ECLI:NL:RBROT:2018:5493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
6641322 CV EXPL 18-678
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling na derdenbeslag door Hogeschool Rotterdam op MK Stuwadoor

In deze zaak heeft de Stichting Hogeschool Rotterdam (hierna: Hogeschool Rotterdam) een vordering ingesteld tegen MK Stuwadoor B.V. (hierna: MK Stuwadoor) op grond van een executoriaal derdenbeslag dat was gelegd op de vorderingen van een werknemer van MK Stuwadoor. De vordering betreft een bedrag van € 5.875,84, dat Hogeschool Rotterdam stelt te vorderen van de werknemer, die een schuld had aan Hogeschool Rotterdam. MK Stuwadoor is niet verschenen op de zitting en heeft geen verklaring afgelegd over de vorderingen die door het beslag zijn getroffen, ondanks herhaalde verzoeken van Hogeschool Rotterdam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat MK Stuwadoor in gebreke is gebleven en heeft geoordeeld dat zij op grond van artikel 477a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, alsof zij zelf de schuldenaar is. De kantonrechter heeft de hoogte van de vordering van Hogeschool Rotterdam niet betwist gezien, en heeft daarom het gevorderde bedrag toegewezen. Daarnaast is MK Stuwadoor veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 1.081,37. Het vonnis is uitgesproken op 5 juli 2018 door de kantonrechter G.A.F.M. Wouters.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6641322 CV EXPL 18-678
uitspraak: 5 juli 2018

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:
de stichting
Stichting Hogeschool Rotterdam,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MK Stuwadoor B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
zelf procederende.
Partijen worden hierna aangeduid als Hogeschool Rotterdam en MK Stuwadoor.

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 2 februari 2018;
de conclusie van antwoord;
het tussenvonnis van 19 april 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
de aantekening van de griffier dat de comparitie is gehouden op 6 juni 2018 en dat
MK Stuwadoor daar niet is verschenen;
5. de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

De feiten
1. Tussen MK Stuwadoor en de heer [werknemer], geboren op [geboortedatum] 1987 en wonende te [plaatsnaam], (hierna: [werknemer]) heeft een dienstbetrekking bestaan.
2. Hogeschool Rotterdam heeft op 29 december 2016 ten laste van [werknemer] executoriaal derdenbeslag doen leggen onder MK Stuwadoor voor een bedrag van € 5.830,21.
De vordering
3. Hogeschool Rotterdam vordert veroordeling van MK Stuwadoor bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 5.875,84 en de proceskosten.
4. Hogeschool Rotterdam stelt daartoe – samengevat – het volgende.
MK Stuwadoor heeft verzuimd verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Daartoe was zij op grond van artikel 476a lid 1 Rv wel gehouden. Ondanks herhaalde verzoeken is MK Stuwadoor in gebreke gebleven de bedoelde verklaring af te geven. Hogeschool Rotterdam vordert nu dan ook van MK Stuwadoor op grond van artikel 477a Rv betaling van een bedrag van € 5.875,84, zijnde het bedrag dat zij van [werknemer] te vorderen heeft.
Het verweer
5. MK Stuwadoor voert – samengevat – als verweer het volgende aan.
Het klopt niet dat Hogeschool Rotterdam geen verklaring heeft gehad. Een collega die op de administratie werkte, behandelde dit soort verzoeken en zij reageerde altijd. Het
e-mailverkeer hierover is helaas niet terug te halen, omdat het e-mailadres is weggevallen.
[werknemer] had een schuld aan MK Stuwadoor en in onderling overleg is afgesproken dat [werknemer] deze zou terugbetalen door inhouding van zijn salaris.

Beoordeling van het geschil

6. Ter zitting heeft Hogeschool Rotterdam betwist dat zij de verklaring heeft ontvangen. Het had vervolgens op de weg van MK Stuwadoor gelegen om haar stelling te onderbouwen dat zij de verklaring wel degelijk heeft gedaan. De enkele stelling dat de betreffende medewerker dit soort verzoeken altijd afhandelde, is daartoe niet voldoende. Het wordt er dan ook voor gehouden dat MK Stuwadoor geen verklaring heeft gedaan. Gelet daarop geldt op grond van artikel 477a Rv dat MK Stuwadoor kan worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar. Dat sprake zou zijn van een verrekenbare vordering is door Hogeschool Rotterdam betwist en door MK Stuwadoor niet (nader) onderbouwd, zodat dat niet is komen vast te staan.
7. MK Stuwadoor heeft de hoogte van de vordering niet weersproken, zodat zal worden uit gegaan van het door Hogeschool Rotterdam gevorderde bedrag van € 5.875,84. Dat bedrag zal worden toegewezen.
8. MK Stuwadoor wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:

veroordeelt MK Stuwadoor tot betaling aan Hogeschool Rotterdam van een bedrag van
€ 5.875,84;
veroordeelt MK Stuwadoor tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Hogeschool Rotterdam begroot op:
aan explootkosten
98,01
aan informatiekosten
7,36
aan griffierecht
476,00
aan salaris gemachtigde
500,00
totale kosten
1.081,37
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773