ECLI:NL:RBROT:2018:5498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
10/681131-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor openlijk in vereniging geweld plegen met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, zware mishandeling en mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 26 mei 2017 te Leerdam, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte [naam slachtoffer 1] meerdere keren heeft geschopt terwijl deze op de grond lag, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder kaakfracturen. Daarnaast heeft de verdachte [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem meermalen in het gezicht te slaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de medeverdachte als geloofwaardig beoordeeld en heeft de verdachte veroordeeld op basis van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad, en heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/681131-17
Datum uitspraak: 9 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K. van de Peppel, advocaat te Nieuwegein.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 31 augustus 2017.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte heeft deelgenomen aan het geweld tegen aangever [naam slachtoffer 1] .
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen opzet had op de openlijke geweldpleging, nu [naam slachtoffer 1] de aanvaller is geweest door op de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] af te gaan om verhaal te halen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook hiervan dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het ontstane letsel bij aangever [naam slachtoffer 2] niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast zou de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu de verdachte enkel met zijn armen om zich heen heeft gezwaaid.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1
De verklaringen van [naam slachtoffer 1] en die van de verdachte en diens medeverdachte lopen voor een deel parallel, doch ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen handelingen lopen zij sterk uiteen. Tegenover de politie heeft de medeverdachte bevestigd hetgeen [naam slachtoffer 1] heeft verklaard, namelijk dat hij en de verdachte in de nacht van 26 mei 2017 door [naam slachtoffer 1] zijn aangesproken vanwege hun luidruchtig optreden in het midden van de nacht voor de woning van [naam slachtoffer 1] te Leerdam. [naam slachtoffer 1] en de medeverdachten verklaren voorts allebei dat [naam slachtoffer 1] zijn woning daarna weer is ingegaan, waarna hij korte tijd later achter verdachte en medeverdachte aan is gegaan. Niet ver van de woning van [naam slachtoffer 1] is het opnieuw tot een confrontatie gekomen. Ook heeft de medeverdachte bevestigd dat daarbij niet enkel woorden zijn gewisseld, maar ook door hem klappen zijn uitgedeeld. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij [naam slachtoffer 2] op zijn fiets was weggegaan voordat de vechtpartij ontstond. De centrale vraag is welke lezing van het gebeuren, dat met name ziet op het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel, gevolgd dient te worden.
[naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij door de medeverdachte van achteren werd geslagen en tegen de grond werd gegooid. Vervolgens ging de medeverdachte op de rug van [naam slachtoffer 1] zitten, met zijn linkerknie naast de linkerzijde van het lichaam en met zijn rechterknie naast de rechterzijde van het lichaam van het slachtoffer. De medeverdachte duwde - volgens de verklaring van [naam slachtoffer 1] - met twee handen zijn hoofd op de grond. [naam slachtoffer 1] lag nog steeds met zijn rechterwang op het fietspad en keek toen in de richting van de verdachte. [naam slachtoffer 1] verklaarde tegenover de politie: “Ik zag dat de verdachte mijn richting op liep. Ik zag vervolgens dat hij een aanloopje nam. Ik zag dat hij met zijn been uithaalde naar achteren alsof hij tegen een bal wilde trappen, zoals bij voetbal. Ik zag dat zijn voet in de richting van mijn hoofd kwam. De trap kwam in mijn gezicht terecht. Dit was aan de linkerzijde, net onder mijn neus, aan de linkerzijde van mijn lip.” Vervolgens verloor [naam slachtoffer 1] het bewustzijn.
De medeverdachte verklaarde dat er wel is gevochten tussen hem, de verdachte en [naam slachtoffer 1] , maar hij ontkent tegen het hoofd te hebben geschopt.
