ECLI:NL:RBROT:2018:5590

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
C/10/549453 / JE RK 18-1286 en C/10/549458 / JE RK 18-1288
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van voogdij in een complexe jeugdzorgzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 26 juni 2018, is het ouderlijk gezag van de moeder en de vader van [naam minderjarige 1] beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, door haar persoonlijkheidsproblematiek, niet in staat is om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden voor haar kinderen. De kinderen, waaronder [naam minderjarige 1], [naam minderjarige 2], [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4], zijn uit huis geplaatst en verblijven in pleeggezinnen en instellingen die beter aansluiten bij hun behoeften. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de beëindiging van het gezag en de benoeming van een gecertificeerde instelling als voogd. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, omdat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De rechtbank heeft ook mr. A.L. Kuit benoemd tot bijzondere curator voor [naam minderjarige 1] om zijn belangen te behartigen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die behoefte hebben aan duidelijkheid en stabiliteit in hun toekomstperspectief.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/549453 / JE RK 18-1286 en C/10/549458 / JE RK 18-1288
datum uitspraak: 26 juni 2018

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2001 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [naam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2007 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [naam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen [naam minderjarige 3] ,
[naam minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2017 te [geboorteplaats minderjarige 4] , hierna te noemen [naam minderjarige 4] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.
De rechtbank merkt ten aanzien van [naam minderjarige 1] tevens als belanghebbende aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader van [naam minderjarige 1] , wonende te [woonplaats vader] .
De rechtbank merkt ten aanzien van [naam minderjarige 4] tevens als belanghebbenden aan:

de heer en mevrouw [naam pleegouders van minderjarige 4] ,

hierna te noemen de pleegouders van [naam minderjarige 4] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt ten aanzien van [naam minderjarige 3] tevens als informanten aan:

de heer en mevrouw [naam pleegouders van minderjarige 3] ,

hierna te noemen de pleegouders van [naam minderjarige 3] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoekschriften met bijlagen van de Raad van 24 april 2018, ingekomen bij de griffie op 26 april 2018,
- de brief van de GI van 22 mei 2018, ingekomen bij de griffie op 24 mei 2018,
- de brief van de pleegouders van [naam minderjarige 4] van 5 juni 2018, ingekomen bij de griffie op
6 juni 2018,
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 12 juni 2018, ingediend door
mr. K. Logtenberg, ingekomen bij de griffie op 14 juni 2018,
- de brief met bijlagen van mr. K. Logtenberg van 15 juni 2018, ingekomen bij de griffie op
15 juni 2018.
Op 18 juni 2018 heeft de rechtbank de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, in bijzijn van mr. A.L. Kuit,
- mr. A.L. Kuit,
- de moeder, bijgestaan door mr. K. Logtenberg,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de Raad, [naam vertegenwoordiger Raad 1] en [naam vertegenwoordiger Raad 2] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordiger GI] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een hulpverlener van de moeder, [naam hulpverlener] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader van [naam minderjarige 1] ,
- de pleegouders van [naam minderjarige 3] ,
- de pleegouders van [naam minderjarige 4] , die voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank hebben bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de moeder en zijn vader.
Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 augustus 2016 is de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 3] uitgesproken.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 februari 2017 is de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige 4] uitgesproken.
Sinds 28 februari 2017 zijn [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst.
Sinds 29 juni 2017 is [naam minderjarige 1] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst.
Deze maatregelen duren nog steeds voort.
[naam minderjarige 1] verblijft bij Harreveld, [naam minderjarige 2] bij de Hobbits van Yulius en [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] verblijven in perspectief biedende pleeggezinnen.
De GI heeft zich bij brief van 27 november 2017 bereid verklaard om de voogdij over [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] te aanvaarden.
Samen Veilig Midden-Nederland heeft zich bij brief van 14 mei 2018 bereid verklaard om de voogdij over [naam minderjarige 3] met ingang van 1 september 2018 te aanvaarden.

De verzoeken

De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders over [naam minderjarige 1] te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. Tevens heeft de Raad verzocht het gezag van de moeder over [naam minderjarige 3] , [naam minderjarige 4] en [naam minderjarige 2] te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen.
De Raad heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder is onvoldoende in staat om de behoeftes van de kinderen te laten prevaleren boven haar eigen behoeftes. Er is bij de moeder sprake van persoonlijkheidsproblematiek, waardoor zij onvoldoende aansluit bij de opvoedingsvraag van de kinderen. Doordat de kinderen verschillende beschadigingen hebben opgelopen, hebben zij behoefte aan duidelijkheid over hun toekomstperspectief. Een ondertoezichtstelling is niet langer de meest passende maatregel. De moeder is niet in staat om op een voor de kinderen aanvaardbare termijn beslissingen over hen te nemen. Daarnaast wil de vader van [naam minderjarige 1] niet betrokken worden en neemt hij geen verantwoordelijkheid als opvoeder. De kinderen verblijven momenteel in een opvoedingsklimaat dat tegemoet komt aan hun specifieke behoeften. Dit moet voor hen blijvend gegarandeerd zijn en zij zouden zich hier niet langer zorgen over hoeven maken. Hoewel de Raad het standpunt van de moeder begrijpt, dient het welzijn van de kinderen voorop te staan en moet het niet over de schuldvraag gaan. De Raad benadrukt dat er aandacht zal zijn voor de contacten tussen de moeder en de kinderen en voor de contacten tussen de kinderen onderling, ongeacht de uitspraak van de rechtbank. Voor de problematiek van de kinderen verwijst de Raad naar zijn rapport.

