Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
4.Ontvankelijkheid officier van justitie
buitenNederland, aangezien de verdachte de Russische en niet de Nederlandse nationaliteit heeft en aan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt voor zover feiten als de onderhavige door een Russische burger (geheel en uitsluitend) buiten Nederland zijn gepleegd. Het op dit punt namens de verdachte gevoerde verweer is derhalve in zoverre gegrond.
in Nederland. Anders dan de verdediging betoogt, ziet de tenlastelegging op geldstromen die vanuit Nederland, via het buitenland, naar Nederland, zouden zijn witgewassen. Nederland geldt derhalve als (een van de) plaatsen delict. Aan de verdachte wordt verweten dat hij als (mede)pleger bij deze delicten betrokken is geweest: hij zou geld van Nederlandse medeverdachten dat afkomstig is van misdrijf in opdracht van een andere, vanuit Nederland opererende, medeverdachte via zijn eigen onderneming hebben doorgesluisd. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is vervolging van zowel in Nederland als in het buitenland gepleegde strafbare feiten op grond van artikel 2 Wetboek van strafrecht (hierna: Sr) mogelijk, ook ten aanzien van de gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. De rechtsmacht geldt dan voor het gehele feitencomplex. Nu vast staat dat Nederland in ieder geval voor een deel van het feitencomplex als plaats delict geldt, is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie ook ten aanzien van door de verdachte in het buitenland gepleegde handelingen ontvankelijk is.
5.Waardering van het bewijs feit 1, onderzoek Mops
6.Waardering van het bewijs feit 2, onderzoek Setter
eenvoorwerp, te weten van enig geldbedrag van in totaal 410.000,- euro, de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende is terwijl hij, verdachte, wist, dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
eenvoorwerp, te weten van enig geldbedrag van in totaal 852.050 euro, de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en verhuld wie de rechthebbende is terwijl hij, verdachte, wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
7.Strafbaarheid feiten
1.medeplegen van een gewoonte maken van witwassen;
2.medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
8.Strafbaarheid verdachte
9.Motivering straf
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Bijlagen
12.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.