7.3.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
Drs. B.W.H.M. Roelofs-van Bon, GZ-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 februari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis, zwakbegaafdheid en een ouder-kind-relatieprobleem en dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde dient aan de verdachte in een verminderde mate te worden toegerekend.
In de afgelopen jaren bleek telkens weer dat verdachte zich slecht aan de regels kan houden zodra hij in een minder gestructureerde situatie verkeert. Hij verliest het overzicht, ziet niet meer wat de gevolgen van zijn gedrag kunnen zijn, raakt in paniek, en impulsief handelen is dan het gevolg. In deze situatie is geen verandering opgetreden en daarmee vormt het een groot recidiverisico. In de thuissituatie zijn de problemen alleen maar toegenomen nu de ouders gaan scheiden en de verdachte zal zijn aangewezen op een onmachtige moeder. Voorts vertelt de verdachte dat hij in de periode van het ten laste gelegde handelde in cocaïne, hetgeen betekent dat hij op dat moment was ingebed in het criminele milieu. Vanuit de RAP en SAVRY kunnen daar de volgende risicofactoren aan worden toegevoegd: eerder gewelddadig gedrag, dragen van een wapen bij het ten laste gelegde, een zekere planning van het ten laste gelegde, hij heeft zich onttrokken aan voorwaarden van behandeling, geringe schoolprestaties, omgang met delinquente leeftijdgenoten, geringe copingvaardigheden, geringe opvoedingsvaardigheden van ouders. Wat beschermende factoren betreft, dient gemeld te worden dat verdachte weliswaar bereid is mee te werken aan resocialisatie maar dat het de vraag is of hij deze motivatie zal weten te handhaven als hij op vrije voeten is. Al met al kan gesproken worden van een hoog recidiverisico op hernieuwd gewelddadig gedrag.
De verdachte heeft behoefte aan hulp wat betreft huisvesting, aan begeleiding/coaching die voor hem gemakkelijk en snel beschikbaar is en werk, wellicht aangevuld met enige scholing. Wat betreft de uitvoerbaarheid hiervan zou gedacht kunnen worden aan een continuering van de plaatsing in Schakenbosch. Het klimaat binnen deze instelling past het beste bij verdachte, omdat hij nog niet verhard is. Hieraan kan een verplicht reclasseringscontact worden gekoppeld, dat ook doorloopt nadat verdachte 18 jaar is geworden. Informatie bij Schakenbosch leert dat de plaatsing kan worden gecontinueerd als verdachte 18 jaar is geworden, in het kader van een verlenging van de machtiging gesloten plaatsing. Daarna kan - aldus de medewerker van Schakenbosch - onder andere financiering van een vervolgplek worden aangevraagd bij de gemeente. Indien de rechtbank tot een hervatting van de plaatsing in Schakenbosch zou besluiten, dan is daarbij een verplicht juridisch kader geïndiceerd. Gedacht zou kunnen worden aan het kader van bijzondere voorwaarden bij strafoplegging. Maar eventueel zou ook gedacht kunnen worden aan het juridisch kader van een voorwaardelijk PIJ-maatregel, die daarmee zou kunnen dienen als een sterkere stok achter de deur ter vermindering van het recidivegevaar.
D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 februari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte werden een normoverschrijdende gedragsstoornis, functioneren op zwakbegaafd niveau en gezinsproblematiek gediagnosticeerd. Gezien de aard van de stoornissen kan worden aangenomen dat deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. Gezien de diagnostiek lijken hierbij de volgende factoren van belang te zijn bij het tot stand komen van het ten laste gelegde. Verdachte geeft aan geen geld meer te hebben en te zijn onttrokken aan Schakenbosch. Daarnaast deden zich problemen voor in de (voor verdachte) gebruikelijke wijze van voorzien in zijn levensonderhoud, namelijk het dealen van drugs. Hierdoor bestond er voor hem een acuut geldprobleem dat hij niet anders wist op te lossen dan door het plegen van een overval op een winkel. Gezien de aard van de stoornissen kan worden aangenomen dat deze ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen verklaard. Ten aanzien van de tenlastelegging adviseert onderzoeker deze in verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de manier waarop de verdachte zichzelf enkele weken heeft kunnen onttrekken aan zorg en steun door zijn omgeving (gezin en Schakenbosch) lijkt het dat hij zich makkelijk heeft kunnen aansluiten bij een netwerk dat als niet pro-sociaal gezien moet worden. Ook de eigen meldingen van dealen wijzen hierop. Het risico op recidive in zijn algemeenheid moet daardoor als sterk verhoogd gezien worden. Toeleiding naar begeleid wonen middels een traject binnen een JeugdzorgPlus instelling is gewenst, teneinde zijn functioneren zo goed mogelijk te houden. Hierbij dient er aandacht gegeven te worden aan een pro-sociale dagbesteding waarmee hij een toekomst kan opbouwen. Onderzoeker is er niet helemaal gerust op dat hiermee recidive volledig zal kunnen worden voorkomen. Maar vanuit gedragsdeskundig opzicht lijkt dit de meeste mogelijkheden te bieden op een pro-sociale toekomst. Onderzoeker staat dan ook positief ten opzichte van een (nieuwe) plaatsing binnen Schakenbosch, waarbij er opnieuw gefaseerd gewerkt wordt aan het omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden. Een kader van een (fors) voorwaardelijk jeugdstrafdeel lijkt vanuit gedragsdeskundig oogpunt het meest passend te zijn om bovenstaande doelstellingen te bereiken. Vanuit het voorkomen van recidive kan onderzoeker zich voorstellen dat de rechtbank tot een andere afweging komt, zoals een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna:
de jeugdreclassering) heeft een gezinsplan over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 maart 2018. Dit gezinsplan houdt onder meer het volgende in.
