ECLI:NL:RBROT:2018:5654

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
10/750157-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en overtreding van de Wet wapens en munitie door verdachte in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door haar raadsman, mr. A.D. Kloosterman. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 348.125,- en de aanschaf van een BMW X6, waarvan de herkomst niet legitiem kon worden aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld en dat zij dit heeft verhuld. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een Glock vuurwapen met munitie, dat in haar appartement was aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de BMW X6 bevolen, aangezien deze was aangeschaft met crimineel geld. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750157-15
Datum uitspraak: 13 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam vedachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni 2018 en 29 juni 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M. van Solingen en M. van der Vlugt, hierna: de officier van justitie, hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Betrouwbaarheid processen-verbaal politie informanten
5.1.1.
Het standpunt van de verdediging
De processen-verbaal van de politieel informanten moeten uitgesloten worden van het bewijs, dan wel met zeer grote behoedzaamheid tegemoet getreden worden. Een deel van de in die verbalen opgenomen uitspraken is namelijk foutief geverbaliseerd. Zo zijn een aantal aan de verdachte toegeschreven uitspraken in het geheel niet door haar gedaan of zijn door anderen gezegd. Ook zijn uitspraken foutief weergegeven of niet zo bedoeld. Zo wijst de verdediging op een vakantie op Hawaii waar de verdachte met medeverdachte [naam medeverdachte 1] zou zijn geweest, maar dit was een vakantie met haar inmiddels overleden man. Verder hebben de informanten [naam medeverdachte 1] onmogelijk exact kunnen verstaan en begrijpen, omdat hij nogal mompelt.
Opmerkelijk is verder dat de als belastend aangemerkte onderwerpen nooit in aanwezigheid van anderen hebben plaatsgevonden, maar een-op-eengesprekken betreffen, die evenmin bij de OVC-gesprekken terugkomen.
Omdat niet alle processen-verbaal binnen 48 uur zijn opgemaakt en/of zijn ondertekend, mag daarbij niet op het geheugen van de informant of de controle daarop door het begeleidingsteam worden vertrouwd en kan de rechtbank de betrouwbaarheid van de processen-verbaal dus niet toetsen.
5.1.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt dit betoog.
Het enkele feit dat het kan zijn voorgekomen dat het proces-verbaal van de politieel informant niet binnen 48 uur is opgemaakt (of is ondertekend) brengt nog niet mee dat op het geheugen van de betreffende verbalisant niet langer vertrouwd kan worden of dat de inhoud op essentiële onderdelen onjuist zou zijn. Het geheugen van de politieel informant is doorgaans goed getraind en hij bespreekt ook steeds onverwijld de bevindingen met het begeleidingsteam. Van structurele onvolkomenheden is verder niet gebleken.
Een enkele onjuistheid op een ondergeschikt onderwerp betekent dan ook niet dat op de inhoud van die verbalen niet vertrouwd kan worden.
De omstandigheid dat (een deel van de) belastende gesprekken een-op-een hebben plaatsgevonden maakt dit niet anders. Het betreft op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Het feit dat de verdachten er rekening mee hielden dat zij afgeluisterd konden worden in huis of over de telefoon, kan goed verklaren dat gesprekken over belastende onderwerpen niet altijd in groter gezelschap of buitenshuis werden gevoerd.
De inhoud van die gesprekken moet bovendien worden gelezen in samenhang met de overige bewijsmiddelen. Dit alles brengt mee dat de rechtbank niet twijfelt aan de betrouwbaarheid van deze processen-verbaal, zodat dat deze voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De rechtbank zal de processen-verbaal op de gebruikelijke zorgvuldige wijze beoordelen.
5.2.
Bewijswaardering feiten 1 en 4
De rechtbank zal eerst de feiten 4 (zaaksdossier Witwassen € 348.125,-) en 1 (zaaksdossier BMW X6) bespreken.
5.2.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
5.2.1.1.
Onderzoek
De partner van de verdachte, [naam medeverdachte 1] , wordt verdacht van invoer of handel in verdovende middelen en witwassen, gewoonte witwassen dan wel schuldwitwassen. Uit onderzoek is vooralsnog gebleken dat [naam medeverdachte 1] mogelijk betrokken is bij de invoer van cocaïne in Nederland en bij het witwassen van grote contante geldbedragen, al dan niet via buitenlandse constructies. Bij vonnis van 4 juli 2017 is [naam medeverdachte 1] voor deze feiten veroordeeld. Het vonnis is nog niet onherroepelijk. Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld.
De verdachte woont met [naam medeverdachte 1] samen. Het uitgavenpatroon van beiden kan zeer royaal genoemd worden. Uit het dossier komt naar voren dat zij heel veel (contant) geld hebben uitgegeven aan luxegoederen, onder meer dure auto’s, boten, sieraden, kleding en vakanties.
Witwassen € 348.125,-
In de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 1] zijn op meerdere plaatsen grote contante geldbedragen aangetroffen (in totaal € 348.125,-).
Het grootste gedeelte daarvan, ruim € 305.000,-, is in drie zakken aangetroffen, weggestopt in de inloopkast in de zogenaamde “panic room”, te weten € 560,- in een vuilniszak, € 960,- in een rode zak en € 304.060,- in een plastic tas van Marlies Dekkers .
Dit bedrag is samengesteld uit verschillende coupures: een zeer grote hoeveelheid briefjes van € 20,- en € 50,-, maar ook 1101 briefjes van € 100,-, 100 briefjes van € 200,- en 86 briefjes van € 500,-. Dit bedrag aan contant geld kan niet verklaard worden door contante opnames van bankrekeningen van de verdachte en [naam medeverdachte 1] .
De verdachte is getrouwd geweest met [naam voormalige echtgenoot verdachte] . [naam voormalige echtgenoot verdachte] is op 24 mei 2010 overleden en de verdachte had toen, zoals blijkt uit de aangifte erfbelasting, geen eigen vermogen.
De nalatenschap van [naam voormalige echtgenoot verdachte] betrof het vermogen in de onderneming [naam onderneming 1] . Dit vermogen is geplaatst op bank- en effectenrekeningen te name van de verdachte. In de periode van 1 januari 2010 tot 9 juni 2015 is van die rekeningen in totaal slechts € 19.159,- opgenomen.
Onderzoek van de bankrekeningen, die op naam van de verdachte en/of [naam medeverdachte 1] staan, laat zien dat in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 oktober 2014 een bedrag van in totaal € 410.930,- aan contante stortingen heeft plaatsgevonden tegenover een bedrag van € 17.299,- aan contante opnames.
BMW X6
Op 13 maart 2013 is een BMW X6 voorzien van het kenteken [kentekennummer] op naam gesteld van de verdachte, weduwe van [naam voormalige echtgenoot verdachte] .
Tijdens de doorzoeking van een bij [naam medeverdachte 3] verdachte in gebruik zijnde kantoorruimte aan de [adres] te Barendrecht is in de e-mailbox van [naam medeverdachte 3] een e-mail aangetroffen tussen [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . [naam medeverdachte 2] stuurt als bijlage bij deze e-mail een Excel bestand met daarin bankmutaties. Dit bestand bevat bankmutaties van de Liechtensteinse bankrekening [rekeningnummer bank] ten name van [naam onderneming 2] , waaronder ook de betaling van € 81.004,10 op 28 maart 2013 onder vermelding van " [naam 1] , agreement date 08.03.13". De betaling wordt gedaan aan [naam autobedrijf] , de leverancier van de BMW X6 aan de verdachte.
Voorafgaand aan die betaling werd in de periode tussen 26 maart 2013 en 28 maart 2013 op de rekening van [naam onderneming 2] in totaal € 90.000,- ontvangen van een Belgische
rechtspersoon [naam rechtspersoon] .
In de administratie van Automobielbedrijf [naam autobedrijf] is de binnenkomende
betaling welke afkomstig was van bankrekeningnummer [rekeningnummer bank] ten name van [naam onderneming 2] gekoppeld aan de koopovereenkomst met betrekking tot de BMW X6.
Tussen de verdachte, haar overleden man [naam voormalige echtgenoot verdachte] en/of zijn ondernemingen kon geen relatie worden gelegd met [naam onderneming 2] , haar Liechtensteinse bankrekening en/of andere ondernemingen en/of bankrekeningen in Liechtenstein.
5.2.1.2.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden
De vraag in deze zaak is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van het aan haar onder 4 ten laste gelegde geldbedrag en de onder 1 bedoelde aanschaf van de BMW X6.