De standpunten

De GI
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij de verzoeken van de Raad en heeft een aanvulling gegeven op het raadsrapport in een pleitnotitie, welke aan deze beschikking wordt gehecht en hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. De GI heeft in deze aanvulling - kort samengevat - uiteengezet dat de kinderen niet meer teruggeplaatst kunnen worden bij de moeder. De moeder blijkt niet leerbaar en beschikt over onvoldoende opvoedvaardigheden om de kinderen veiligheid en stabiliteit te bieden. Het feit dat de moeder zich richting de hulpverlening altijd in een vechtmodus opstelt en zij daarmee de trajecten van de kinderen traineert, maakt dat de GI van mening is dat de moeder niet langer het gezag over haar kinderen kan uitoefenen. Ook Yulius heeft in september 2017 nog binnen het intake traject voor de gezinsopname met [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] aangegeven een gezinshereniging uit te sluiten. Tot slot benadrukt de GI dat de naar voren gebrachte informatie uit verslagen afkomstig is en niet door de GI zelf is bedacht.
De moeder
Namens en door de moeder is ter zitting verzocht de verzoeken van de Raad af te wijzen. Het raadsrapport bevat veel onjuistheden en de GI neemt meningen als feiten aan, waardoor er een vertekend beeld van de moeder is ontstaan. De moeder traineert de hulpverlening niet en er is geen sprake geweest van een middelenverslaving. De moeder wil het gezag over de kinderen behouden, zodat zij betrokken kan blijven. Door de negatieve wisselwerking met de GI is haar rol niet gegarandeerd als het gezag wordt beëindigd. Ten aanzien van [naam minderjarige 1] is de moeder het eens met het plan van de GI, namelijk een verblijf in een fasehuis en in september beginnen met een opleiding. De moeder wil hiertoe kunnen overleggen met zijn behandelaars. Daarnaast heeft [naam minderjarige 1] geen vertrouwen in de GI, waardoor het voor hem beter is als de moeder het gezag behoudt. Ook ten aanzien van [naam minderjarige 2] is het van groot belang dat de moeder intensief betrokken blijft. [naam minderjarige 2] mist haar familie en zij heeft behoefte aan contact met de moeder. Daarnaast wil de moeder de pleegouders van [naam minderjarige 3] helpen om zo goed mogelijk met haar om te gaan. Ook wil zij een belangrijke rol blijven spelen in het leven van [naam minderjarige 4] . Het doet de moeder pijn dat het hechte gezin uit elkaar is gerukt. Zij voelt zich machteloos.
Mr. A.L. Kuit
Namens [naam minderjarige 1] heeft mr. Kuit naar voren gebracht dat hij [naam minderjarige 1] bijstaat in het kader van de machtiging gesloten plaatsing en dat hij, hoewel hij in de onderhavige procedure niet officieel als advocaat van [naam minderjarige 1] kan optreden, op diens verzoek graag diens standpunt over het verzoek van de Raad op deze zitting wil overbrengen. Dit standpunt houdt in dat er niet wordt voldaan aan het criterium van de aanvaardbare termijn. Voor dit criterium moet immers worden gekeken naar de periode van onzekerheid die het kind kan overbruggen zonder schade op te lopen voor zijn ontwikkeling. Bij [naam minderjarige 1] is geen sprake van onzekerheid. Hij weet goed wat hij wil en de moeder verleent haar medewerking waar nodig. [naam minderjarige 1] zou dan ook graag willen dat het verzoek van de Raad wordt afgewezen.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overlegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder vanwege haar persoonlijkheidsproblematiek niet in staat is gebleken om een stabiele en veilige opvoedingsomgeving te bieden aan de kinderen. De kinderen hebben verschillende ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en zijn ernstig beschadigd door de onveiligheid in de thuissituatie bij de moeder. Zij kampen met ernstige problematiek. Op 28 februari 2017 zijn [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] uit huis geplaatst. Daarnaast is [naam minderjarige 1] op 29 juni 2017 uit huis geplaatst. Op dit moment verblijven de kinderen in een stabiel en veilig opvoedingsklimaat dat tegemoet komt aan hun specifieke behoeften. De afgelopen periode is het, ondanks diverse vormen van hulpverlening, niet gelukt om te werken naar een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder.
Het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) heeft op 4 april 2018 het hoger beroep behandeld dat de moeder bij het hof had ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter Rotterdam van 23 november 2017. Bij beschikking d.d. 25 april 2018 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en heeft daartoe - onder meer – het volgende overwogen:
