ECLI:NL:RBROT:2018:5424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
6 juli 2018
Zaaknummer
vordering TUL VV: 10/203648-16, 10/131582-15 en 10/661027-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door een zeventienjarige verdachte in Rotterdam met gebruik van geweld en bedreiging

Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zeventienjarige verdachte die op 11 december 2017 een poging tot afpersing heeft gepleegd in een Gall & Gall winkel te Rotterdam. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, heeft tijdens de overval een mes gebruikt en de aanwezige winkelmedewerker bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft bekend en dat hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 120 dagen geëist, met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 101 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank benadrukt de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en heeft besloten om de verdachte de kans te geven om binnen een civielrechtelijk kader aan zijn behandeling en begeleiding te werken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/661013-17
Parketnummers vordering TUL VV: 10/203648-16, 10/131582-15 en 10/661027-16
Datum uitspraak: 3 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres en
preventief gedetineerd in RJJI De Hartelborgt, Borgtweg 1, 3202 LJ Spijkenisse,
raadsvrouw mr. L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 20 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde; veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna; PIJ-maatregel) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar
o met als algemene voorwaarde onder meer dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
o en onder de bijzondere voorwaarden dat
 hij zijn medewerking zal verlenen aan begeleid wonen en
 hij zich zal inspannen tot het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding,
o met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend, met dien verstande dat hij heeft verklaard het feit alleen te hebben gepleegd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit, althans niet op de onderdelen die de rechtbank bewezen verklaart. Op grond van die redengevende feiten en omstandigheden is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 december 2017 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld, toebehorende aan Gall & Gall
- een winkel (Gall & Gall) is binnen gelopen, zulks terwijl hij, verdachte,
zijn gezicht met een bivakmuts bedekt heeft gehouden en
- ( vervolgens) dichtbij voornoemde [naam slachtoffer 1] is gaan staan en
- ( vervolgens) (dreigend) een mes,
aan die [naam slachtoffer 1] heeft getoond en met dat mes één of
meer (zwaaiende) beweging(en) heeft gemaakt
en
- ( daarbij) (dreigend) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, de
inhoud van de kassa wilde hebben, en
- ( daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft geschreeuwd en
- ( volle) fles(sen) tegen en in de richting van die
[naam slachtoffer 1] heeft gegooid;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot afpersing.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De zeventienjarige verdachte heeft op 11 december 2017 gepoogd een overval te plegen op een winkel van Gall & Gall te Rotterdam. De verdachte heeft daarbij in de winkel een stelling met flessen omgegooid en de aanwezige winkelmedewerker onder meer bedreigd met een mes. Ook heeft hij volle flessen drank naar hem gegooid.
Dit betreft een zeer ernstig feit en de rechtbank rekent de verdachte dit bijzonder aan. Algemeen bekend is dat een slachtoffer van een gewelddadige overval zich vaak nog lang angstig en onveilig kan voelen. Nog afgezien van de angst die het geweld en het dreigen met geweld teweeg brengen, is het voor het slachtoffer ook beangstigend dat hij steeds terug moet keren naar de plek waar het geweld en de dreiging met het geweld op hem is uitgeoefend; de winkel is immers zijn werkplek. Dit maakt de gevolgen voor het slachtoffer extra groot. Een dergelijk feit veroorzaakt bovendien ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij alleen heeft gedacht aan zijn eigen geldelijke gewin en zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen voor het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en in drie proeftijden liep. Dit heeft de verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
Drs. B.W.H.M. Roelofs-van Bon, GZ-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 februari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis, zwakbegaafdheid en een ouder-kind-relatieprobleem en dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde dient aan de verdachte in een verminderde mate te worden toegerekend.
In de afgelopen jaren bleek telkens weer dat verdachte zich slecht aan de regels kan houden zodra hij in een minder gestructureerde situatie verkeert. Hij verliest het overzicht, ziet niet meer wat de gevolgen van zijn gedrag kunnen zijn, raakt in paniek, en impulsief handelen is dan het gevolg. In deze situatie is geen verandering opgetreden en daarmee vormt het een groot recidiverisico. In de thuissituatie zijn de problemen alleen maar toegenomen nu de ouders gaan scheiden en de verdachte zal zijn aangewezen op een onmachtige moeder. Voorts vertelt de verdachte dat hij in de periode van het ten laste gelegde handelde in cocaïne, hetgeen betekent dat hij op dat moment was ingebed in het criminele milieu. Vanuit de RAP en SAVRY kunnen daar de volgende risicofactoren aan worden toegevoegd: eerder gewelddadig gedrag, dragen van een wapen bij het ten laste gelegde, een zekere planning van het ten laste gelegde, hij heeft zich onttrokken aan voorwaarden van behandeling, geringe schoolprestaties, omgang met delinquente leeftijdgenoten, geringe copingvaardigheden, geringe opvoedingsvaardigheden van ouders. Wat beschermende factoren betreft, dient gemeld te worden dat verdachte weliswaar bereid is mee te werken aan resocialisatie maar dat het de vraag is of hij deze motivatie zal weten te handhaven als hij op vrije voeten is. Al met al kan gesproken worden van een hoog recidiverisico op hernieuwd gewelddadig gedrag.
