ECLI:NL:RBROT:2018:5591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
10/691060-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot voorhanden krijgen vuurwapen na schietpartij in Rotterdam

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een schietpartij op 3 mei 2017 in Rotterdam, heeft de rechtbank Rotterdam op 19 juli 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot het voorhanden krijgen van een vuurwapen en het doden van een persoon. Tijdens de zittingen op 4 en 5 juli 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie eiste vrijspraak voor het eerste feit en gedeeltelijke vrijspraak voor het tweede feit, maar ook een veroordeling voor het medeplegen van een poging tot overtreding van de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij samen met anderen een vuurwapen voorhanden had. De betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot aankoop van het vuurwapen was niet voldoende om te spreken van medeplegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd aan de verdachte. De kosten van de benadeelde partij werden begroot op nihil.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691060-17
Datum uitspraak: 19 juli 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2018 en 5 juli 2018.
Op 5 juli 2018 heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.N.G. Woei-A-Tsoi heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, alsmede partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde, namelijk ten aanzien van het medeplegen van het voorhanden hebben van één of meer vuurwapens en munitie;
  • gedeeltelijke bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, in die zin dat de verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot overtreding van artikel 26 van de Wet wapens en munitie (proberen het samen met anderen een vuurwapen voorhanden te hebben);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte samen met anderen daadwerkelijk een of meer vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De officier van justitie acht op gronden zoals verwoord in haar requisitoir wel bewezen dat de verdachte samen met medeverdachten heeft geprobeerd om een vuurwapen voorhanden te hebben, namelijk het vuurwapen dat het latere slachtoffer [naam slachtoffer] heeft getoond in de kelderberging op 3 mei 2017 te Rotterdam.
De verdediging heeft integraal vrijspraak bepleit en daarbij op de eerste plaats betoogd dat niet is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die ter plaatse aanwezig was.
4.2.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op het medeplegen van voorhanden hebben van één of meer vuurwapens en munitie, niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het medeplegen van de poging tot het voorhanden hebben van een vuurwapen op 3 mei 2017 te Rotterdam overweegt de rechtbank als volgt.
In het dossier wordt de persoon die op enig moment wordt geduid als de verdachte aanvankelijk aangemerkt als V04. Daargelaten of de verdachte ook daadwerkelijk V04 is, leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen met betrekking tot de betrokkenheid van V04 bij dit onderdeel van het tenlastegelegde het volgende af.
V04 is op 3 mei 2017 op enig moment in de omgeving van Rotterdam in een auto gestapt. In de auto zaten al twee medeverdachten. V04 heeft de bestuurder aanwijzingen gegeven hoe hij naar en in Rotterdam moest rijden. Vervolgens heeft men in Rotterdam een andere medeverdachte opgehaald. Hierna heeft de medeverdachte die al eerder in de auto zat, de bestuurder de weg gewezen naar de omgeving van de Dynamostraat.
Op grond van camerabeelden en de verklaring van getuige [naam getuige] kan worden afgeleid dat V04 samen met een medeverdachte en getuige [naam getuige] die dag in de kelderberging van de [naam straat] is geweest. Bij die gelegenheid heeft het latere slachtoffer een vuurwapen getoond aan degenen die daar in de kelderberging aanwezig waren.
Bij de even later die dag uiteindelijk mislukte aankoop van dat getoonde vuurwapen is V04 niet aanwezig geweest.
Uit het vorenstaande blijkt van een zekere betrokkenheid van V04 bij de poging tot aankoop van het betreffende vuurwapen: hij heeft aanwijzingen gegeven en aan hem is een wapen getoond, maar V04 is bij de betaling en de beoogde levering van het vuurwapen niet aanwezig geweest. Hij heeft dit onderdeel van het ten laste gelegde dus niet alleen gepleegd. De vraag is vervolgens of hij het feit als medepleger samen met anderen heeft gepleegd. . De nauwe en bewuste samenwerking tussen V04 en de medeverdachte(n) kan niet in voldoende mate uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van V04 aan dit onderdeel van het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
De verdachte zal reeds om die reden worden vrijgesproken van het tenlastegelegde (mede)plegen van de poging een vuurwapen voor handen te hebben.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte niet V04 is, behoeft daarom geen nadere bespreking.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde], gemachtigde mr. F.J.M. Hamers, advocaat te Rotterdam ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.966,29 aan materiële schade.
5.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en A.A.T. Werner, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2018.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 03 mei 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, in
elk geval opzettelijk, een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het
leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
met een vuurwapen een kogel in/door het lichaam,van die [naam slachtoffer] geschoten,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
2.
hij
op of omstreeks 03 mei 2017 te Rotterdam en/of Venlo en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen een of meer
vuurwapens van categorie II en/of III, en/of munitie van categorie II en/of
III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad
en/of
hij, op of omstreeks 3 mei 2017, te Venlo en/of te Rotterdam en/of elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een vuurwapen van categorie II en/of III voorhanden te hebben,
- zich - op afspraak - naar (een pand gelegen aan) de [naam straat] te Rotterdam
heeft/hebben begeven en/of
- in een bergingengang aldaar een ontmoeting heeft/hebben gehad met [naam slachtoffer]
, waarbij genoemde [naam slachtoffer] aan verdachte en/of zijn mededader(s) een
vuurwapen heeft laten zien en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben geprobeerd de overdracht/koop van dat vuurwapen af
te ronden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.