7.3.2.Rapportages
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de volgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
Psychiater drs. J.J.F.M. de Man heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 maart 2018. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een normoverschrijdend-gedragsstoornis, met begin in de adolescentie, matig (hoofddiagnose), een andere gespecificeerde aandachtsdeficiëntie/ hyperactiviteitsstoornis, een stoornis in het gebruik van cannabis, ernstig, in remissie in een gereguleerde omgeving en een ongespecificeerde cannabis gerelateerde stoornis (van de agressieregulatie), in remissie in een gereguleerde omgeving. De eerste twee stoornissen kunnen worden aangemerkt als een gebrekkige ontwikkeling, terwijl de cannabis gerelateerde stoornissen als ziekelijk kunnen worden aangemerkt. Dit was ook zo ten tijde van de pleegdatum van het ten laste gelegde met dien verstande dat de aan cannabis gerelateerde stoornissen niet in remissie waren.
Het risico op gewelddadige recidive is in termen van risicotaxatie in jeugdtermen (SAVRY) aan te merken als hoog, in termen van volwassenheid (HCR-20 V3) als matig tot hoog met een matig risico op ernstig lichamelijk letsel en een laag tot matig risico op acuut dreigend geweld. Van belang zijn hierbij een pro sociaal opvoedingsklimaat en gezinsomgeving, de bereidheid die verdachte intramuraal en voor de nabije toekomst aan de dag legt ten aanzien van behandeling en onderwijs. Het risico voor de verdachte ligt besloten in zijn lidmaatschap van een bende-achtige groep leeftijdsgenoten en (iets) ouderen, die betrokken lijken te zijn bij drugshandel en gewelddelicten. Het gevaarscenario bestaat dan ook uit hernieuwd aansluiting vinden bij deze groep en terugvallen in cannabis gebruik.
Elektronisch toezicht en dagbehandeling kunnen ertoe bijdragen dat de pro sociale omgevingsfactoren in belang toenemen, terwijl deelname aan antisociale
groepsactiviteiten wordt tegengegaan.
Er zal dienen te worden ingezet op intensieve forensische dagbehandeling, elektronisch toezicht met een avondklok en verslavingsbehandeling met toezicht in de vorm van random urinecontroles. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen onder voorwaarden, mede bestaande uit forensische dagbehandeling, verslavingszorg en elektronisch toezicht. Deze voorwaarden dienen, rekening houdend met het plaatselijke forensische zorgaanbod, nader ingevuld te worden door de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering.
Een onvoorwaardelijke institutionele maatregel is thans vanwege overwegingen van subsidiariteit niet aangewezen: er is uitsluitend in de periode van voorwaardelijke schorsing van de voorlopige hechtenis in de vorige zaak sprake geweest van toezicht en de in die zaak opgelegde behandeling onder voorwaarden was ten tijde van de hernieuwde aanhouding van de verdachte voor de thans ten laste gelegde feiten nog niet gerealiseerd.
Het is ook in het belang van de jeugdige te achten dat bij een onverhoopte recidive een voorwaardelijke sanctie ‘klaarstaat’ die behandeling gericht op het terugdringen van recidive ten doel heeft waardoor een mogelijk lange gevangenisstraf niet meteen onvermijdelijk wordt.
Gesteld kan tot slot worden dat de aanpak van de cannabis gerelateerde problematiek in dit geval nog belangrijker is dan in andere gevallen omdat er aanwijzingen zijn in anamnese en geobserveerd beloop die doen vermoeden dat bij de verdachte sprake is van constitutionele (over)gevoeligheid van de effecten van cannabis.
GZ-psycholoog drs. M.F. Petit heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 maart 2018. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van de andere gespecificeerde aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik in lichte mate. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een normoverschrijdende gedragsstoornis in ernstige mate beginnend in de adolescentie met beperkte pro sociale emoties. Bovendien zijn verdachtes perceptueel redeneren en verwerkingssnelheld op beneden gemiddeld niveau ontwikkeld. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, mits bewezen, was hiervan ook sprake.
Vanuit het risicotaxatie instrument SAVRY komt tijdens onderhavig onderzoek een hoog risico naar voren. Dit sluit aan bij de indruk die de onderzoeker gekregen heeft. Met name de gebrekkige impulscontrole en frustratietolerantie, de geringe oplossingsvaardigheden, het gebrek aan empathie en berouw, het softdrugsgebruik, de spanningsbehoefte en de beïnvloedbaarheid vormen een risico op recidive.
De betrokkenheid van ouders, de band van verdachte met zijn ouders en zijn positieve houding tegenover interventies vormen beschermende factoren. De verdachte is vanuit zijn behoefte om ergens bij te horen en vanuit zijn spanningsbehoefte, op straat aansluiting gaan zoeken met een groep jongeren die zich bezighoudt met normoverschrijdende zaken en softdrugsgebruik. De ouders hebben in de loop van de tijd steeds minder grip op de verdachte gekregen. Ze keurden de omgang met deze jongeren af, maar daar ging de verdachte aan voorbij. De genoemde risico-factoren beïnvloeden elkaar in negatieve zin.
Tijdens voorgaand Pro Justitia onderzoek van 5 juli 2017 is geadviseerd om verdachte ter
voorkoming van recidive en voor een gunstige persoonlijke ontwikkeling een behandeling te laten volgen bij een polikliniek gericht op forensische problematiek. Echter tot nu toe is een dusdanige behandeling niet van de grond gekomen. Onderzoeker is van mening dat het noodzakelijk is dat de verdachte alsnog een forensische behandeling krijgt. Hij geeft aan open te staan voor de intensieve dagbehandeling van “Wij Zijn Broer”. Aangezien de verdachte geen dagbesteding meer heeft, sluit deze dagbehandeling nu beter aan dan de eerder geadviseerde poliklinische behandeling. In FC Teylingereind zet hij zich nu goed in voor scholing. Wederom wil onderzoeker aangeven dat het van belang is dat er een goede werkrelatie met de verdachte ontstaat zodat hij zich zal inzetten voor de behandeling. Het werkt motiverend voor de verdachte wanneer hij wordt betrokken bij beslissingen en zich serieus genomen voelt. De verdachte geeft aan open te staan voor een behandeling vanuit zijn thuissituatie. De verdachte is in eerste instantie gebaat bij strikte controle. Het verwerven van meer vrijheden dient stapsgewijs te gebeuren wanneer de verdachte verantwoordelijk en wenselijk gedrag vertoont. Deelname aan ITB Harde Kern met elektronische controle maakt dit mogelijk. De verdachte heeft eerder laten zien dat hij zich goed inzet, wanneer er strikte en duidelijke voorwaarden aan hem worden gesteld. Bovendien zijn de ouders goed in staat om hem bij deze intensieve interventie te ondersteunen. De begeleiding dient bij voorkeur te gebeuren door zijn begeleider van de Jeugd & Gezinsbeschermers met wie hij goed contact heeft, van wie hij gezag accepteert en opbouwende kritiek verdraagt. De behandeling dient vooral gericht te zijn op de normoverschrijdende gedragsstoornis en de verslavingsproblematiek.
Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht, wordt een voorwaardelijke PlJ-maatregel geadviseerd. Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt niet geadviseerd omdat deze interventie als ultimum remedium dient te worden ingezet. De verdachte heeft niet eerder forensische ambulante behandeling gekregen, is gemotiveerd voor de intensieve dagbehandeling, heeft laten zien dat hij zich aan elektronisch toezicht en de daarbij behorende voorwaarden houdt en heeft ouders die hem bij een intensief ambulant traject goed zullen ondersteunen. Bovendien is de kans groot dat de verdachte na een plaatsing in een JJI zich voornamelijk zal bezighouden met verzet en niet aan behandeling van zijn problematiek zal toekomen. Bovendien is hij ontvankelijk voor negatieve beïnvloeding van antisociale en verharde jongeren.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
De Raad maakt zich grote zorgen over het functioneren van de verdachte en constateert dat
deze zorgen op vrijwel alle leefgebieden plaatsvinden. In de thuissituatie vertoonde verdachte (tot voor kort) zelfbepalend gedrag en conformeerde hij zich onvoldoende aan de aanwijzingen van zijn ouders. De verdachte was kort voor zijn inbewaringstelling in december 2017 ruim een week weggeweest van huis, zonder dat zijn ouders wisten waar de verdachte was, wat hij deed en met wie hij omgang had. In december 2016 is de verdachte van school verwijderd. De verdachte is beïnvloedbaar en handelt impulsief. Hij heeft omgang met anti-sociale jongeren van wie hij geen afstand wil nemen en van wie hij tevens aangeeft dat deze zijn gedrag niet negatief beïnvloeden. De verdachte heeft geen georganiseerde vrijetijdsbesteding en gebruikte veelvuldig softdrugs wat tijdens zijn inbewaringstelling lijkt te zijn afgenomen. Gelet echter op het aanhoudende zelfbepalende (delict)gedrag van de verdachte lijkt de invloed van de ouders meer en meer onvoldoende waardoor de kans op recidive eerder toe- dan afgenomen lijkt te zijn.
De leer- en gedragsproblemen staan in verband met de beperkte cognitie van de verdachte. Zijn beperking en de moeite die hij heeft met het inzien van oorzaak en gevolg en zijn impulsiviteit, maken de kans op herhaling groter. Daarbij is er bij de verdachte sprake van veelvuldig drugsgebruik (geweest) wat tevens van negatieve invloed is op de recidivekans.
Gelet op het functioneren van de verdachte, zijn veroordelingen in oktober 2017 en maart
2018 en de ernstige strafbare feiten waarvan hij verdacht wordt, acht de Raad een voorwaardelijke PIJ maatregel het best passend. De Raad heeft overwogen om een onvoorwaardelijke PIJ te adviseren. Echter gelet op het feit dat de noodzakelijk geachte (ambulante) hulpverlening nog niet is ingezet en de Raad dat blijvend van grote meerwaarde acht om de noodzakelijk gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen, is de Raad van mening dat de verdachte nog een kans moet krijgen om na te gaan of hij in staat is om dat binnen een voorwaardelijk PIJ traject te realiseren.
De Raad is van mening dat naast de verplichte Toezicht & Begeleiding, ITB Harde
Kern, elektronische controle, contactverbod met medeverdachten, een alcohol- en drugsverbod en behandeling en dagbesteding bij ”Wij Zijn Broer” opgelegd dienen te worden.
Ter zitting heeft mevrouw [naam medewerkster] van De Jeugd- en Gezinsbeschermers nog nader toegelicht dat de verdachte op 11 april 2018 kan starten bij ”Wij Zijn Broer” en dat op 10 april 2018 het elektronisch toezicht kan worden gerealiseerd. De verdachte kan dan nog steeds examen doen. Instromen bij dit project is mogelijk op meerdere momenten afhankelijk van de bestaande wachtlijst. Het project beslaat een tijdsduur van 8 weken. Naar verwachting is dit voor de verdachte niet lang genoeg maar mogelijk kan hij na afloop deelnemen aan Turn Over.