De verdachte heeft behoefte aan hulp wat betreft huisvesting, aan begeleiding/coaching die voor hem gemakkelijk en snel beschikbaar is en werk, wellicht aangevuld met enige scholing. Wat betreft de uitvoerbaarheid hiervan zou gedacht kunnen worden aan een continuering van de plaatsing in Schakenbosch. Het klimaat binnen deze instelling past het beste bij verdachte, omdat hij nog niet verhard is. Hieraan kan een verplicht reclasseringscontact worden gekoppeld, dat ook doorloopt nadat verdachte 18 jaar is geworden. Informatie bij Schakenbosch leert dat de plaatsing kan worden gecontinueerd als verdachte 18 jaar is geworden, in het kader van een verlenging van de machtiging gesloten plaatsing. Daarna kan - aldus de medewerker van Schakenbosch - onder andere financiering van een vervolgplek worden aangevraagd bij de gemeente. Indien de rechtbank tot een hervatting van de plaatsing in Schakenbosch zou besluiten, dan is daarbij een verplicht juridisch kader geïndiceerd. Gedacht zou kunnen worden aan het kader van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging. Maar eventueel zou ook gedacht kunnen worden aan het juridisch kader van een voorwaardelijk PIJ-maatregel, die daarmee zou kunnen dienen als een sterkere stok achter de deur ter vermindering van het recidivegevaar.
D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 februari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte werden een normoverschrijdende gedragsstoornis, functioneren op zwakbegaafd niveau en gezinsproblematiek gediagnosticeerd. Gezien de aard van de stoornissen kan worden aangenomen dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Gezien de diagnostiek lijken hierbij de volgende factoren van belang te zijn bij het tot stand komen van het ten laste gelegde. Verdachte geeft aan geen geld meer te hebben en te zijn onttrokken aan Schakenbosch. Daarnaast deden zich problemen voor in de (voor verdachte) gebruikelijke wijze van voorzien in zijn levensonderhoud, namelijk het dealen van drugs. Hierdoor bestond er voor hem een acuut geldprobleem dat hij niet anders wist op te lossen dan door het plegen van een overval op een winkel. Gezien de aard van de stoornissen kan worden aangenomen dat deze ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen verklaard. Ten aanzien van de tenlastelegging adviseert onderzoeker deze in verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de manier waarop de verdachte zichzelf enkele weken heeft kunnen onttrekken aan zorg en steun door zijn omgeving (gezin en Schakenbosch) lijkt het dat hij zich makkelijk heeft kunnen aansluiten bij een netwerk dat als niet pro-sociaal gezien moet worden. Ook de eigen meldingen van dealen wijzen hierop. Het risico op recidive in zijn algemeenheid moet daardoor als sterk verhoogd gezien worden. Toeleiding naar begeleid wonen middels een traject binnen een JeugdzorgPlus instelling is gewenst, teneinde zijn functioneren zo goed mogelijk te houden. Hierbij dient er aandacht gegeven te worden aan een pro-sociale dagbesteding waarmee hij een toekomst kan opbouwen. Onderzoeker is er niet helemaal gerust op dat hiermee recidive volledig zal kunnen worden voorkomen. Maar vanuit gedragsdeskundig opzicht lijkt dit de meeste mogelijkheden te bieden op een pro-sociale toekomst. Onderzoeker staat dan ook positief ten opzichte van een (nieuwe) plaatsing binnen Schakenbosch, waarbij er opnieuw gefaseerd gewerkt wordt aan het omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden. Een kader van een (fors) voorwaardelijk jeugdstrafdeel lijkt vanuit gedragsdeskundig oogpunt het meest passend te zijn om bovenstaande doelstellingen te bereiken. Vanuit het voorkomen van recidive kan onderzoeker zich voorstellen dat de rechtbank tot een andere afweging komt, zoals een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna:
de jeugdreclassering) heeft een gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2018. Dit gezinsplan houdt onder meer het volgende in.
De jeugdreclassering acht het van groot belang om het civiele kader te laten prevaleren boven het strafrechtelijk kader. Ondanks dat verdachte misstappen begaat, is de jeugdreclassering van mening dat middels deze weg het recidiverisico zo klein als mogelijk wordt gehouden. De verdachte afstraffen in het strafrechtelijke kader zal leiden tot verharding en demotivatie, wat maakt dat al het opgebouwde teniet wordt gedaan.
