ECLI:NL:RBROT:2018:5516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
10/701002-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldige bevinding woninginbraak in vereniging met straf en schadevergoeding

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde inbraak, waarbij hij samen met een medeverdachte op 11 januari 2018 in Rotterdam een woning heeft binnengebroken. De rechtbank oordeelde dat de alternatieve verklaring van de verdachte voor het bezit van de gestolen goederen niet aannemelijk was, en dat de bewijsmiddelen de schuld van de verdachte overtuigend aantoonden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en moest een schadevergoeding van €375,00 betalen aan de benadeelde partij, waarvoor hij hoofdelijk aansprakelijk was met zijn mededader. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar delict. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een persoonlijkheidsonderzoek. De uitspraak benadrukte de impact van inbraken op slachtoffers en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/701002-18
Parketnummer vordering TUL: 10/701025-17
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
PI Rotterdam locatie De Schie,
raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • omzetting van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in de zaak met parketnummer 10/701025-17 naar een voorwaardelijke gevangenisstraf, onder wijziging van de daarbij opgelegde voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Twee getuigen zien op 11 januari 2018 omstreeks 20.45 uur dat twee personen, in het zwart gekleed en met een zwarte muts op, met gebruikmaking van een breekijzer aan de achterzijde van de woning aan de [adres delict 1] in Rotterdam een bovenlichtje openbreken. Daarna gaat er één naar binnen, geholpen door de ander. Vervolgens klimt ook de tweede naar binnen. Het licht binnen gaat niet aan.
De politie is binnen een paar minuten ter plaatse. Het gebied rondom de woning wordt afgezet en een paar minuten later komen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] aangelopen, gekleed in het zwart, met zwarte capuchons op.
De verdachte blijkt spullen in zijn zakken te hebben die volgens de aangever gestolen zijn uit zijn woning, waaronder een stapel van 40 eurobiljetten van 5 euro en een juwelendoosje met melktandjes.
Langs de door de verdachten afgelegde looproute vanaf de woning waar is ingebroken, is ter hoogte van de woning aan de [adres delict 2] te Rotterdam achter een geparkeerde auto een tas aangetroffen. Deze tas en de inhoud ervan worden door de aangever herkend als zijn eigendom.
Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak in de genoemde woning. De (alternatieve) verklaring van de verdachte bij zijn aanhouding dat de melktandjes van zijn nichtje waren en het geld zijn zakgeld was, is niet aannemelijk geworden. Die bewering is niet nader onderbouwd en vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 januari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een woning gelegen aan
de [adres delict 1] heeft weggenomen een sieradendoosje en
geldbedragen en e-reader en tas en horloges toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak
en
inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een inbraak in een woning. De verdachte heeft daarmee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van zijn slachtoffer en zijn persoonlijke levenssfeer. De rechtbank merkt daarbij op dat de ervaring leert dat met name inbraken in woningen - een plaats waar men zich bij uitstek veilig en geborgen moet kunnen voelen - bij slachtoffers nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 19 april 2018 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn problemen op de leefgebieden vriendenkring, dagbesteding, financiën, huisvesting, houding, aansturing door de ouders, denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Een beschermende factor is de vader van de verdachte, die hij niet meer wil teleurstellen.
Uit het Pro Justitia Rapport van 27 maart 2017 blijkt dat er duidelijke aanwijzingen zijn van een persoonlijkheid met antisociale trekken, die zich uiten in een gebrekkige gewetensfunctie en egocentrisch gedrag. Deze gedragingen zijn belangrijke voorspellers voor delictgedrag in de toekomst.
Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, zijn terugkerend delictgedrag en het vermoeden van autisme, acht de reclassering een nader onderzoek naar autisme noodzakelijk. Wanneer hierover duidelijkheid bestaat, is er meer zicht op de (on-)mogelijkheden van de verdachte.