De rechtbank houdt de verklaring van [naam slachtoffer 1] voor juist vanwege diens logische, gedetailleerde en consistente opbouw. Daarnaast vindt de verklaring van [naam slachtoffer 1] steun in de verklaring van de medeverdachte, zoals hij deze bij de politie heeft afgelegd, en in de geneeskundige verklaring betreffende [naam slachtoffer 1] . Uit deze geneeskundige verklaring blijkt dat [naam slachtoffer 1] twee kaakfracturen heeft opgelopen. Daarnaast is er door het toegepaste geweld een tand en een kies afgebroken. Naar het oordeel van de rechtbank past dit geconstateerde letsel bij de toedracht zoals deze door [naam slachtoffer 1] is omschreven.
De verdachte ontkent aanwezig te zijn geweest, doch geconfronteerd met de verklaring van de medeverdachte heeft de verdachte tegenover de politie aangegeven dat die verklaring juist zou kunnen zijn.
De rechtbank gaat dan ook uit van de verklaring van [naam slachtoffer 1] . Daaruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten. De medeverdachte houdt - naar het oordeel van de rechtbank - [naam slachtoffer 1] met diens hoofd klemvast tegen de grond gedrukt en de verdachte neemt een aanloop om [naam slachtoffer 1] tegen het hoofd te schoppen.
Feit 2
Zowel aangever [naam slachtoffer 2] als aangever [naam slachtoffer 3] hebben verklaard dat de verdachte op [naam slachtoffer 3] af kwam lopen en hem met gebalde vuist wilde slaan. [naam slachtoffer 2] wilde tussenbeide komen en werd daarna drie keer met gebalde vuist in zijn gezicht geslagen door de verdachte.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in het café om zich heen heeft geslagen en dat hij niet weet wie hij precies heeft geraakt.
Uit de verklaring van de forensisch arts blijkt dat [naam slachtoffer 2] meerdere breuken in zijn aangezicht had: een gebroken jukbeen, breuken van de voor- en zijwand van de kaakholte, breuk van de oogkaszijwand en van de bodem links. Er heeft een operatie plaatsgevonden om de kaakholte en het jukbeen aan elkaar vast te zetten. Ter terechtzitting is gebleken dat zich in het gezicht van [naam slachtoffer 2] nog steeds materiaal bevindt dat is aangebracht om de breuk te repareren. De rechtbank merkt het omschreven letsel aan als zwaar lichamelijk letsel, dat past bij de toedracht, het gericht meerdere malen slaan met gebalde vuist, zoals door [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] is verklaard. Door te handelen zoals de verdachte heeft gedaan, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank tenminste bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 26 mei 2017 te Leerdam, op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen, telkens met kracht schoppen en/of trappen tegen
hethoofd van die op de grond liggende [naam slachtoffer 1] , terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel te weten twee kaakfracturen en een afgebroken tand en kies, ten gevolge heeft gehad;
2.
hij, op 27 mei 2016 te Leerdam, aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken jukbeen en gebroken kaakholte en gebroken oogkas en een afgebroken snijtand, heeft toegebracht door die [naam slachtoffer 2] meermalen met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen;
3.
hij, op 27 mei 2016 te Leerdam, [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] tegen de arm en/of de borstkas te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
2.
zware mishandeling;
3.
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander op de openbare weg geweld gepleegd tegen het slachtoffer [naam slachtoffer 1] , die de verdachte en zijn medeverdachte wilde aanspreken op hun luidruchtig gedrag tijdens de nachtelijke uren. Het geweld bestond uit het trappen/schoppen tegen het hoofd van [naam slachtoffer 1] door de verdachte, terwijl hij op de grond lag en de medeverdachte het hoofd van [naam slachtoffer 1] vast hield. [naam slachtoffer 1] heeft daardoor twee kaakfracturen opgelopen en er zijn een tand en een kies afgebroken. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan, mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer [naam slachtoffer 1] , nadat zij hem flink hadden toegetakeld, bewusteloos en in hulpeloze toestand hebben achtergelaten op de openbare weg.
Daarnaast heeft de verdachte tijdens een ruzie in een café het slachtoffer [naam slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toegebracht, te weten diverse fracturen in het aangezicht en een afgebroken snijtand, door die [naam slachtoffer 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen. Ook heeft de verdachte tijdens deze ruzie het slachtoffer [naam slachtoffer 3] mishandeld door hem te stompen.