5.2.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De verdachte wist dat het geld geen legale herkomst had. Zij heeft geen acceptabele verklaring kunnen geven voor de herkomst van dat geld dat in haar huis lag, noch voor het geld dat voor de aanschaf van de BMW X6 is gebruikt. De enige aanvaardbare verklaring voor de herkomst van het geld is een criminele herkomst.
5.2.3.
Het standpunt van de verdediging
Mogelijk kan van een vermoeden van witwassen gesproken worden, maar de verdachte heeft steeds verklaard dat het contante geld in huis de nalatenschap van haar overleden echtgenoot betrof. Ten bewijze daarvan heeft zij een briefje van hem getoond waaruit dit volgt. De verdachte vertrouwt de politie en het openbaar ministerie echter niet, omdat bij de doorzoeking een hanger met de trouwring van haar man verdwenen is. Omdat dit briefje een tastbaar aandenken aan haar man is heeft zij, toen het openbaar ministerie daarom vroeg, het origineel niet ter beschikking willen stellen aan de politie voor het doen van onderzoek naar de echtheid daarvan. Zij is daar op dit moment alsnog toe bereid.
Daar waar de politieel informanten verklaren dat zij de verdachte zouden hebben horen zeggen dat er anderhalve ton van haar bij de doorzoeking meegenomen is, kan dat door hen verkeerd verstaan zijn. Zij kan toen evengoed “iets van drieënhalve ton” gezegd hebben.
Met betrekking tot de aanschaf van de BMW X6 is aangevoerd dat de die is gefinancierd door het inruilen van haar oude BMW met bijbetaling door [naam medeverdachte 1] van een bedrag van € 81.000,-.
Van de criminele herkomst van dat geld of van de wijze waarop dit geld aan de dealer is betaald, heeft de verdachte geen wetenschap gehad. Alles was immers al voor haar geregeld. Ze hoefde de auto alleen maar op te halen en kon hem zo vanaf de dealer meenemen. In ieder geval kan geen sprake zijn van gewoontewitwassen.
5.2.4.
Het oordeel van de rechtbank
5.2.4.1.
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
5.2.4.2.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen van € 348.125,- in contanten?
De hiervoor weergegeven feiten omstandigheden, waaronder de grote hoeveelheid aangetroffen contant geld in diverse, deels ongebruikelijk grote, coupures en de wijze waarop dat geld was verborgen, zijn van dien aard dat zij een vermoeden van een criminele herkomst van het bij de verdachte aangetroffen contante geld (€ 348.125,-) rechtvaardigen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag.
5.2.4.3.
De verklaring van de verdachte over de herkomst van het contante geld.
Ten aanzien van het contante geld dat bij de verdachte in de woning is aangetroffen heeft de verdachte aangevoerd dat dit afkomstig is uit de nalatenschap van haar overleden man, [naam voormalige echtgenoot verdachte] . Na zijn overlijden zou de verdachte een kistje hebben aangetroffen met daarin een bedrag van € 382.000,-- en een briefje van haar man, waarin hij aangeeft haar niet onverzorgd te hebben willen achterlaten.
De verdachte zegt dat haar overleden man dit geld vergaard zou kunnen hebben door het afromen van de overgebleven contante bedragen die als handgeld aan de chauffeurs in de transportonderneming van haar vader werden meegegeven. Enig onderzoek daarnaar heeft zij nooit gedaan.
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat deze aanzienlijke hoeveelheid contant geld niet kan worden verklaard uit (legale) contante opnamen uit de transportonderneming van de vader van de verdachte, waarvan haar overleden echtgenoot medeaandeelhouder was.
De verklaring van de verdachte dat haar overleden echtgenoot dit contante bedrag zou hebben vergaard met het afromen van de contante bedragen die aan de chauffeurs in de transportonderneming zouden zijn meegegeven, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. De verdachte heeft dit op geen enkele manier onderbouwd. en ook overigens blijkt dit niet uit de financiële administratie van de betreffende onderneming. Mede gelet op het tijdsverloop (meer dan acht jaar) is dit nu ook redelijkerwijs niet meer verifieerbaar.
Dat de contanten bij de verdachte in huis afgeroomd handgeld van de chauffeurs zouden hebben betroffen, wordt verder gelogenstraft door de aangetroffen coupures, te weten biljetten van € 100,-, € 200,- en € 500,-. Dergelijke biljetten worden in het regluiere economische verkeer al niet of nauwelijks gebruikt, laat staan dat dergelijke coupures zouden zijn “overgebleven” van het handgeld van de chauffeurs.
Daar komt bij dat de verdachte het geld, toen zij dit acht jaar geleden na het overlijden van haar man zou hebben aangetroffen, niet aan de belasting heeft opgegeven of daarna in enige aangifte als vermogen heeft opgegeven al dan niet in het kader van het afwikkelen van de erfenis van haar echtgenoot. Hiermee heeft de verdachte de legale herkomst van dit bedrag dan ook niet verklaard.
Het aanbod van de verdachte ter terechtzitting om nu alsnog het origineel van het handgeschreven briefje, dat zij toeschrijft aan haar overleden echtgenoot, over te leggen en voor onderzoek aan te bieden acht rechtbank niet alleen onvoldoende, maar is ook te laat.
Zo de echtheid van het briefje en de datering daarvan na acht jaar nog op betrouwbare wijze zouden kunnen worden vastgesteld, kunnen de feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de herkomst van het genoemde geld na zoveel jaren niet meer redelijkerwijs worden onderzocht en geverifieerd. Behoudens het boekenonderzoek van de onderneming, dat wel heeft plaatsgevonden, biedt het briefje ook onvoldoende aanknopingspunten voor nader onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat deze onmogelijkheid voor rekening komt van de verdachte. Het openbaar ministerie heeft haar immers direct nadat zij op dat briefje een beroep deed, gevraagd dat briefje voor nader onderzoek over te leggen, maar de verdachte heeft dit tot aan de terechtzitting steeds geweigerd.
Het vermoeden van een criminele herkomst van het geld is daarmee door de verdachte niet weerlegd. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de contante geldbedragen die in de woning van de verdachten zijn aangetroffen, afkomstig zijn van enig misdrijf.
5.2.4.4.
Wat wist de verdachte over de herkomst van de financiën van [naam medeverdachte 1] ?
De verdachte wist van de aanwezigheid van het geld in de woning en de wijze waarop dit in de woning was verborgen.
De verdachte noemt zich weliswaar de “rechthebbende” van dit geld, maar onderzoek toont aan dat zij dit zelf nooit op een legale wijze in contanten heeft opgenomen van haar rekening.
Vervolgens heeft zij naar eigen zeggen dit geld in haar huis verborgen en buiten het zicht en de controle van de fiscus en/of justitie gehouden. Hiermee acht de rechtbank bewezen dat bij de verdachte de opzet op het witwassen van dit geld heeft bestaan.
Dat de verdachte ook wist dat ook haar partner geen legale bron van inkomsten had blijkt onder meer uit haar verzuchting dat de scheiding tussen [naam medeverdachte 1] en zijn toenmalige echtgenote [naam echtgenote] niet gerealiseerd kon worden totdat bij hem van een legale bron van inkomsten zou kunnen blijken. Op 16 april 2015 antwoordt zij nog naar aanleiding van de opmerking van de informant, dat [naam medeverdachte 1] dan wel voor inkomsten moet zorgen, dat hij dat zeker moest doen, maar dat die boekhouder maar moest zorgen dat er ergens op een normale manier geld binnen moest komen op papier en dat er nu wel geld binnenkwam maar niet netjes. Op de vraag of de ex-echtgenote van [naam medeverdachte 1] op de hoogte was van zijn werkzaamheden antwoordde de verdachte dat die wel wat wist, maar lang niet zoveel als zijzelf.
Ook op de vraag of [naam medeverdachte 1] niet na een volgende grote slag zou willen stoppen antwoordde de verdachte “ja dat wel, maar dan volgend jaar of zo”. Hierop zei zij dat wellicht haar zoon [naam zoon] de zaken wel over zou kunnen nemen. Op de vraag of zij dat wel wilde zei de verdachte onder meer: “we hebben hem getest door hem pillen te laten verkopen toen we nog het oude huis woonden. Hij heeft die toen op straat verkocht, toen hij terugkwam met het geld bleek het vals zijn.” Ook hieruit volgt dat de verdachte zicht had op de illegale aard van de activiteiten van [naam medeverdachte 1] .