Een reclasseringstoezicht met verdere interventies wordt geïndiceerd. Als de verdachte niet de nodige hulpverlening krijgt en niet wordt behandeld, zal de kans op delictgedrag aanwezig blijven. Het is noodzakelijk dat de verdachte zich distantieert van verkeerde contacten en weerbaarder in zijn houding wordt. Bijzondere voorwaarden kunnen als stimulans voor de verdachte werken.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandelverlichting;
- contactverbod met de medeverdachte [naam medeverdachte] ;
- locatiegebod met elektronische controle;
- een inspanningsverplichting om mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of een ander soort dagactiviteit, het stabiliseren van zijn financiën en het werken bij het bedrijf Kobus.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Zijn eerdere veroordeling voor een vermogensdelict alsmede een lopende proeftijd, hebben de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich aan het onderhavige feit schuldig te maken. Gelet hierop is een gevangenisstraf van geruime duur aangewezen. Bij de bepaling daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde]ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,00 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel wordt toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de post “eigen risico inboedel” onvoldoende is onderbouwd en derhalve dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal de vordering worden toegewezen, met uitzondering van de post “eigen risico inboedel”, omdat de gestolen goederen in beslag zijn genomen en aan de benadeelde partij worden teruggegeven, voor zover dat nog niet is gebeurd. Dit deel van de vordering zal om die reden worden afgewezen.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd dat het te vergoeden bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 juni 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 16 juni 2017.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gevorderd in die zin, dat deze wordt omgezet naar een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ingestemd met de omzetting zoals gevorderd door de officier van justitie.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het genoemde vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Anders dan door de officier van justitie is betoogd is de rechtbank evenwel van oordeel dat een omzetting van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie naar een voorwaardelijke gevangenisstraf afstuit op de bewoordingen van artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht nu, zoals hierna zal worden beslist, de voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf thans (nog) niet behoeft te worden ondergaan. De rechtbank zal wel de bijzondere voorwaarden van de eerder opgelegde jeugddetentie wijzigen in die zin dat de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden in zijn geheel komen te vervallen en worden vervangen door de thans door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 77k, 77dd en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 375,00 (zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2018, tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 375,00(hoofdsom,
zegge: driehonderdvijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 375,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
7 dagen;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
bepaalt dat de bijzondere voorwaarden, verbonden aan het vonnis van 1 juni 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarbij de verdachte is veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie, waarvan een gedeelte groot 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, in hun geheel komen te vervallen en worden gewijzigd in de volgende voorwaarden:
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde moet zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich tijdens zijn proeftijd zo frequent als deze instelling dit noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde wordt verplicht deel te nemen aan een persoonlijkheidsonderzoek (naar autisme) en aan een behandeling bij Fivoor of bij een soortgelijke instelling voor forensische zorg. Hij zal zich ter beoordeling van de reclassering houden aan de aanwijzingen die hem in dit kader door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
3. de veroordeelde wordt verboden contact te (laten) leggen met de medeverdachte [naam medeverdachte] (geboren op [geboortedatum medeverdachte] ) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De toezichthouder zal contact opnemen met de wijkagent om uitvoering te geven aan dit contactverbod;
4. de veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. Op doordeweekse dagen heeft hij een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft hij 4 uur per dag vrij te besteden. Als de veroordeelde op doordeweekse dagen geen dagbesteding heeft, heeft hij 2 uur vrij te besteden. De precieze tijdstippen worden vastgesteld door de reclassering, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronische controle. Het verblijfadres zal zijn [adres verdachte] in [woonplaats verdachte] . Een ander adres is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor vooraf toestemming geeft;
5. de veroordeelde wordt verplicht zich aan de volgende andere voorwaarden het gedrag betreffende te houden:
- hij heeft de inspanningsverplichting mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of ander soortige dagactiviteiten;
- hij heeft een inspanningsverplichting om zijn financiën te stabiliseren;
- hij heeft de inspanningsverplichting om te werken bij het bedrijf Kobus en zich aan de met dat bedrijf gemaakte afspraken te houden.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.H.J. Stemker Köster en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan
de [adres delict 1] heeft weggenomen (een) sieradendoosje en/of
geldbedrag(en) en/of e-reader en/of tas en/of horloge(s) en/of
navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of
inklimming.