De jeugdreclassering adviseert de rechtbank om de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met een maximale proeftijd onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- begeleiding vanuit de jeugdreclassering krijgt;
- meewerkt aan de gesloten plaatsing bij Schakenbosch tot aan zijn meerderjarigheid;
- meewerkt aan een beschermd dan wel begeleid wonen traject binnen een LVB (Lichte Verstandelijke Beperking) instelling bij meerderjarigheid;
- meewerkt aan (praktische) begeleiding/behandeling vanuit de LVB instelling, of een door hen aangewezen instelling, om zijn vaardigheden te vergroten en te werken naar zoveel als mogelijk zelfstandigheid;
- meewerkt aan het behalen van zijn MBO 1 diploma door zijn proeve van bekwaamheid te doen;
- meewerkt aan het vinden van een baan en/of een gepaste dagbesteding bij meerderjarigheid;
- meewerkt aan het vergroten van een pro-sociaal netwerk.
Met betrekking tot de TUL verzoeken, onder parketnummers: 10/131582-15, 10/203648-16 en 10/661027-17, adviseert de jeugdreclassering om deze niet ten uitvoer te laten leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming ( hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 maart 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte is een zeventienjarige jongen met een beneden gemiddeld intelligentieniveau.
Er is sprake van ernstige problematiek en gedragsproblematiek. Verdachte laat zien dat hij in staat is om te functioneren binnen een gestructureerde behandelsetting, zoals Harreveld en de Mast in RJJI De Hartelborgt, maar vrijheid en verlofmomenten kan hij niet aan. Verdachte beschikt niet over voldoende vaardigheden die hem op cruciale momenten in staat stellen om 'goede' beslissingen te nemen. Beslissingen waardoor hij niet in ernstige problemen komt zoals in het onderhavige ernstige delict. Het algemeen en dynamisch risicoprofiel bevestigen dat er sprake is van een hoge recidivekans. Behandeling van verdachte is derhalve noodzakelijk.
Gelet op het bovenstaande lijkt een kader van een (fors) voorwaardelijk jeugdstrafdeel vanuit gedragsdeskundige oogpunt het meest passend te zijn om bovenstaande doelstellingen te bereiken. Vanuit het voorkomen van recidive kan het zijn dat de rechtbank tot een andere afweging komt, zoals een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. Mede vanuit het persoonlijkheidsonderzoek lijkt met name toeleiding naar begeleid wonen middels een traject binnen een JeugdzorgPlus instelling gewenst, teneinde het functioneren van de verdachte zo goed mogelijk te houden. Hierbij dient er aandacht gegeven te worden aan een zinvolle dagbesteding waarmee hij op termijn een toekomst kan opbouwen. Een (nieuwe) plaatsing binnen Schakenbosch, waarbij er opnieuw gefaseerd gewerkt wordt aan het omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden lijkt de beste optie.
De Raad adviseert de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met een maximale proeftijd, onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering in het gezinsplan d.d. 15 maart 2018.
Ook met betrekking tot de vorderingen tenuitvoerlegging, onder parketnummers: 10/131582-15, 10/203648-16 en 10/661027-17, sluit de Raad zich aan bij het advies van de jeugdreclassering.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is door de vertegenwoordigster van de jeugdreclassering te kennen gegeven dat uit recent contact met de plaatsingscoördinator van Schakenbosch is gebleken dat de verdachte daar vanaf 23 maart 2018 in het kader van een gesloten machtiging uithuisplaatsing geplaatst kan worden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Straffen
De rechtbank overweegt dat gezien de ernst van het feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie.
Voorts wordt overwogen dat door de jeugdreclassering een verzoek is ingediend tot civiele machtiging gesloten uithuisplaatsing tot aan zijn meerderjarigheid, dat gelijktijdig met de onderhavige strafzaak door de meervoudige kamer is behandeld.
De rechtbank heeft overwogen om de verdachte af te straffen binnen het strafrechtelijk kader. Echter, wanneer de verdachte niet binnen de gesloten jeugdhulp kan verblijven, wordt de kans groot ingeschat dat hij bij terugkeer in de maatschappij snel zal terugvallen in zijn oude gedrag en hij zich bezig zal houden met criminele activiteiten. De rechtbank heeft, gelet ook op het feit dat de verdachte zichzelf heeft gemeld bij de politie en zijn spijt betuigd heeft over het onderhavige feit, de deskundigen en de hulpverlening ook adviseren om de verdachte dit civiele traject te laten vervolgen en het feit dat hij ter terechtzitting heeft verklaard gemotiveerd te zijn, besloten om hem de mogelijkheid te bieden om binnen het civielrechtelijk traject te werken aan de behandeling en begeleiding die hij nodig heeft en aan de preventie van recidive. Van de verdachte wordt medewerking aan en inzet voor zijn behandeling binnen dit traject verwacht.