De verdachte noemt zichzelf een “gangstervrouwtje”. Dat dit niet enkel grappig bedoeld is, zoals de verdachte stelt, maar dat zij zich terdege bewust is geweest van de illegale handel en wandel van [naam medeverdachte 1] , blijkt uit het feit dat zij naar aanleiding van de detentie van haar partner aangeeft “natuurlijk lopen we risico’s met wat we doen en ik heb altijd in mijn achterhoofd gehouden dat dit een keer kon gebeuren” en “weet je, [naam medeverdachte 1] is zo’n type dat als hij gepakt wordt door de politie dat hij gelijk breekt en alles bekent. Ik ben niet zo snel onder de indruk, als ze mij zouden pakken hou ik gewoon mijn mond dicht. Ik ben zelf in deze wereld gestapt, dus ja”.
Op grond van het bovenstaande concludeert rechtbank dat de verdachte op de hoogte is geweest van het feit dat het contante geld afkomstig was uit enig misdrijf en zij de illegale herkomst van die contante gelden heeft verhuld.
5.2.4.5.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen met betrekking tot de BMW X6?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de BMW X6 van de verdachte is aangekocht door inruil van een BMW X5 van de verdachte in combinatie met een bijdrage van [naam medeverdachte 1] van € 81.000,-. Dit bedrag is op de rekening van de betreffende autodealer gestort via een Liechtensteinse bankrekening op naam van een Panamese vennootschap genaamd [naam onderneming 2] . Voorafgaand aan deze betaling is door middel van ‘underground banking’ contant geld op de Panamese rekening gestort.
De hiervoor weergegeven feiten omstandigheden zijn van dien aard dat zij een vermoeden van een criminele herkomst van het bedrag van € 81.000,- rechtvaardigen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag.
5.2.4.6.
De verklaring van de verdachte over de financiering van de BMW X6.
De verdachte heeft zich ten aanzien van de herkomst van het geld beperkt tot haar verklaring dat ze haar eigen BMW X5 had ingeruild, dat “alles al was geregeld” en dat ze de BMW X6 direct mee mocht nemen. Van de criminele herkomst van het bedrag van € 81.000,- dat bijbetaald moest worden en de route waarlangs dat geld is betaald, was zij niet op de hoogte. De verdachte verklaart ter zitting dat zij zich ook nooit heeft afgevraagd wie dat ging betalen. Zij heeft daar niet naar gevraagd.
De verdachte heeft op de terechtzitting geen helderheid willen of kunnen geven over de herkomst van het geld. Het vermoeden van een criminele herkomst van het geld is daarmee door de verdachte niet weerlegd. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat het bedrag van € 81.000,- afkomstig is van enig misdrijf.
5.2.4.7.
Wetenschap en opzet op witwassen van de verdachte?
Blijkens de processen-verbaal van de politieel informanten is de verdachte wel degelijk van de wijze van financieren van de BMW X6 op de hoogte geweest. De verdachte heeft namelijk tegenover de politieel informanten verklaard dat de BMW X6 van haar is, omdat zij de X5 gewoon zelf heeft betaald en heeft ingeruild voor de X6, maar dat [naam medeverdachte 1] een stuk heeft bijbetaald.
Met betrekking tot de route die het geld heeft gevolgd geeft zij aan dat de ‘ [naam 2] ’ in Panama “een soort financieel iets is in Panama” en dat hij
(rechtbank: [naam medeverdachte 1] )het geld “aan een of andere Hindoestaan heeft gegeven en die er dan weer voor zorgt dat het in Panama op rekening kwam. En vervolgens heeft [naam medeverdachte 1] het geld vanaf daar weer over gemaakt”. Wanneer de politieel informant dan aangeeft dat dit underground banking wordt genoemd en dat men dan een bepaald percentage betaalt om te zorgen dat het ergens anders op rekening komt, hoort deze de verdachte zeggen “ja dat klopt, daar heb ik [naam medeverdachte 1] wel eens wat over horen zeggen. Ik geloof dat [naam medeverdachte 1] 10% moest betalen toen”.
Dat zij zich er ook van bewust is geweest dat de herkomst van het geld verborgen moest blijven, blijkt ook uit haar reactie toen zij van de autodealer een kopie van de factuur de BMW X6 onder ogen kreeg. De politieel informant hoorde dat zij bij het zien daarvan zei “Oh God, oh God, Panama dat is toch niet goed”.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor al is besproken ten aanzien van de wetenschap van de verdachte omtrent de wijze waarop [naam medeverdachte 1] zijn inkomsten verwierf, brengt het feit dat voor de aanschaf gebruik is gemaakt van geld van [naam medeverdachte 1] en een constructie met een Panamese vennootschap en een Liechtensteinse bankrekening is gehanteerd mee, dat door de verdachte en onder meer [naam medeverdachte 1] handelingen zijn verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) op gericht zijn geweest de criminele herkomst van het geld dat voor de aankoop van de BMW X6 is gebruikt, en daarmee de BMW X6 zelf, te verbergen of te verhullen.
