ECLI:NL:RBROT:2018:5477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
10/661059-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Voorhanden hebben van een vuurwapen door een minderjarige op school

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, een minderjarige geboren in 2001, heeft op 6 maart 2017 te Rotterdam een vuurwapen voorhanden gehad en dit wapen op het schoolplein getoond aan medeleerlingen. Dit feit werd waargenomen door een getuige en leidde tot grote onrust op school. Het vuurwapen werd later aangetroffen in een prullenbak op het herentoilet van de school. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 74 dagen en een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren geëist, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf, met als doel de verdachte te begeleiden en te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn deelname aan onderwijs en behandeling bij een instelling. De rechtbank heeft de zaak behandeld in tegenspraak en heeft de beslissing op de openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/661059-17
Datum uitspraak: 26 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 26 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Swaak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 74 dagen met aftrek
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden, naar school zal gaan, een positieve vrijetijdsbesteding zal hebben, zal meewerken aan behandeling bij De Waag en zal meewerken aan de begeleiding van een jongerencoach;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit wordt zonder nadere bespreking bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 06 maart 2017 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een omgebouwde pistool van het merk Zoraki, type 917, kaliber 6mm Flobert,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vuurwapen voorhanden gehad en is daarmee op 6 maart 2017 naar school gegaan. Aldaar heeft hij het vuurwapen op het schoolplein laten zien aan een aantal jongens, hetgeen door een getuige is waargenomen. Zowel bij het personeel als bij medeleerlingen heeft dit grote spanningen teweeg gebracht. Door de directeur van de school zijn direct maatregelen genomen en is de politie gebeld. Het vuurwapen is uiteindelijk in een prullenbak op het herentoilet aangetroffen.
De rechtbank rekent de verdachte dit feit zeer aan. Het gevaar van het voorhanden hebben van een dergelijk wapen bestaat eruit dat het wapen gemakkelijk daadwerkelijk kan worden gebruikt, door ermee te dreigen of zelfs te schieten. Dat het vuurwapen mee naar school is genomen en uiteindelijk in een prullenbak op het herentoilet van de school is verborgen, waar anderen het wapen ook hadden kunnen vinden, maakt het feit nog meer gevaarzettend. Daarnaast zorgt reeds het enkele bezit van een vuurwapen in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar wordt dit ook als schokkend ervaren en daardoor ten sterkste afgekeurd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 januari 2018 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Door gz-psycholoog M. Hulshof is een rapport opgemaakt d.d. 6 juni 2017. Uit dit rapport volgt dat er bij de verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Deze bestaat al langere tijd en was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte is geneigd om lak te hebben aan de maatschappelijk geaccepteerde regels en hij gaat voor persoonlijk gewin, ook als dat ten koste gaat van de ander. Zijn eigen behoeftebevrediging staat voorop. Op grond van het onderhavige onderzoek zijn geen gedragskundige gronden gevonden voor een doorwerking in het ten laste gelegde feit in die zin dat de normoverschrijdende gedragsstoornis heeft geleid tot een dusdanige verminderde keuzevrijheid. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte zich heeft laten beïnvloeden of dat hij onder druk is gezet door derden. Derhalve wordt geadviseerd om het tenlastegelegde feit betrokkene volledig toe te rekenen. Gelet op het voorgaande kan er vanuit gedragsdeskundige optiek geen onderbouwde uitspraak gedaan worden over de noodzaak van een behandeling in een juridisch kader. Vanuit het oogpunt van zorg kan ingezet worden op begeleiding door de jeugdreclassering. In het contact met de jeugdreclassering kan geprobeerd worden om meer zicht te krijgen op de vriendengroep en de daarbij behorende interacties van betrokkene en kan er meer toezicht en sturing geboden worden.
De rechtbank heeft een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van
15 juni 2017 ontvangen, waarin wordt geadviseerd de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie en een leerstraf, te weten Tact, op te leggen onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering en naar school zal gaan om zijn startkwalificatie te behalen.
Door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) is tevens een rapport opgemaakt, gedateerd 10 januari 2018. De jeugdreclassering adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen als stok achter de deur, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- volgens rooster naar school gaat en actief deelneemt aan het onderwijs;
- meewerkt aan behandeling bij De Waag zolang de instelling dat noodzakelijk vindt;
- meewerkt aan een positieve vrijetijdsbesteding;
- meewerkt aan de begeleiding van een jongerencoach.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] namens de jeugdreclassering naar voren gebracht dat de verdachte inmiddels is gestart met een behandeling bij De Waag en dat er ook reeds een jongerencoach betrokken is. De verdachte is de afgelopen periode niet naar school gegaan. Omdat hij niet wil meewerken aan School2Care, zal hij onderwijs gaan volgen bij het Zadkine.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die de voorlopige hechtenis overschrijdt, omdat de rechtbank met alle partijen van oordeel is dat het met name noodzakelijk is dat de verdachte begeleid gaat worden door de jeugdreclassering en dat er bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Daarom legt de rechtbank, naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke taakstraf op, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 74 (vierenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de
proeftijdvast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (de jeugdreclassering), gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
- zal meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht;
- zal meewerken aan de begeleiding van een jongerencoach, zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht;
- onderwijs zal volgen, zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en E. Huls, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. van Loef, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 januari 2018.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 06 maart 2017 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een omgebouwde pistool van het merk Zoraki, type 917, kaliber 6mm Flobert,
voorhanden heeft gehad.