ECLI:NL:RBROT:2018:5585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
10/701003-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldige bevindingen en bewijswaardering in woninginbraak en bedrijfsinbraak

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en bedrijfsinbraak in vereniging. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij hij in de nacht van 9 januari 2018 samen met anderen inbrak in een restaurant in Den Haag en op 11 januari 2018 een woning in Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat het bewijs, verkregen door onderzoek aan de telefoon van de verdachte, rechtmatig was en dat er geen sprake was van een normschending. De verdachte had bekend en er was voldoende bewijs voor de bewezenverklaring van beide feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van €375 aan de benadeelde partij. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte werd ook verplicht om mee te werken aan begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701003-18
Parketnummer vordering TUL: 09/777131-16
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Dordrecht,
raadsman mr. T. Farber, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • omzetting van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in de zaak met parketnummer 09/777131-16 naar een voorwaardelijke gevangenisstraf, onder wijziging van de daarbij opgelegde voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 2- Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Feit 1- Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek aan de telefoon van de verdachte onrechtmatig is geweest. Als gevolg dient alle informatie die door dat onderzoek is aangetroffen uitgesloten te worden van het bewijs. Er resteert dan onvoldoende bewijs voor een veroordeling voor feit 1, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.2.2.
Beoordeling
Cautie
Uit het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 13 januari 2018 met kenmerk [nummer proces verbaal] blijkt dat, anders dan de verdediging heeft gesteld, aan de verdachte de cautie is gegeven voordat hem om de genoemde code is gevraagd. De rechtbank ziet geen reden om aan de inhoud van dit proces-verbaal te twijfelen.
Consultatierecht
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat de verdachte is gewezen op zijn recht op consultatie, voorafgaand aan het moment dat hem om de code van zijn telefoon werd gevraagd. De rechtbank ziet hierin echter geen schending van enig vormverzuim. Een dergelijk verzoek strekt niet tot het verkrijgen van een inhoudelijk antwoord van de verdachte over diens eventuele betrokkenheid bij een strafbaar feit, zodat geen sprake was van een verhoor in de zin van artikel 29 Sv. Gelet hierop hoefde de verdachte nog niet te worden gewezen op zijn consultatierecht.
Omvang en grondslag onderzoek telefoon
Het onderzoek aan de telefoon van de verdachte had blijkens het genoemde proces-verbaal slechts een beperkte omvang: er is uitsluitend gezocht naar informatie over de verdachte in relatie tot de medeverdachte [naam medeverdachte] en de inbraak waarvan beiden verdacht werden. Van een dermate verstrekkend onderzoek dat van de verdachte een min of meer compleet beeld is verkregen is niet gebleken. Gelet hierop bood de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 94, in verbinding met de artikelen 95 en 96 Sv, voldoende legitimatie voor het onderzoek aan de telefoon.
Van de door de raadsman gestelde normschendingen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Gelet hierop zal de informatie die is verkregen als gevolg van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte tot het bewijs worden gebezigd.
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van die informatie en de overige bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 9 januari 2018 wordt tegen middernacht ingebroken in restaurant [naam restaurant] in het centrum van Den Haag. Daarbij wordt een tweede deur in het pand opengebroken. Kort na de inbraak worden twee personen aangehouden. De buit wordt aangetroffen in de rugzak van één van de aangehouden personen.
Op 10 januari 2018 kort na middernacht vertelt de verdachte in een WhatsApp-gesprek aan zijn gesprekspartner dat hij net bijna is betrapt bij een inbraak in Den Haag. Hij vertelt onder meer over de buit in een rugzak, dat er twee anderen betrokken waren bij de inbraak en dat die zijn aangehouden.
Uit een ander gesprek opgeslagen in de telefoon van de verdachte blijkt voorts dat hij op de hoogte is van de tweede deur in het restaurant en ook dat hij weet dat er geen alarminstallatie is in het restaurant, omdat hij in dat restaurant werkt.
In de telefoon van de verdachte staan het telefoonnummer van de eigenaar van [naam restaurant] en het telefoonnummer van één van de twee personen die als verdachte van die inbraak is aangehouden.
Uit een verklaring van de eigenaar van [naam restaurant] blijkt dat de verdachte werkzaam is geweest in zijn restaurant, maar na de inbraak niet meer is verschenen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich - met anderen - schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak in restaurant [naam restaurant] .
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde onder 2 heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2018 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een bedrijfspand
gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen een geldbedrag en een
sleutelkluisje, toebehorende aan Restaurant [naam restaurant] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen
goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
hij op 11 januari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een woning gelegen aan
de [adres delict 2] heeft weggenomen een sieradendoosje en
geldbedragen en e-reader en tas en horloges toebehorende aan [naam slachtoffer 1] ,
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak
eninklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met anderen, in een relatief korte tijd schuldig gemaakt aan twee inbraken, waaronder een inbraak in een woning. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van zijn slachtoffers en hun persoonlijke levenssfeer. De rechtbank merkt daarbij op dat de ervaring leert dat met name inbraken in woningen - een plaats waar men zich bij uitstek veilig en geborgen moet kunnen voelen - bij slachtoffers nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 19 april 2018 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De indruk bestaat dat de verdachte steeds verder in de criminaliteit aan het afglijden is.
De verdachte is meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten met geweld. Er is dan ook sprake van een delictspatroon. Er zijn problemen het gebied van sociaal netwerk, dagbesteding, financiën, huisvesting, softdrugsgebruik, houding, denkpatronen, gedrag en vaardigheden.
Het NIFP heeft in 2017 vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een ernstig norm overschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Ook is vastgesteld dat er sprake zou zijn van een ouder-kind relatieprobleem, een stoornis in het cannabisgebruik, problemen met justitiële maatregelen en een laag gemiddelde intelligentie.
Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, het steeds terugkerende delictgedrag, de hoge kans op recidive en de ernstige gedragsproblematiek, acht de reclassering een intensieve begeleiding en/of behandeltraject noodzakelijk. Indien er geen intensieve vorm van begeleiding en/of behandeling wordt ingezet, zal de kans op recidive hoog blijven.
De eerder voorgestelde interventies kunnen gecontinueerd worden, maar dan in combinatie met elektronisch toezicht door middel van een enkelband. Er zal dan middels een strak ingezet tijdsschema, dat op doordeweekse dagen slechts ruimte biedt voor zinvolle dagactiviteit, gesprekken met de toezichthouder en behandeling, geprobeerd worden structuur na te streven, waardoor verwacht wordt dat de risico’s op delictgedrag zullen verminderen. Verder kan het controlemiddel de verdachte ervan onthouden om ontsnappingspogingen te doen, zoals hij eerder bij de avondklok (waarbij achteraf wordt gereageerd op overtredingen) bij de jeugdreclassering heeft gedaan. Daarnaast biedt elektronisch toezicht de mogelijkheid dat de verdachte naar school kan gaan, kan werken, zijn antisociale vrienden kan vermijden en nieuwe sociale contacten kan opbouwen.
Hoewel er nauwelijks beschermende factoren zijn geconstateerd, kan als positief worden beschouwd dat de verdachte aangeeft open te staan voor de eerder genoemde interventies en zegt dat hij wil stoppen met het plegen van delicten. Tevens blijkt uit informatie van Topzorg de Waag dat hij voldoende inzet toonde en dat de Waag nog begeleidings- en behandelmogelijkheden ziet.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandelverplichting;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- contactverbod;
- locatiegebod met elektronische controle;
- andere voorwaarden het gedrag betreffende:
# de verdachte heeft de inspanningsverplichting om mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of ander soort dagactiviteiten.
# de verdachte heeft een inspanningsverplichting om zijn financiën te stabiliseren.
# de verdachte heeft de inspanningsverplichting om mee te werken aan praktische ondersteuning van Middin.
# de verdachte dient, indien nodig, mee te werken aan urinecontroles, met als doel zijn softdrugsgebruik te reduceren.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Zijn eerdere veroordelingen voor een vermogensdelict, alsmede een lopende proeftijd, hebben de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich aan de onderhavige feiten schuldig te maken. Gelet hierop is een gevangenisstraf van geruime duur aangewezen. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde]ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,00 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen dient te worden.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de posten “eigen risico inboedel” en “missen dagloon” onvoldoende zijn onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht, zal de vordering worden toegewezen, met uitzondering van de post “eigen risico inboedel”, omdat de gestolen goederen in beslag zijn genomen en aan de benadeelde partij worden teruggegeven, voor zover dat nog niet is gebeurd. Dit deel van de vordering zal om die reden worden afgewezen. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij ten minste één vrije dag heeft moeten opnemen voor de afwikkeling van de gevolgen van de inbraak en ziet daarom anders dan de verdediging geen aanleiding om deze post af te wijzen.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd dat het te vergoeden bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 25 september 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Deze proeftijd is ingegaan op 10 oktober 2017.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gevorderd in die zin, dat deze wordt omgezet naar een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ingestemd met de omzetting zoals gevorderd door de officier van justitie.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het genoemde vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Anders dan door de officier van justitie is betoogd is de rechtbank evenwel van oordeel dat een omzetting van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie naar een voorwaardelijke gevangenisstraf afstuit op de bewoordingen van artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht nu, zoals hierna zal worden beslist, de voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf thans (nog) niet behoeft te worden ondergaan. De rechtbank zal wel de bijzondere voorwaarden van de eerder opgelegde jeugddetentie wijzigen in die zin, dat de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden in zijn geheel komen te vervallen en worden vervangen door de thans door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 77k, 77dd en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 375,00 (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 375,00(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 375,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
7 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
bepaalt dat de bijzondere voorwaarden, verbonden aan het vonnis van 25 september 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld tot 15 maanden jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, in hun geheel komen te vervallen en worden gewijzigd in de volgende voorwaarden:
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem
geeft voor zover deze niet zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde,
met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de
bijzondere voorwaarden. Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de
reclassering. Hierna moet hij zich binnen de proeftijd blijven melden zo frequent als deze instelling dit nodig acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht om deel te nemen aan het Topzorgprogramma van de Waag of anders een behandeling te volgen bij een soortgelijke ambulante forensische zorg, dat ter beoordeling van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde moet meewerken aan een Cognitieve Vaardigheidstraining (Cova) (plus)-training en behandeling gericht op zijn softdrugsgebruik moet volgen;
3. de veroordeelde wordt verboden contact te (laten) leggen met de medeverdachte [naam medeverdachte] (geboren op [geboortedatum medeverdachte] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De toezichthouder zal contact opnemen met de wijkagent om uitvoering te geven aan dit contactverbod;
4. de veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft de veroordeelde 4 uur per dag vrij te besteden. Wanneer de veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met de veroordeelde en zijn afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor vooraf toestemming geeft;
5. de veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan begeleid wonen bij Middin of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. de veroordeelde wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarden na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn:
- de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting om mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of ander soort dagactiviteiten.
- de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting om zijn financiën te stabiliseren.
- de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting om mee te werken aan praktische ondersteuning van Middin.
- indien nodig dient de veroordeelde mee te werken aan urinecontroles, met als doel
zijn softdrugsgebruik te reduceren.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2018 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand
gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) en/of een
sleutelkluisje, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of Restaurant
[naam restaurant] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan
de [adres delict 2] heeft weggenomen (een) sieradendoosje en/of
geldbedrag(en) en/of e-reader en/of tas en/of horloge(s) en/of
navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming.