In deze zaak heeft de kantonrechter op 5 juli 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder, aangeduid als [eiser], en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De verhuurder vorderde ontruiming van de woning van de huurder wegens een huurachterstand van € 2.800,00. De huurder betwistte de huurachterstand en voerde aan dat hij contant een hoger bedrag had betaald dan de verhuurder beweerde. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 juni 2018, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde huurachterstand. De kantonrechter concludeerde dat het bestaan van de huurachterstand niet aannemelijk was gemaakt, waardoor de vorderingen van de verhuurder werden afgewezen. Tevens werd de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de huurder, vastgesteld op € 400,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.