Deze constructie is voor de verdachte en [naam medeverdachte 1] uitgevoerd door de medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] . Dat zowel de verdachte als [naam medeverdachte 1] van deze werkwijze op de hoogte waren, blijkt uit hetgeen de verdachte daarover heeft opgemerkt tegen een van de politieel informanten. Er is dan ook sprake van opzet op witwassen daarvan met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] . Door middel van deze constructie werd geld in het normale betalingsverkeer gebracht en werd de criminele herkomst van het geld verhuld. Dit gebeurde in nauwe en bewuste samenwerking met in ieder geval [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] , zodat sprake is van medeplegen.
Ook dit feit kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Dat de verdachte een gewoonte zou hebben gemaakt van het aanschaffen van auto’s met crimineel geld is verder niet gebleken. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
5.3.
Bewijswaardering feit 2 (zaak Glock)
5.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 9 juli 2015 is in een appartement te Rotterdam achter de wasmachine in een zak verpakte Glock met munitie aangetroffen. Dit appartement bevond zich op de vierde etage van het pand [adres delict] te Rotterdam. De verdachte is met dit appartement bekend. Zij noemt dit haar tweede huis en heeft zich onder meer bezig gehouden met het in orde brengen van de alarminstallatie van dat appartement.
Uit het OVC gesprek van 8 december 2014 tussen de verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] blijkt dat [naam medeverdachte 1] vreesde voor een huiszoeking en dat hij “dat ding” daarom zo snel mogelijk weg wilde hebben. Na enige discussie over de plaats waar het ding verborgen moest worden (aan de buitenzijde van het appartement achter een luik of, de optie waaraan de verdachte de voorkeur gaf, “ergens binnen”) biedt de verdachte aan het ding daar naartoe te zullen brengen. Op 24 juni 2015 vertelt de verdachte aan de politieel informant dat de politie in de woning aan de [adres delict] iets had gevonden en maakt een gebaar met haar hand in de vorm van een vuurwapen.
5.4.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging dit vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
5.5.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte moet van het bezit van het vuurwapen (Glock) worden vrijgesproken, omdat de vereiste machtsrelatie met dat vuurwapen ontbreekt. Niet bewezen kan worden dat zij over dit wapen of de plaats waar dit wapen zich bevond enige zeggenschap had. Het betrof een vuurwapen dat door [naam medeverdachte 1] was aangeschaft, omdat hij vreesde voor zijn leven. Hij was dan ook degene met de zeggenschap en beschikkingsmacht over het wapen.
5.6.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden acht rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het ding waarover gesproken wordt een vuurwapen betreft, en gezien de locatie waar het vuurwapen door de verdachte is verstopt en de plaats waar het vuurwapen ook daadwerkelijk is aangetroffen, leidt de rechtbank af dat dit de tenlastegelegde Glock met munitie betreft.
Nu de verdachte degene is geweest die het vuurwapen en de munitie onder zich heeft genomen en in het appartement heeft verborgen, heeft zij ook de vereiste beschikkingsmacht daarover uitgeoefend. De omstandigheid dat een ander dan de verdachte zich genoodzaakt zou hebben gevoeld dit vuurwapen aan te schaffen en dat de gesprekken in het licht van de zogenaamde vergismoord op nieuwjaarsdag 2014 moeten worden bezien, doen aan het feitelijke handelen van de verdachte en de strafbaarheid daarvan verder niet af.
De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer van de raadsman.
Dit gebeurde in nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte 1] , zodat sprake is van medeplegen.
5.7.
Algehele conclusie
Bewezen is het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
Niet bewezen is het onder 3 ten laste gelegde.