Feiten als de onderhavige vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van slachtoffers en dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn. Slachtoffers van dergelijke feiten ervaren daarvan vaak, naast fysiek ongemak en materiële schade, langdurig de nadelige psychische gevolgen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan Reclassering Nederland blijkens haar advies van 31 augustus 2017, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, gelet op de ontkennende houding van de verdachte, zowel ten opzichte van het feit als ten opzichte van de bij hem aanwezig veronderstelde alcoholproblematiek.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.696,61 aan materiële schade en een vergoeding van € 12.000,- aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Nu de verdachte het feit tezamen met de medeverdachte [naam medeverdachte] heeft gepleegd, dient de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk te worden toegewezen.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de totaal te claimen schade nog niet is komen vast te staan, er sprake is van handelen in strijd met de schadebeperkingsplicht, de tandartsverzekering kan worden aangesproken, de gevorderde immateriële schade veel te hoog is en er sprake is van eigen schuld aan de kant van het slachtoffer.
8.1.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering met betrekking tot de posten “opname ziekenhuis”, “medische kosten”, “mobiliteitsschade” en “vloeibare voeding” genoegzaam is onderbouwd, zal deze in zoverre worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de post “herstel schade aan gebit”, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de posten “schade aan materiaal” en “autosleutel verloren” onvoldoende zijn onderbouwd en daardoor niet aannemelijk zijn geworden. Ten aanzien van de post “huur bedrijfsruimte” overweegt de rechtbank dat dit niet kan worden aangemerkt als schade die een directe gevolg is van het bewezen verklaarde. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 26 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op € 400,- (conform het liquidatietarief) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij voor die schadevergoeding, de daarover vervallen rente en de proceskosten ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.703,78 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 380,37 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting is voor het strafgeding. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen bewijs is bijgevoegd dat de kleding van de benadeelde partij beschadigd is door het ten laste gelegde feit, er sprake is van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer en het gevorderde smartengeld te hoog is.
8.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,-, zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 mei 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.380,37 vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 4.703,78 (zegge: vierduizend zevenhonderddrie euro en achtenzeventig cent), bestaande uit € 703,78 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 26 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 400,-, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 4.703,78(hoofdsom,
zegge: vierduizend zevenhonderddrie euro en achtenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 4.703,78 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 4.380,37 (zegge: vierduizend driehonderdtachtig euro en zevenendertig cent), bestaande uit € 380,37 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 4.380,37(hoofdsom,
zegge: vierduizend driehonderdtachtig euro en zevenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 4.380,37 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
53 (drieënvijftig) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Leerdam, op of aan de openbare weg, de Raadsliedenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) schoppen en/of trappen in het gezicht, ieder geval op/tegen hoofd van die (op de grond liggende) [naam slachtoffer 1] , terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (te weten twee, althans een of meer kaakfractu(u)r(en) en/of een of meer
afgebroken tand(en) en/of kies(zen)), althans enig lichamelijk letsel voor die [naam slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair.
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Leerdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) te schoppen en/of te trappen in het gezicht, in ieder geval
op/tegen het hoofd (terwijl die [naam slachtoffer 1] op de grond lag), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten twee, althans een of meer kaakfractu(u)r(en) en/of een of meer afgebroken tand(en) en/of kies(zen), ten gevolge heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken jukbeen en/of gebroken kaakholte en/of gebroken oogkas en/of een afgebroken snijtand, heeft toegebracht door die [naam slachtoffer 2] meermalen (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair.
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer 2] meermalen (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer Subsidiair.
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] meermalen (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken jukbeen en/of gebroken kaakholte en/of gebroken oogkas en/of een afgebroken snijtand ten gevolge heeft gehad;
3.
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, [naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 3] meermalen in het gezicht en/of tegen de arm en/of de borstkas te slaan en/of te stompen.