ECLI:NL:RBROT:2018:5621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
ROT 17/7211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duur van een ondersteuningsarrangement op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Car, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat een persoonsgebonden budget (pgb) had toegekend voor de periode van 5 juni 2017 tot en met 3 juni 2018. Het primaire besluit, genomen op 13 juli 2017, kende een pgb toe van € 664,00 per vier weken. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 704,00 per vier weken, maar de eiser was het niet eens met de duur van de indicatie, die door verweerder was vastgesteld op één jaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser lichamelijke en psychiatrische aandoeningen heeft en dat de duur van de indicatie was beperkt tot één jaar vanwege de veranderlijkheid van zijn psychische klachten. Tijdens de zitting op 15 juni 2018 is gebleken dat de maatwerkvoorziening inmiddels was verlopen en dat eiser een nieuwe melding had gedaan, maar dat hierop nog niet was beslist. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende procesbelang was om het beroep te beoordelen, ondanks het verlopen van de maatwerkvoorziening.

De rechtbank concludeerde dat verweerder de duur van de indicatie op één jaar mocht vaststellen, gezien de evaluatie van de zorgverlener die geen stabiele of verslechterende situatie aantoonde. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat verbetering van zijn psychische klachten niet mogelijk was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 17/7211

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2018 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Rotterdam, eiser,

gemachtigde: mr. I. Car,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. L. van den Buijs.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een ondersteuningsarrangement op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) toegekend in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) van € 664,00 per vier weken voor de periode van 5 juni 2017 tot en met 3 juni 2018.
Bij besluit van 7 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en het pgb verhoogd naar € 704,00 per vier weken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen F. el Bouazati, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft lichamelijke en psychiatrische aandoeningen. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser een ondersteuningsarrangement toegekend voor sociaal en persoonlijk functioneren (beperkt/midden), ondersteuning en regie bij huishouden (trede 1), financiën (beperkt) en ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid (beperkt). Bij het bestreden besluit is voor ondersteuning en regie bij het huishouden alsnog trede 3 toegekend. Verweerder heeft de duur van de indicatie beperkt tot één jaar, omdat eisers psychische klachten, en daarmee zijn functioneren, aan verandering onderhevig zijn en vooruitgang mogelijk is.
2. Eiser is het niet eens met de duur van de indicatie. Eiser verwacht niet dat zijn klachten zullen afnemen.
3. De rechtbank ziet zich, gelet op de omstandigheid dat de maatwerkvoorziening inmiddels is verlopen, ambtshalve gesteld voor de vraag of eiser voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit. Ter zitting is gebleken dat eiser een nieuwe melding heeft gedaan voor een maatwerkvoorziening maar dat hierop nog niet is beslist. De gronden van eiser zijn gericht tegen de duur van de maatwerkvoorziening. Nu de maatwerkvoorziening is verlopen en er nog geen besluit over een nieuwe maatwerkvoorziening is genomen, heeft eiser op dit moment (formeel) geen maatwerkvoorziening. Hierin is naar het oordeel van de rechtbank voldoende procesbelang gelegen.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de duur van de indicatie mocht vaststellen op één jaar. Uit de evaluatie ondersteuning van 15 april 2017 van eisers zorgverlener [naam] van Stichting Interculturele vooruitgang blijkt niet dat er sprake is van een stabiele of steeds verslechterende situatie. Hieruit volgt namelijk dat er tot februari 2017 goede vooruitgang is geboekt, waarna eiser een terugval heeft gehad doordat hij te horen kreeg dat zijn vrouw en kind niet naar Nederland mochten komen. Gezien de progressie die in eerste instantie geboekt is, is zijn zorgverlener echter van mening dat de gestelde doelen behaald kunnen worden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de inhoud van dit stuk onjuist is en dat verbetering van zijn psychische klachten niet mogelijk is.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.