De jeugdreclassering acht het van groot belang om het civiele kader te laten prevaleren boven het strafrechtelijk kader. Ondanks dat verdachte misstappen begaat, is de jeugdreclassering van mening dat middels deze weg het recidiverisico zo klein als mogelijk wordt gehouden. De verdachte afstraffen in het strafrechtelijke kader zal leiden tot verharding en demotivatie, wat maakt dat al het opgebouwde teniet wordt gedaan.
De jeugdreclassering adviseert de rechtbank om de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met een maximale proeftijd onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- begeleiding vanuit de jeugdreclassering krijgt;
- meewerkt aan de gesloten plaatsing bij Schakenbosch tot aan zijn meerderjarigheid;
- meewerkt aan een beschermd dan wel begeleid wonen traject binnen een LVB (Lichte Verstandelijke Beperking) instelling bij meerderjarigheid;
- meewerkt aan (praktische) begeleiding/behandeling vanuit de LVB instelling, of een door hen aangewezen instelling, om zijn vaardigheden te vergroten en te werken naar zoveel als mogelijk zelfstandigheid;
- meewerkt aan het behalen van zijn MBO 1 diploma door zijn proeve van bekwaamheid te doen;
- meewerkt aan het vinden van een baan en/of een gepaste dagbesteding bij meerderjarigheid;
- meewerkt aan het vergroten van een pro-sociaal netwerk.
Met betrekking tot de TUL verzoeken, onder parketnummers: 10/131582-15, 10/203648-16 en 10/661027-17, adviseert de jeugdreclassering om deze niet ten uitvoer te laten leggen.
De Raad voor de Kinderbescherming ( hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 maart 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte is een zeventienjarige jongen met een beneden gemiddeld intelligentieniveau.
Er is sprake van ernstige problematiek en gedragsproblematiek. Verdachte laat zien dat hij in staat is om te functioneren binnen een gestructureerde behandelsetting, zoals Harreveld en de Mast in RJJI De Hartelborgt, maar vrijheid en verlofmomenten kan hij niet aan. Verdachte beschikt niet over voldoende vaardigheden die hem op cruciale momenten in staat stellen om 'goede' beslissingen te nemen. Beslissingen waardoor hij niet in ernstige problemen komt zoals in het onderhavige ernstige delict. Het algemeen en dynamisch risicoprofiel bevestigen dat er sprake is van een hoge recidivekans. Behandeling van verdachte is derhalve noodzakelijk.
Gelet op het bovenstaande lijkt een kader van een (fors) voorwaardelijk jeugdstrafdeel vanuit gedragsdeskundige oogpunt het meest passend te zijn om bovenstaande doelstellingen te bereiken. Vanuit het voorkomen van recidive kan het zijn dat de rechtbank tot een andere afweging komt, zoals een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. Mede vanuit het persoonlijkheidsonderzoek lijkt met name toeleiding naar begeleid wonen middels een traject binnen een JeugdzorgPlus instelling gewenst, teneinde het functioneren van de verdachte zo goed mogelijk te houden. Hierbij dient er aandacht gegeven te worden aan een zinvolle dagbesteding waarmee hij op termijn een toekomst kan opbouwen. Een (nieuwe) plaatsing binnen Schakenbosch, waarbij er opnieuw gefaseerd gewerkt wordt aan het omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden lijkt de beste optie.
De Raad adviseert de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met een maximale proeftijd, onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering in het gezinsplan d.d. 15 maart 2018.
Ook met betrekking tot de vorderingen tenuitvoerlegging, onder parketnummers: 10/131582-15, 10/203648-16 en 10/661027-17, sluit de Raad zich aan bij het advies van de jeugdreclassering.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting is door de vertegenwoordigster van de jeugdreclassering te kennen gegeven dat uit recent contact met de plaatsingscoördinator van Schakenbosch is gebleken dat de verdachte daar vanaf 23 maart 2018 in het kader van een gesloten machtiging uithuisplaatsing geplaatst kan worden.