ECLI:NL:RBROT:2018:5526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
10/661303-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs door tegenstrijdige verklaringen medeverdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van betrokkenheid bij een overval op 22 november 2016 te Rotterdam. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en vroeg om een jeugddetentie van 118 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verklaringen van de medeverdachten tegenstrijdig en onbetrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het ten laste gelegde medeplegen of medeplichtigheid. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de kosten van de benadeelde partijen op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/661303-16
Datum uitspraak: 9 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw: mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 118 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, zal meewerken aan de begeleiding van de jeugdreclassering alsmede aan een eventuele avondklok en op geen enkele wijze contact zal opnemen met [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] ;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft zich gebaseerd op de verklaringen van twee medeverdachten, de verklaring van getuige [naam getuige] die, onder meer, verklaart dat er twee jongens op de uitkijk hebben gestaan, en de verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte van het feit vrij te spreken, omdat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De verklaringen van de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zijn tegenstrijdig en in een zeer laat stadium tot stand gekomen. Bovendien heeft de politie tijdens een nader verhoor van medeverdachte [naam medeverdachte 2] eerst de gehele verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] aan die [naam medeverdachte 2] getoond waarna die [naam medeverdachte 2] overeenkomstig de verklaring van [naam medeverdachte 1] heeft verklaard. Echter bij de rechter-commissaris heeft die [naam medeverdachte 2] op wezenlijke punten een andere verklaring afgelegd dan [naam medeverdachte 1] . De raadsvrouw voert aan dat de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] onderling tegenstrijdig zijn, door de geschetste gang van zaken ongeloofwaardig zijn en niet gebezigd kunnen worden als bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
In het dossier bevindingen zich verklaringen van twee medeverdachten die belastend zijn voor de verdachte. Deze verklaringen zijn op onderdelen tegenstrijdig. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze tegenstrijdigheden zodanig van aard dat de verklaringen van de medeverdachten niet voldoende betrouwbaar zijn om gebezigd te kunnen worden voor het bewijs. Dat er twee jongens op de uitkijk hebben gestaan blijkt, anders dan de officier van justitie stelt, niet uit de verklaring van getuige [naam getuige] , waardoor ook deze verklaring niet kan bijdragen aan een bewezenverklaring. De enkele verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris, inhoudende dat hij kort voor de overval met de drie overvallers heeft gesproken, de fiets van een van hen heeft gepakt, op die fiets rondjes heeft gefietst, en uiteindelijk met die fiets naar het huis van die jongen is gegaan waar ook die drie jongens aan kwamen sprinten en naar binnen gingen, is op zichzelf staand onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Overige bewijsmiddelen waaruit het tenlastegelegde medeplegen dan wel de tenlastegelegde medeplichtigheid onomstotelijk zou moeten blijken, ontbreken.
4.1.3.
Conclusie
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] , wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.250,00 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , wonende te Rotterdam, ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.504,00 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.571,45 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.
Beoordeling
De benadeelde partijen worden in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
5.2.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en E. Huls, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2018.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 november 2016 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de
afgifte van geld (841,35 euro), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
-gemaskerd de winkel waar die [naam slachtoffer 1] zich bevond, binnenkomen, en/of
-tonen en/of voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] , en/of
-richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[naam slachtoffer 1] , en/of
-tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp/puntig voorwerp aan die
[naam slachtoffer 1] , en/of
-richten van een mes, althans een scherp/puntig voorwerp op die [naam slachtoffer 1] , en/of
-die [naam slachtoffer 1] toevoegen de woorden van de strekking:
* "ga op de grond zitten", en/of
* "geld, geld, geld" en/of "geef snel geld en sigaretten";
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] op of omstreeks 22 november 2016 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (841,35 euro), in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam supermarkt] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
-gemaskerd de winkel waar die [naam slachtoffer 1] zich bevond, binnenkomen, en/of
-tonen en/of voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] , en/of
-richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die
[naam slachtoffer 1] , en/of
-die [naam slachtoffer 1] toevoegen de woorden van de strekking:
* "ga op de grond zitten", en/of
* "geef snel geld en sigaretten";
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 november 2016 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] te leveren, en/of
-een mes, althans een scherp/puntig voorwerp aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] te leveren, en/of
-op de uitkijk te staan, en/of
-het plan te maken van de overval, en/of
-die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 3] aan te sporen op te schieten en/of de overval te plegen.