“Het hof neemt daarbij in het bijzonder nog in aanmerking dat de moeder reeds gedurende zeer lange tijd (sinds 2001) diverse vormen van hulpverlening aangeboden heeft gekregen. Al die hulp heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Het verleden heeft uitgewezen dat de moeder steeds terugvalt in oude gewoontes, waarmee zij de minderjarigen ernstig dupeert. De moeder betwist weliswaar dat de minderjarigen als gevolg van haar handelswijze beschadigd zijn geraakt: zij wijt de beschadigingen aan de jeugdbescherming. Feit is echter dat de minderjarigen (met uitzondering van [naam minderjarige 4] die nog klein is en reeds kort na zijn geboorte uit huis is geplaatst) kampen met ernstige problematiek, waarvoor zij (intensieve) behandeling nodig hebben. [naam minderjarige 3] verblijft in een pleeggezin en krijgt inmiddels therapie om haar trauma’s te verwerken. [naam minderjarige 2] is in oktober 2017 opgenomen voor behandeling bij Yulius. Zij kampt met veel angsten en beangstigende gedachtes. [naam minderjarige 4] ontwikkelt zich thans goed; zijn extra controles in het ziekenhuis zijn gestopt. Het hof acht het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat de stabiliteit en veiligheid die hen in het pleeggezin/instelling wordt geboden, wordt voortgezet. De moeder stelt weliswaar dat zij in de afgelopen periode steviger is geworden, maar het hof is geenszins gebleken dat de omstandigheden van de moeder dusdanig zijn verbeterd dat zij thans of in de nabije toekomst wel in staat is om de minderjarigen een veilige en stabiele opvoedingssituatie te kunnen bieden. Het hof acht een thuisplaatsing daarom niet aan de orde en ook niet verantwoord.”
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aanvaardbare termijn waar binnen de moeder weer in staat had moeten zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding voor de kinderen te dragen, is verstreken. Er is geen perspectief meer op een thuisplaatsing, ook niet voor [naam minderjarige 1] . Voor wat betreft [naam minderjarige 1] heeft de moeder dit ook niet betwist. Het is voor de kinderen van belang dat er duidelijkheid komt over hun toekomstperspectief en dat zij zekerheid gaan ervaren met betrekking tot hun verblijfplaats en traject. Aangezien de vader van [naam minderjarige 1] zijn verantwoordelijkheid als opvoeder niet heeft genomen en heeft aangegeven geen betrokkenheid in het leven van [naam minderjarige 1] te willen, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat ook de vader niet in staat is om binnen een voor [naam minderjarige 1] aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor diens opvoeding en verzorging te dragen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan. De rechtbank zal de verzoeken tot beëindiging van het gezag van de moeder en de vader van [naam minderjarige 1] daarom toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder en de vader van [naam minderjarige 1] er toe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hen te benoemen. De rechtbank is van oordeel dat de voogdij over [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] het beste belegd kan worden bij de GI, omdat dit het meest tegemoet komt aan hun belangen. De GI kan als neutrale instelling opkomen voor de belangen van de kinderen en erop toezien dat de kinderen contact met de moeder en met elkaar behouden en hun belang daarbij voorop stellen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. Nu het pleeggezin waar [naam minderjarige 3] verblijft gaat verhuizen naar een andere provincie, is de rechtbank van oordeel dat in het belang van [naam minderjarige 3] is dat de stichting Samen Veilig Midden-Nederland per 1 september 2018 de voogdij over [naam minderjarige 3] op zich zal nemen. De stichting heeft zich hiertoe bereid verklaard.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW worden de moeder en de vader van [naam minderjarige 1] , er vanuit gaande dat zij het bewind over het vermogen van de kinderen respectievelijk [naam minderjarige 1] voerde(n), veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover aan hun opvolger in dat bewind.
Ter zitting is gebleken dat de huidige jeugdbeschermer in de komende weken enige tijd niet beschikbaar zal zijn voor [naam minderjarige 1] . Nu er juist in die periode belangrijke zaken als het starten met zijn opleiding op [naam school minderjarige 1] en huisvesting van [naam minderjarige 1] geregeld moeten worden, acht de rechtbank het in het belang van [naam minderjarige 1] noodzakelijk om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 1:250 BW en ambtshalve mr. A.L. Kuit te benoemen tot bijzondere curator van [naam minderjarige 1] om hem zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te
[geboorteplaats moeder] over [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] ;
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam vader] , geboren op [geboortedatum vader] te [geboorteplaats vader] over [naam minderjarige 1] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarigen de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam;
benoemt per 1 september 2018 tot voogdes over [naam minderjarige 3] de stichting Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht;
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam minderjarige 1] , [naam minderjarige 2] , [naam minderjarige 3] en [naam minderjarige 4] te doen, en de vader van [naam minderjarige 1] aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam minderjarige 1] te doen;
benoemt mr. A.L. Kuit tot bijzondere curator over [naam minderjarige 1] ;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Broek-Prins, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. L.A. Pit en M. de Geus, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. D.R. van Staveren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.