Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
de vennootschap naar buitenlands recht Hoist Portfolio Holding Ltd.,
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hoist Portfolio Holding Ltd. en gedaagden, die een kredietovereenkomst hadden gesloten met Intermediaire Voorschotbank B.V. De vordering van Hoist, die de rechtsopvolger is van IVB, betreft een bedrag van € 28.444,60, dat gedaagden zouden moeten betalen wegens tekortkomingen in de nakoming van hun betalingsverplichtingen. Gedaagden hebben de vordering betwist, onder andere op basis van het argument dat er geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden, omdat niet voldaan zou zijn aan de vereisten van artikel 3:94 lid 1 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Hoist, als frequent procederende partij, had moeten voldoen aan de eisen voor een juiste onderbouwing van haar vordering, maar heeft nagelaten de benodigde akte van cessie over te leggen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat Hoist een vorderingsrecht heeft op gedaagden. De vordering is afgewezen en Hoist is veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 800,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.