De rechtbank stelt vast dat het gepleegde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen.
Gezien het voorgaande zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd, om te garanderen dat de verdachte zal meewerken aan zijn plaatsing en behandeling bij Schakenbosch en de daarop volgende behandeling en begeleiding. De voorwaardelijke maatregel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het opleggen van deze voorwaardelijke PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De voorwaardelijk op te leggen maatregel zal bij eventuele tenuitvoerlegging verlengbaar zijn tot een termijn van maximaal zeven jaar, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, aangezien verdachte veroordeeld zal worden wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot afpersing. Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de psychiater, psycholoog, de Raad en jeugdreclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank bepaalt daarbij dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht de proeftijd ingaat op de datum van de einduitspraak.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

Parketnummer 10/131582-15

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 15 september 2015 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van een verkeersfeit veroordeeld voor zover van belang tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 29 september 2015 en is nadien voor de duur van een jaar verlengd.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting van 20 maart 2018 gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
De verdediging heeft eveneens verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.
Parketnummer 10/203648-16
8.4.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 januari 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2017.
8.5.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting van 20 maart 2018 gevorderd de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
De verdediging heeft eveneens verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.6.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, te gelasten.
Parketnummer 10/661027-16
8.7.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 oktober 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van afpersing, diefstal en overtreding van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 193 dagen, waarvan een gedeelte groot 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 4 november 2016.
8.8.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting van 20 maart 2018 gevorderd de voorwaardelijke straf slechts gedeeltelijk, te weten 90 dagen jeugddetentie, ten uitvoer te leggen en de vordering voor het overige af te wijzen.
De verdediging heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.9.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht in het licht van de overweging zoals hiervoor opgenomen onder §7.3 en §7.4 het thans echter niet opportuun deze last te geven. Om de verdachte zo lang mogelijk in te scherpen dat hij zich van strafbare feiten moet onthouden en aan zijn leven moet werken, zal de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf worden verlengd met een jaar en de voorwaarden zullen worden gewijzigd, zodat deze overeenkomen met de voorwaarden zoals deze gesteld zullen worden bij de PIJ-maatregel die voorwaardelijk zal worden opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 101 (honderdéén) dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • in ieder geval tot aan zijn meerderjarigheid meewerkt aan behandeling bij Schakenbosch of een soorgelijke instelling;
  • in aansluiting daarop meewerkt aan een beschermd wonentraject, zo mogelijk bij Schakenbosch, dan wel begeleid wonentraject binnen een LVB (Lichte Verstandelijke Beperking) instelling;
  • meewerkt aan (praktische) begeleiding/behandeling vanuit de LVB instelling, of een door hen aangewezen instelling, om zijn vaardigheden te vergroten en te werken naar zoveel als mogelijk zelfstandigheid, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan het behalen van zijn MBO 1 diploma door zijn proeve van bekwaamheid te doen;
  • meewerkt aan het vinden van een baan en/of een andere gepaste dagbesteding;
  • meewerkt aan het vergroten van een pro-sociaal netwerk;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
gelast de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren subsidiair 15 (vijftien) dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van 15 september 2017 in de zaak met
parketnummer 10/131582-15;
wijstde gevorderde last tot tenuitvoerlegging in de zaak met
parketnummer 10/203648-16 toe en legtin plaats van de bij dat vonnis van 12 januari 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 10 dagen
opeen taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/661027-16 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie met één jaar en wijzigt de onder dit parketnummer opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat deze gelijk komen te luiden als de bijzondere voorwaarden die in de onderhavige strafzaak met
parketnummer 10/661013-17in het kader van de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen aan de verdachte worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M. van Kuilenburg en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 december 2017 te Rotterdam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van
geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] en/of Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel of
ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of Gall & Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
- een winkel (Gall & Gall) is binnen gelopen, zulks terwijl hij, verdachte,
(een deel van) zijn gezicht met een bivakmuts bedekt heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) dichtbij voornoemde [naam slachtoffer 1] is gaan staan en/of
- ( vervolgens) (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
aan die [naam slachtoffer 1] heeft getoond/voorgehouden en/of met dat mes/voorwerp één of
meer (zwaaiende) beweging(en) in de richting van die [naam slachtoffer 1] heeft gemaakt
en/of
- ( daarbij) (dreigend) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, de
inhoud van de kassa wilde hebben, althans iets van gelijke (dreigende) aard
en/of strekking tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd en/of
- ( daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft geschreeuwd en/of
- één of meer (volle) glazen fles(sen) tegen en/of in de richting van die
[naam slachtoffer 1] heeft gegooid;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht