ECLI:NL:RBROT:2018:5496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
10/682332-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor poging tot zware mishandeling na vechtpartij in café

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond in de nacht van 26 op 27 mei 2016 in een café te Leerdam. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer meerdere keren met de vuist in het gezicht geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer al op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit, maar wel voor het subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, wat ook daadwerkelijk is gebeurd, zij het niet in de mate die in de tenlastelegging was opgenomen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte is strafbaar bevonden, maar de rechtbank heeft besloten om geen gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan is een taakstraf van 120 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de schade niet het gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/682332-16
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.C.J. Fleur, advocaat te Leerdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uur, bij niet of niet naar behoren uitvoeren te vervangen door 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat het slachtoffer [naam slachtoffer] (hierna ook: [naam slachtoffer] ) zijn enkel heeft gebroken door toedoen van de verdachte. De verdachte moet in zoverre worden vrijgesproken. Wel bewezen is dat de verdachte het slachtoffer meerdere keren met de vuist in het gezicht heeft geslagen en twee keer heeft geschopt, waarvan één keer in het gezicht. Daarmee heeft de verdachte in ieder geval het voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beantwoording van de bewijsvraag.
In de nacht van 26 op 27 mei 2016 is in een café te Leerdam een vechtpartij ontstaan. Het slachtoffer [naam slachtoffer] heeft daarbij eerst verbaal, en daarna fysiek de confrontatie gezocht met de verdachte. Toen medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna ook: [naam medeverdachte] ) tussenbeide wilde komen, heeft [naam slachtoffer] [naam medeverdachte] meerdere keren met een vuist in het gezicht geslagen en hem door de ruit van de voordeur geduwd. [naam medeverdachte] heeft ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel ondervonden. De verdachte heeft hierna [naam slachtoffer] een aantal keer met zijn vuist in het gezicht geslagen, tot deze op de grond viel. De verdachte en [naam medeverdachte] hebben vervolgens het café verlaten, waarbij [naam slachtoffer] binnen bleef. De verdachte en [naam slachtoffer] zijn vervolgens over en weer blijven schelden. Op enig moment is het slachtoffer naar buiten gekomen en heeft hij opnieuw de confrontatie gezocht. Hij is op diens weg naar buiten gestruikeld, ten val gekomen en heeft zijn enkel gebroken. Terwijl [naam slachtoffer] op de grond lag heeft de verdachte hem twee keer geschopt, één keer op de arm en één keer in zijn gezicht. Bij het slachtoffer is in het ziekenhuis onder meer een gebroken neus geconstateerd.
De verdachte heeft bekend toen en daar [naam slachtoffer] te hebben geslagen met zijn vuist en te hebben geschopt. Hij heeft daarbij verklaard dat hij beide keren probeerde de arm van het slachtoffer te raken, omdat deze het been van [naam medeverdachte] zou hebben vastgehouden. Ook indien dit het geval is, heeft te gelden dat de verdachte, door in de directe nabijheid van het hoofd van het slachtoffer te proberen tegen diens arm te schoppen, het risico heeft genomen dat hij het slachtoffer op zijn hoofd zou raken. Naar algemene ervaringsregels levert het met de geschoeide voet schoppen tegen het hoofd een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daarvan zwaar lichamelijk letsel ondervindt. De verdachte heeft met zijn handelwijze dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Nu niet is gebleken dat het slachtoffer ook daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden aan deze schop, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen wordt geacht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 27 mei 2016 te Leerdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer] (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Blijkens haar toelichting doelt ze zowel op de situatie binnen als buiten het café. Meer specifiek heeft zij gewezen op het moment waarop het slachtoffer, gelegen op de grond, het been van de medeverdachte vasthield en de verdachte vreesde voor voortzetting van de gewelddadigheden.
5.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van het bestaan van een noodweersituatie als bedoeld in artikel 41 Wetboek van Strafrecht. Het slaan van aangever door de verdachte in het café werd veroorzaakt doordat de verdachte en aangever samen ruzie maakten en vervolgens op de vuist zijn gegaan. In een dergelijke situatie kan niet van noodweer worden gesproken. De verdachte heeft zelf mede het conflict uitgelokt. Aangezien voorts de aangever op weg naar de verdachte, die op dat moment buiten het café verbleef, tijdens zijn gang naar buiten kwam te struikelen en op de grond viel, kan evenmin worden gezegd dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich diende te verdedigen.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie. Reeds daarom faalt het verweer.
Er is daarmee geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tijdens een nachtelijke ruzie in een café het slachtoffer meerdere keren met zijn vuist in het gezicht geslagen. Daarna heeft hij het slachtoffer, terwijl deze al met een gebroken enkel op de grond lag, op de arm en in het gezicht geschopt, als gevolg waarvan zijn neus is gebroken. Daarmee heeft de verdachte bij het slachtoffer niet alleen letsel veroorzaakt, maar blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft het slachtoffer ook psychische klachten aan het incident over gehouden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juli 2017. Dit rapport houdt – samengevat – in dat er bij de verdachte sprake is van een stabiele situatie en dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. De reclassering adviseert geen bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal daar echter van afzien. Daartoe geldt dat het steeds [naam slachtoffer] is geweest die de confrontatie heeft gezocht en dat de verdachte pas geweld heeft gebruikt nadat [naam slachtoffer] aan [naam medeverdachte] ernstig letsel had toegebracht. De verdachte heeft bovendien niet eerder soortgelijke feiten gepleegd en heeft een fulltime baan met vaste aanstelling. In het licht van het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf niet passend. In plaats daarvan zal een taakstraf worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.226,68 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
8.2.
Beoordeling
Uit de vordering blijkt dat deze in overwegende mate ziet op de materiële en immateriële schade die de benadeelde partij heeft geleden ten gevolge van zijn gebroken enkel. Dit letsel is echter niet het gevolg geweest van het bewezen verklaarde feit, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering voor zover deze ziet op de schade die is geleden ten gevolge van de enkelbreuk.
Voor zover zijn vordering ziet op het overige letsel geldt dat niet eenvoudig is vast te stellen welk deel van de geleden schade aan dit letsel dient te worden toegerekend. Daarbij stelt de rechtbank vast dat de eventuele schade bij het slachtoffer mede is veroorzaakt door diens eigen conflict oproepend gedrag. Vaststelling welk deel van de vordering voor toewijzing vatbaar is, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarin eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verweer tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht .

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verweer tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel en/of een gebroken neus, heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen die
enkel te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer] (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen een enkel heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij, op of omstreeks 27 mei 2016 te Leerdam, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen een
enkel te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken enkel, ten gevolge heeft gehad.