5.8.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Zij in de periode van 8 maart 2013 tot en met 9 juni 2015 te Rotterdam en/of Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft zij, verdachte en/of (één of meer van)
haarmededader(s), een BMW X6, verworven en/of voorhanden gehad terwijl zij, verdachte, wist, dat deze BMW X6 - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
zij in de periode van de periode 08 december 2014 tot en met 09 juni 2015 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen een wapen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17, serienummer [serienummer 1] , kaliber 9 x 19 SR en munitie in de zin van artikel 1, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, Categorie III van die wet, te weten
- 2 kogelpatronen 9 x 19 met bodemstempel [naam bodemstempel 1] en
- 14 kogelpatroonen 9 x 19 SR, met bodemstempel [naam bodemstempel 2] voorhanden heeft gehad;
4.
zij op 9 juni 2015, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft zij, verdachte en/of (één of meer van)
haarmededader(s), een geldbedrag van in totaal 348.125,00 EUR, voorhanden gehad terwijl zij, verdachte, wist, dat voornoemd geldbedrag, - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.medeplegen van witwassen;

2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

4.medeplegen van witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van groot contant geldbedrag, bijna € 350.000,-, en van een dure auto, een BMW X6.
Dit zijn ernstige feiten. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Door haar handelen heeft de verdachte hieraan bijgedragen. De verdachte heeft zich bij dit alles enkel laten drijven door de wens een luxe leven te leiden, zulks ten koste van de samenleving.
Tevens heeft de verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad.
Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven, hetgeen het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving doet toenemen. Daarnaast brengt de ongecontroleerde aanwezigheid van wapens en munitie in de samenleving een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Hiertegen dient daarom streng te worden opgetreden, te meer nu uit het dossier blijkt van het gemak waarmee de verdachte over het bezit en het gebruik van vuurwapens spreekt.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat zij een ‘first offender’ is en na het plegen van de bewezenverklaarde feiten niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Tevens wordt in de strafmaat meegewogen dat het na de aanhouding van de verdachte het lange tijd heeft geduurd voor de zaak op zitting is behandeld.
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar de verdachte in aanmerking te laten komen voor een taakstraf.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een taakstraf niet passend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto BMW X5 (de rechtbank begrijpt X6) met kenteken [kentekennummer] verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de personenauto, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, aan de verdachte terug te geven.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het onder 1 bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1: een personenauto BMW X6 met kenteken [kentekennummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
(Witwassen bmw)
zij,
in of omstreeks de periode van 8 maart 2013 tot en met 9 juni 2015 te
Rotterdam en/of Dordrecht, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft zij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s), een BMW
X6, althans enig goed
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
althans de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op een voorwerp, te weten (een) BMW X6, was of wie
bovenomschreven voorwerp voorhanden had,
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze
BMW X6 - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
zij
in of omstreeks de periode van de periode 08 december 2014 tot en met 09 juni
2015 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een wapen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 17,
serienummer [serienummer 1] , kaliber 9 x 19 SR
en/of
munitie in de zin van artikel 1, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, Categorie III van die wet, te
weten
- 2, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en) 9 x 19 met bodemstempel [naam bodemstempel 1]
en/of
- 14, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en) 9 x 19 SR, met bodemstempel
[naam bodemstempel 2]
voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 jo 55 Wet wapens en munitie jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht).
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
(Wapens WOD - Deelonderzoek A)
zij
in of omstreeks de periode van 8 december 2014 tot en met 10 juni 2015 te
Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, Categorie III, onder 1 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3
van die wet in de vorm van een pistool van het merk Norinco (North China
Industries), model NP 30, kaliber .45 ACP, serienummer [serienummer 2] ,
voorhanden heeft gehad en/of (vervolgens) op of omstreeks 8 december 2014
heeft overgedragen aan [naam medeverdachte 4] en/of (vervolgens) op 10 juni 2015
heeft overgedragen aan een politiële informant;
(artikel 26 en/of 31 jo 55 van de Wet wapens en munitie jo artikel 47 Wetboek
van Strafrecht)
art 31 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
(ZD Witwassen geld)
zij
op of omstreeks 9 juni 2015, te Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft zij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s),
een geldbedrag van in totaal 348.125,00 EUR, althans enig(e) geldbedrag(en),
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
althans de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
verborgen en/of verhuld, althans heeft zij verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en) was, althans enig(e)
geldbedrag(en) voorhanden had,
te weten: een (contant) geldbedrag van 348.125,00 EURO (ZD Witwassen geld)
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
voornoemd(e) geldbedrag(en), - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
(artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht)
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht