Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond in de nacht van 26 op 27 mei 2016 in een café te Leerdam. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte het slachtoffer meerdere keren met de vuist in het gezicht geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer al op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor het primair ten laste gelegde feit, maar wel voor het subsidiair ten laste gelegde feit van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, wat ook daadwerkelijk is gebeurd, zij het niet in de mate die in de tenlastelegging was opgenomen.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De verdachte is strafbaar bevonden, maar de rechtbank heeft besloten om geen gevangenisstraf op te leggen. In plaats daarvan is een taakstraf van 120 uur opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de schade niet het gevolg was van het bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.