] ;
2. (10/141367-17)
hij op of omstreeks 29 april 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een telefoon (merk: Samsung, type: Galaxy SS), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 april 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht opzettelijk
een telefoon (Samsung Galaxy S5), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
MEDEDELING AD INFORMANDUM GEVOEGDE STRAFBARE FEITEN
Ter terechtzitting zal/zullen onderstaand(e) door u bekend(e) strafba(a)r(e) feit(en) ter kennis van de rechter worden gebracht. De rechter kan aldus bij het bepalen van de straf ook met dat/die feit(en) rekening houden.
Doet de rechter dit dan kunt u dat/die feit(en) als strafrechtelijk afgedaan beschouwen.
Parketnr. Feitgegevens (pleegperiode,-
locatie, -plaats, -gemeente, omschr. feit)
1. december 2017, Cortgene, Alblasserdam, Gem. Alblasserdam,
Medeplegen/medeplichtigheid van/aan winkeldiefstal, kleding, schaar, HEMA;
2. 680641-17 04 januari 2018, Cortgene, Alblasserdam, Gem. Alblasserdam,
Medeplegen/medeplichtigheid van/aan winkeldiefstal, kleding, portemonnee, HEMA.